2 minute read

Wat heb ik er nou eigenlijk van gebakken?

Toen mijn lieve vriendin Mirjam zestig werd, sprak ze de woorden: “Zestig, vind ik een gewichtige leeftijd, en wat heb ik er nou eigenlijk van gebakken?” Dat zinnetje heeft me nooit meer losgelaten. Twee jaar geleden is zij op tweeënzestigjarige leeftijd ziek geworden en binnen zes maanden overleden. Nu ik deze ‘gewichtige leeftijd’ bereikt heb, vraag ik mij vaker af: wat heb ík er nou eigenlijk van gebakken?

In het septembernummer van 2018 schreef ik mijn eerste column voor OPZIJ. Dit is de 28ste column die ik schrijf. Het leek de moeilijkste ooit. Alsof het de allerlaatste kans is om een belangrijke boodschap over te brengen. Ik besloot om ter inspiratie mijn columns terug te lezen. Te beginnen bij de laatste, over de ophanden zijnde excuses van de Nederlandse overheid aan de nazaten van ons slavernijverleden. (Deze excuses zijn overigens lekker ‘neokoloniaal’ doorgedrukt op de 19 december, in plaats van de nadrukkelijke wens van de Surinaamse gemeenschap om dit op 1 juli 2023 te doen. Zelfs een kort geding om dit tegen te houden mocht niet baten.)

Wat ik teruglas was een grillig tijdsbeeld, mooi, grappig én confronterend. Mijn eigen ontwikkelingen van de afgelopen jaren kwamen voorbij.

Mijn stukken gingen niet alleen over mijn persoonlijke leven, ook over wat mij ráákte.

Verhalen over vrouwen en soms mannen uit Nieuw-Zeeland, VS, Soedan, Suriname, China, Zuid-Afrika, Oekraïne. Ik schreef over onderdrukking en onrecht tegen vrouwen, femicide en de ontkenning ervan, zwarte vrouwen die bij het uitbreken van de oorlog uit de trein geduwd werden, Black Lives Matter, over de vergelijking dat Oekraïners op ‘ons’ lijken en Nederlanders en masse nu wél gastgezin wilden zijn. Over mijn vurige wens dat 1 juli, Ketikoti, de dag van de afschaffing van de slavernij, een nationale vrije – en herdenkingsdag moet worden. Mijn familie van een veelheid van kleuren en culturele achtergronden blijft een dankbare inspiratiebron. Mijn moeder voorop die veerkracht zo’n beetje heeft uitgevonden.

Mijn zoon die racisme meemaakte op zijn bedrijf en het er niet bij liet zitten en ópstond. Mijn Nederlandse oma stiefelt in een stukje voorbij. Ze was woke ver voordat het woord bestond. Zij timmerde net zo goed een kippenhok als dat ze sokken stopte. Ondanks de mishandelingen die ze te verduren heeft gehad als kind, maakte ze het beste van haar leven.

Gisteravond sprak ik mijn tantevriendin Siegmien Staphorst vanuit Paramaribo. Zij is voorzitter van de raad van advies van het Nationaal Comité Slavernijverleden. Een drukke belangrijke job in de aanloop naar 1 juli. Ze gaf mij een update over Suriname waar ik kippenvel van kreeg. Kinderen gaan om de dag of helemaal niet meer naar school uit geldgebrek. Een commercieel gokbedrijf in Paramaribo deelt dagelijks tweehonderd maaltijden uit. En ze helpen de armste gezinnen met enveloppen contant geld om hun huur of ziektekosten te betalen. Siegmien vertelde dat er meerdere bedrijven honderden maaltijden uitdelen, omdat volwassenen en kinderen geen eten kunnen kopen. Mensen lijden honger in Suriname!

Mijn eigen leven was op slag minder belangrijk. Toch zei ze me: “Gudu, yu p’sa wan tu tranga skwala.” Sranantongo voor: lieve schat, je hebt enkele zware golven overwonnen. Wat mij betreft onvergelijkbaar met wat de mensen in Suriname meemaken, maar ik vond het heel lief dat ze dat zei. Ik hoop dat je uit al die columns één zinnetje of één woord hebt gelezen dat bij je is blijven plakken of je zelfs nooit meer loslaat. Dan heb ik er in elk geval de afgelopen vierenhalf jaar iets van gebakken.O

This article is from: