
3 minute read
Langestraat had ooit 59 cafés
Vandaag ben je in de Langestraat op de goeie plaats om lekker te eten, een tattoo te laten zetten of een plaat, broek of bordspel te scoren in een van de hippe winkels. Maar er was een tijd dat je in de Langestraat vooral terechtkon voor een glas bier. Of twee … of drie …
De Langestraat, ooit één lange tapkast!
Advertisement
De 19de eeuw was voor Brugge een rampzalige periode: algemene werkloosheid en het daarbij horend alcoholprobleem. Dat betekende niet dat er in Bruges la Morte geen leven was, maar er was vooral leven in de brouwerij! Wat er toen ook over Brugge beweerd werd, meer dan 50 brouwerijen en zo’n 1200 cafés zorgden ervoor dat niemand dorst hoefde te lijden. Dat betekent dat zowat in één huis op zeven drank verkregen kon worden. Toch als je enkel de officiële drankgelegenheden meetelt, want er waren ook andere. “Van voren de winkel en van achter de krinkel” zoals dat in Brugge genoemd werd.
Kabberdoeskens
Hotspots met veel cafés waren De Markt en rond het station. Vooral rond de statie werd niet alleen maar dorst gelest. Sommige cafés kwamen tegemoet aan heel andere behoeften. Er waren daar nogal wat rendez-vous huizen of kabberdoeskens bij. De aankondiging “Ici on
Gelukkig hebben een paar cafés, zoals den Optimist tegen de Kruispoort, de grote leegloop overleefd. De naam van den Optimist is wél veranderd: vroeger was dat de Cyclist, met een cafébaas die ook fietsen herstelde.
Cafés tellen
peut manger ses provisions” kreeg er een wel erg dubbelzinnige betekenis. Een andere verzameling cafés vond men rond de Kruispoort. Dat kwam natuurlijk door de kazernes. Alleen al in de Langestraat waren er rond 1900 zo’n 54 drankgelegenheden en in de Vuldersstraat nog eens 32 extra!
Au Sultan
Meerdere cafés droegen een Franse naam zoals L’Indépendance, Au Tramway, A la Ville de Verviers en A la Wallonne. Dat was niet alleen omdat de taal in ’t Belgisch leger Frans was, de taal van Molière diende om Waalse soldaten aan te trekken. Er werd door het stadsbestuur ook controle gehouden op de deftigheid van de naam: zo kon Au Manneken-Pis absoluut niet door de beugel en werd de naam vervangen door Au Soldat Laboureur. En de nieuwe uitbater van café ’t Schipje vond die naam “trop commun et vulgaire” en was ervan overtuigd dat Au Sultan ging zorgen voor vele klanten en een overvolle zaak. Nu zijn al die namen weg. Alhoewel, aan een café in de Vuldersstraat, tegen de vesting, kon je tot voor enkele jaren nog de cafénaam “In ’t Groot Kanon” lezen. Meer dan de helft van de cafés droeg trouwens geen naam en dat was ook niet nodig met het overheersende analfabetisme. Maar hoe weten we dat nu zo juist van al die cafés? Tegen het einde van de 19de eeuw werd door de regering een wet uitgevaardigd “ter beteugeling van de openbare dronkenschap”. Als gevolg daarvan kregen alle politiekorpsen de opdracht een inventaris op te maken van de cafés in hun stad of gemeente. Zo gebeurde het ook in Brugge, waar in 1887 alle drankgelegenheden geteld werden en op een lijst terechtkwamen. Die Belgische wet werd in 1919 en 1939 bevestigd door de Wet Vandervelde. Oudere lezers zullen zich nog herinneren dat die wet vroeger in elk dranklokaal zichtbaar opgehangen moest worden. Niet dat iemand ooit die affiche met kleine lettertjes en saaie onleesbare tekst las, maar die was indertijd toch een onmisbaar onderdeel van het interieur van elke café. Aan het uitbundige caféverleden van de Langestraat kwam een einde toen na de oorlog het Belgisch leger Duitsland ging bezetten om te voorkomen dat men daar een derde keer aan uitbreiding dacht. Maar met de verhuizing van de piotjes werden de vele cafés natuurlijk compleet overbodig. Meerdere cafés verdwenen, anderen schakelden over op een restaurantfunctie zoals de “Stad Kortrijk” die de “Pro Deo” werd, de Grote Hert geeft tapas onder de Spaanse naam “Sol y Sombra” en Café Rubens werd de “Uilenspiegel”. Maar de tijd van 54 cafés in de Langestraat is voorgoed verdwenen. Tegenwoordig kun je de echte cafés op één hand tellen. Laten we ze koesteren, ze zijn deel van onze buurtgeschiedenis.
Uit het archief van Bob Warnier (Annabil)