14 minute read

"Private sector cruciaal voor toekomst van jonge Afrikanen!"

Het ACET ondersteunt de groei van Afrika op lange termijn door middel van economische transformatie. Het instituut produceert onderzoek, biedt beleidsadvies en verbindt belangrijke belanghebbenden, zodat Afrikaanse economieën beter gepositioneerd zijn voor slimme, inclusieve en duurzame ontwikkeling. Groei op zich is geen garantie voor een betere samenleving, beginnen ook Afrikaanse staten in te zien, zo blijkt uit de toelichting van Charles Odoom. ACET heeft als lange termijn doel om binnen een generatie nationale economieën zo te veranderen dat het leven van de gemiddelde Afrikaan erop vooruit gaat. De volksgezondheid staat voorop. “Ons groeikader zorgt ervoor dat, naast de groei van het BBP, de Afrikaanse economieën diversifiëren, goederen produceren die exportconcurrerend zijn, hun productiviteit verhogen, de nieuwste technologie integreren en de efficiëntie vergroten. Uiteindelijk is alles gericht op een betere gezondheid.”

Het ACET instituut werd in 2008 opgericht door Dr. K. Y. Amoako, een in Ghana geboren voormalige ondersecretaris-generaal van de Verenigde Naties die verantwoordelijk is voor de Economische Commissie voor Afrika van de Verenigde Naties. ACET's reeks vlaggenschip-rapporten, The African Transformation Reports (ATR's), verkent de belangrijkste hefbomen van economische transformatie en analyseert beperkingen. Elk rapport schetst transformatiethema's en uitdagingen en geeft beleidsaanbevelingen. ATR's zijn gebaseerd op originele analyses en maken gebruik van best practices uit heel Afrika. De eerste van de serie, gepubliceerd in 2014 en getiteld "Growth with DEPTH", bouwde het kader dat economische transformatie voor Afrika definieert en verklaart, waarbij lessen worden getrokken uit internationale casestudy's, vooral in Azië. De vijf kernbegrippen zijn diversificatie, export, produktiviteit, technologie en gezondheid.

Advertisement

De African Transformation Index (ATI) is ook ontwikkeld volgens de lijnen van de Growth with DEPTH-elementen. Resulterende gewogen scores meten de economische transitie over het hele continent en bieden voor elk Afrikaans land een transformatie score. Landen kunnen hun progressie vergelijken met het continentale resultaat en met andere Afrikaanse staten. Ook worden scores aangeboden op specifieke elementen, ook weer aan de hand van het uitgangspunt DEPTH. Drie jaar geleden is Charles Odoom door ACET binnengehaald als hoofd van de nieuwe ontwikkelingseenheid voor de particuliere sector. Hij kreeg de taak om een praktijkprogramma op te zetten. Daarvoor was Charles directeur-eigenaar van een managementadviesbureau genaamd Carl Moodo Advisory. Hij is ook medeoprichter van FMS Ghana, een managementdienstenen adviesbureau dat hoofdzakelijk klanten in de olie- en gasindustrie bedient. Eerder was hij strategie- en operations consultant bij PricewaterhouseCoopers, PwC.

"Impact door beleidsondersteuning en belangenbehartiging bij overheden kost meestal tijd en ziet soms nauwelijks het daglicht. ACET realiseerde zich dat om een inclusieve en holistische transformatieagenda te stimuleren, belanghebbenden en actoren uit de particuliere sector betrokken moesten worden in het werkveld. Het DEPTH-kader vraagt om waarborging van actieve deelname op microniveau. Ik ben binnengehaald om deze agenda te realiseren,” zegt Charles Odoom. Om transformatie mogelijk te maken moeten Afrikaanse overheden de particuliere sector gaan zien als motor van de economie, maar dat vraagt wel om een helder kader dat door die overheden moet worden bepaald en omarmd. Er is een serie voorwaarden die vooraf gaan aan het stimuleren van kleinere en middelgrote bedrijven, die succes hebben. "Allereerst moet er een stabiel politiek klimaat zijn waarin de rechtsstaat van het grootste belang is en wordt bewaakt door sterke instellingen. Dit om een gunstig ondernemingsklimaat te ondersteunen. Vervolgens moet er een economie zijn die gericht is op het ontwikkelen van een binnenlandse marktomgeving die waardecreatie door productie en industrialisatie ondersteunt. De structuur van de meeste Afrikaanse economieën, ontworpen om westerse en Aziatische industrieën te voeden met grondstoffen, blijft de grootste ontwikkelingsuitdaging. De Afrikaanse economie is gebaseerd op export van grondstoffen naar Europa en andere delen van de wereld en dat moet gedeeltelijk veranderen,” aldus Charles Odoom.

Hij werkt samen met spelers uit de particuliere sector in verschillende Afrikaanse landen, om uit te vinden hoe ze hun capaciteiten kunnen versterken. Met die bevindingen stapt hij naar de betreffende overheden om de basis te leggen voor een nationaal industrialisatiebeleid en het uitbouwen van de particuliere sector. Zijn programma richt zich op de ontwikkeling van het MKB, met name de middelgrote ondernemingen die goederen en diensten produceren die het potentieel hebben om in mondiale waardeketens te integreren. Het programma hanteert een accelerator/incubator model dat sector-agnostisch is. Uiteindelijk probeert het programma verschillende zorgvuldig geselecteerde MKB-ondernemingen daadwerkelijk verder te helpen. Odoom organiseert technische ondersteuning, mentorschap, coaching, financiële ondersteuning en transactieadviesdiensten. Het oogmerk is om geselecteerde bedrijven investeringsklaar te maken en hen te ondersteunen bij integratie in Afrikaanse en mondiale waardeketens. De toegang tot risicokapitaal en de kosten van financiering blijven belangrijke hindernissen voor groeiende MKB-bedrijven in Afrika. Bemiddeling van ACET maakt het makkelijker om industriele groeibedrijven aan te sluiten op passende financiering. “Lokale leningen van bancaire instellingen of financieringsmaatschappijen zijn erg duur, vanwege hoge rentepercentages. Het is echter goed mogelijk om veelbelovende Afrikaanse bedrijven toegang tot externe kapitaalverschaffers te bieden, om zo goedkopere financiering van hun groei-agenda te krijgen. Lokale financiële instellingen kunnen daarbij tussenpersoon zijn. Ze helpen om de garanties te bieden die nodig zijn om internationale financiering mogelijk te maken.

De adviesondersteuning voor transacties die aan het MKB wordt verleend, omvat ook onderhandelingen met financieringspartners. Het helpt om de machtsdynamiek in evenwicht te brengen die gewoonlijk in het voordeel van de grote beleggers wordt gezien. We werken aan de ontwikkeling van particuliere bedrijven in Afrikaanse landen die directe partners kunnen worden voor investeerders die naar de Afrikaanse markt kijken, via FDI's, JV's en andere regelingen. Deze worden steeds belangrijker om nationale programma's voor economische ontwikkeling en transformatie op dit continent ten uitvoer te brengen.” ACET voert meerlandenstudies uit die inzichten verschaffen om adviseurs, beleidsactoren en ontwikkelingspartners bijeen te roepen om aanbevelingen te bespreken en aan te nemen voor het hervormen van beleid gericht op economische transformatie. Ook ontwikkelt ACET specifieke implementatieprogramma’s voor het MKB in bepaalde landen. Ghana, Rwanda en Liberia hebben dergelijke programma's. ACET is ook een kernpartner voor Compact with Africa (CwA), een initiatief van de G20. Onder dit pact ondersteunt ACET landen onder de CwA om het doel van het programma te bevorderen. ACET's ontwikkelingsprogramma voor de particuliere sector is een van de initiatieven die worden geïmplementeerd om de CwAagenda te stimuleren. Net als andere Afrika-experts in deze editie is Charles Odoom enthousiast over het vestigingsklimaat in het relatief kleine land Rwanda. "Het land is democratisch en heeft sinds 2000 een inclusieve en welvarende ontwikkeling doorgemaakt onder het bewind van president Paul Kagame. Rwanda is zeer vooruitstrevend en de emancipatie van vrouwen heeft een prominente plaats gekregen. Het parlement heeft het hoogste percentage vrouwelijke parlementariërs ter wereld. Hoewel de economie relatief klein is, heeft het ondernemingsklimaat grote vooruitgang geboekd, is er gebruik gemaakt van technologische innovatie en is het land zeer gunstig voor investeerders. Er is een one-stop-shop voor bedrijfsregistratie, licenties en vergunningen. Een bedrijf kan binnen twee uur worden geregistreerd. De houding van de overheid ten opzichte van het bedrijfsleven is zeer efficiënt en vriendelijk. Rwanda heeft ook speciale economische zones die fiscale prikkels bieden voor zowel lokale als buitenlandse investeerders. Rwanda biedt gratis bedrijfsterrein en infrastructuur voor elke fabriek of productie-entiteit die minstens duizend werknemers in dienst neemt..

Charles Odoom stelt vast dat er in Afrika grotere landen zijn met enorme middelen, maar die toch worden geconfronteerd met veel problemen die de groei en transformatie beperken. De DR Congo is een van die enorme landen met een groot potentieel om banen voor zijn mensen te transformeren en te creëren. De decennia van politieke conflicten en het gebrek aan infrastructuur, zoals wegennet, stroom en connectiviteit, zorgen echter voor ecnomische stagnatie. Op basis van de transformatie-index van ACET is Charles Odoom niet enthousiast over het land. "Congo is er altijd geweest en we weten al tientallen jaren dat het land enorme reserves heeft aan diamanten, goud, kobalt, nikkel en andere grondstoffen. Ondanks de positieve groei van het bbp in de afgelopen jaren, voornamelijk gedreven door de mijnbouw, ontbreekt het statistisch bewijs voor transformatie. Corruptie blijft door Afrika razen en Congo is niet vrijgesteld,” aldus Charles Odoom. Aan de andere kant is hij behoorlijk enthousiast over Nigeria. Het land is niet alleen een economische reus vanwege zijn olie- en gasreserves, maar meer en meer grijpt het regionale controle in Afrika. De economie is de grootste in Afrika, de 31e grootste in de wereld door het BBP. De Wereldbank beschouwt Nigeria als een opkomende markt.

Nigeria wordt aangeprezen als de reus van Afrika vanwege de grote bevolking van ongeveer 220 miljoen mensen. Nigeria heeft de afgelopen decennia een stabiel democratisch bestel gehad na jaren van militaire dictators. Nigeria is een van de oprichters van de Afrikaanse Unie en lid van vele internationale organisaties, waaronder de Verenigde Naties, het Gemenebest van Naties, NAM, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten, de Organisatie voor Islamitische Samenwerking en de OPEC. Het is ook lid van de informele MINT-groep van landen en is een van de Next Eleven-economieën. Het land scoort echter laag in de Human Development Index en blijft een van de meest corrupte landen ter wereld. De zorg over corruptie komt tot uiting in andere interviews in deze Afrika-editie. Charles Odoom is ook positief over het continent Afrika. "Van Kenia in Oost-Afrika naar het zuiden tot in Zuid-Afrika zijn de politieke omstandigheden op dit moment stabiel. Dat is een voordeel dat we in de vorige eeuw niet echt hebben gezien. Het creëert de mogelijkheid om de middenklasse van burgers snel te laten groeien. De landen aan de noordkant, zoals Marokko en Egypte, zijn al geavanceerde economieën geworden. Helaas kan dit niet gezegd worden van alle staten in West-Afrika, zoals Guinee, Mali en Burkina Faso, waar de afgelopen jaren opstanden zijn geweest met gevallen van plundering en mensenrechtenschendingen. Ik wil het geen langdurige oorlogen noemen, het zijn eerder verstoringen van de democratie.

Het gebrek aan werkgelegenheid voor de enorme jeugdige bevolking van Afrika blijft een groot risico dat kan escaleren tot veiligheidsspanningen. Het is een race tegen de klok om genoeg banen te creëren om deze tikkende tijdbom snel te ontmantelen. De Afrikaanse continentale vrijhandelszone is een gemeenschappelijke markt die alle Afrikaanse landen de mogelijkheid biedt om samen te gedijen. Hoewel enkele landen het niet vertrouwen, laten de ACET-projecties zien dat alle landen op termijn zullen profiteren van liberalisering op dit continent. Afhanklijk van het economisch klimaat kunnen landen zowel winsten als verliezen ervaren. Alle landen moeten echter scherp zijn om winsten te realiseren en om de impact van verliezen te minimaliseren. We kunnen niets aan het toeval overlaten." Charles eindigt met de opmerking dat het beleid van Afrikaanse landen om ondernemerschap te stimuleren en om de particuliere sector te ondersteunen, het nodige dividend zal opleveren om banen te scheppen voor de Afrikaanse jeugd. ♦

Door de oorlog in Oekraïne en de afsnijding van Europa van Russisch gas is de vraag naar LNG enorm gegroeid met navenante prijzen tot gevolg en daarmee megawinsten voor veel olie & gasbedrijven; maar ook de huidige winsten lijken slechts ten goede te komen aan een kleine groep in WestAfrika. Dit interview bevat geen (officiële) Chevron standpunten maar is uitsluitend het persoonlijk beeld dat Bas de Lange heeft overgehouden na een decenium te hebben gewerkt en gewoond in West-Afrika.

Nigeria en Angola zijn – met Algerijede Afrikaanse landen met de hoogste productie van aardolie en in toenemende mate aardgas. Sinds de Oekraine-oorlog staat het gebied weer volop in de belangstelling. Op Bonny Island, dat ligt in de Nigerdelta, hebben de Nigerianen een enorme productiecapaciteit mogelijk gemaakt voor het omzetten van aardgas in LNG. Samen met

Zo’n 10 jaar is alumnus Bas de Lange (20000407) werkzaam als ingenieur en manager binnen Chevron in de grote oliebron en gasbel van het Afrikaanse continent. Hij zag hoe contracten niet werden nageleefd en schrok van de enorme afdrachten aan de overheden en staatsoliemaatschappijen van Nigeria en Angola. De afgetikte miljarden dollars uit het verleden, zijn niet of nauwelijks ten goede gekomen aan de miljoenen gewone Afrikanen, zo stelt De Lange.

Qatar is het een van de kraamkamers waar de tekorten van aardgas in Europa, worden aangevuld. Voordat president Poetin de levering van aardgas aan met name Duitsland stopzette, werd er in Nigeria en Angola al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw veel geld verdiend door de machthebbers in beide landen. We spreken hierover met Nyenrodiaan Bas de Lange, die manager was bij Chevron Nigeria en nu in Luanda, de hoofdstad van Angola, is gestationeerd.

“De grote oliemaatschappijen zoals Shell, BP, Exxon, Total en Chevron hebben al decennia geïnvesteerd in de exploitatie van olievelden langs de kust van beide landen. Steeds moesten er nieuwe contracten worden opgesteld met de staats-oliemaatschappen. Er zijn verschillende eigendomsconstructies gebruikt, maar legerleiders, presidenten, ministers hebben allemaal gezorgd dat ze er flink beter van werden. Het probleem is dat de regimes van Nigeria en Angola vaak niet in staat blijken om een echte jointventure financieel te dragen. Op het moment dat een oliemaatschappij bijvoorbeeld een $ miljard had geïnvesteerd in een nieuw platform, bleek Nigeria vaak niet in staat om zijn deel van de investering op te brengen; zijn deel van de olie-opbrengsten was al weg gevloeid naar andere bestemmingen. Als oplossing moesten we terugvallen op deals waarbij externe financiering door (internationale) banken noodzakelijk was, of er werden overeenkomsten opgesteld waarbij de oliemaatschappij de investering in een veld of platform mocht terugverdienen, waarna Nigeria en/of Angola belasting gingen heffen over onze lokale winst danwel inkomen kreeg uit royalties. Het laatste is een manier om geen risico te lopen en toch te kunnen meeliften op de productie van westerse oliemaatschappijen. De olie & gas industrie is een kapitaalsintensieve industrie, waarbij de enorme investering upfront gedaan moet worden, waarna de returns zich vaak over 20+ jaar uitspreiden. Er is gespeeld met miljarden investeringen. De regels van het spel veranderen soms tijdens de wedstrijd; het gebeurt nogal eens dat wanneer een westerse maatschappij zich eenmaal heeft gecommitteerd, de wetgeving verandert, aanbestedingscontracten worden aangepast, etc. Met name na lokale of nationale verkiezingen kunnen er aanvullende eisen komen, want er is bijna altijd wel een nieuwe legerleider of politicus die dan wil meedelen in de olie-opbrengsten. De gedachte is dan: nu is het mijn beurt; ik pak mijn deel direct, want morgen is het er misschien niet meer. En met die manier van handelen is het er morgen inderdaad niet meer; een self-fulfilling prophecy die zich telkens herhaalt! Op die manier hebben verscheidene bestuurders van Afrikaanse olieproducerende landen veel geld vastgezet in onroerend goed in Londen, Dubai, etc. De bevolking heeft nauwelijks iets van deze cashcow teruggezien, hoewel ze indirect gesubsidieerd worden met lage benzineprijzen; een liter diesel kost in Angola zo’n 25 eurocent, benzine zo’n 30 Eurocent,” aldus Bas de Lange.

Extreme Fiscale Heffingen

In 2022 kwam de EU een investeringsprogramma van 150 miljard euro overeen met de Afrikaanse Unie. Een belangrijke voorwaarde van Afrikaanse zijde was dat hun overheden de regie over deze enorme verdeling van middelen mocht houden. De tendens was dat in het verleden Europese en ook Amerikaanse ondernemingen al zoveel hadden geprofiteerd van laag geprijsde grondstoffen uit Afrika. Die conclusie is volgens Bas vaak niet terecht.

“Wat de buitenwereld amper beseft is dat we bloot worden gesteld aan zeer hoge fiscale heffingen in Nigeria en Angola, wanneer de productieplatforms op zee eenmaal draaien. Dit fiscale regime is echt een essentiële factor; er zijn tijden geweest dat we -zelfs bij een behoorlijk hoge olieprijs- nieuwe investeringen niet van de grond kregen vanwege extreme fiscale heffingen en regels. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat veel westerse maatschappijen hun vizier verleggen naar landen waar de geopolitieke onzekerheid kleiner is.”

Ook wijst Bas de Lange op “vandalisme” waaraan de oliemaatschappijen in de Niger-delta en de zogenaamde shallowwaters worden blootgesteld.

“We kunnen hier meemaken dat pijpleidingen en installaties dicht onder de kust worden gesaboteerd. Er wordt simpelweg ruwe olie afgetapt en verkocht of plaatselijk geraffineerd “in potten en pannen”. Als er daarbij milieuvervuiling optreedt is het meestal de oliemaatschappij die daarop wordt aangekeken en kan opdraaien voor de kosten. Het komt ook voor dat pijpleidingen door locals worden opgeblazen om de cashflow van de president te raken; een middel om pressie uit te voeren bij onderhandelingen. Het zijn echt maffia-achtige praktijken. Exxon Mobil had er zoveel last van, dat zij een groot deel van hun operatie in deze regio hebben verkocht aan een indigenous company.”

De wereldwijde vraag naar aardgas, dat inmiddels door de EU wordt gezien als een schone of energie neutrale brandstof, heeft Chevron en andere maatschappijen in de kaart gespeeld.

“We hebben aardgas in dit gebied lange tijd als een bijproduct van oliewinning moeten zien, waaraan niets viel te verdienen. Sterker nog, soms stuitten we op een gasveld en besloten om de put direct af te sluiten, want de exploitatie zonder aanwezigheid van gas-infrastructuur was niet rendabel te maken. In de huidige markt en met nieuwe technologie kunnen we met aardgas, dat grotendeels vrijkomt bij oliewinning, wel geld verdienen, waarmee verliezen uit het verleden goed gemaakt kunnen worden. We maken ook gebruik van de faciliteiten op Bonny Island (Nigeria) en Soyo (Angola) om het aardgas vloeibaar te maken en het transport klaar te hebben voor de internationale tankervloot. Ons geluk is dat we relatief weinig LNG-contracten hadden afgesloten, zoals bijvoorbeeld Qatar dat heeft gedaan met China en Japan. Een groot deel kunnen we aanbieden op de LNG spotmarket en daarmee hebben we kunnen profiteren van de verhoogde energieprijzen in het afgelopen jaar. De huidige hoge inkomsten moeten natuurlijk worden afgezet tegen de grote risico’s die we lopen in landen als Nigeria en Angola. Sommige projecten zijn tegen gevallen en energiemaatschappijen krijgen geen overheidssteun zoals bijvoorbeeld de Nederlandse banken. Als we ergens omvallen, dan is het ook echt gedaan. Overigens, ook in Nederland is er een aparte belasting voor oliemaatschappijen -boven op de normale vennootschapsbelasting– indien de winsten als (te) hoog worden beschouwd. Nu beleven we een periode van hoge winsten, maar gelukkig kan in een vrije markt iedereen daarvan meeprofiteren als aandeelhouder.”

Persoonlijk Gevaar

Overigens is het werken voor een internationale oliemaatschappij zeker niet zonder persoonlijk gevaar. “Ik heb voor deze positie vijf jaar in Lagos, Nigeria, gewoond. Na zeven uur ’s avonds mocht ik het kamp niet uit zonder beveiliging. Er was een bepaalde straal waarbinnen ik me overdag vrij kon bewegen, maar voor zakelijke besprekingen daarbuiten, moest er altijd aparte beveiliging worden geregeld. Hier in Luanda is het best prettig wonen, maar ook hier ben je als buitenlander een potentieel doelwit voor overvallen of kidnapping . Gelukkig voor Angola begint het toerisme na een periode van militaire dictatuur, voorzichtig op gang te komen. Er rust nog duidelijk een Portugees stempel op het land en deze stad, wat het best aantrekkelijk maakt als reisbestemming. Ook Nederland heeft een paar jaar over Angola geregeerd en daar zijn nog sporen van te vinden.”

Milieu

Shell en BP worden in het Verenigd Koninkrijk sterk onder druk gezet om extra winst in te leveren en om zwaarder te investeren in de energietransitie. Als employee van het Amerikaanse Chevron houdt Bas de Lange zich niet bezig met de marktkansen voor windenergie in de wateren van Angola of Nigeria.

“Een snelle transitie naar solar of windenergie voor eigen gebruik ligt in West Afrika niet voor de hand; het vraagt grote investeringen en dat geld is er niet, en er is relatief veel olie en gas voorradig. Dit jaar zijn er verkiezingen in Nigeria, waarbij er drie grote partijen betrokken zijn met hun presidentskandidaten. In zo’n laatste jaar van een vierjarige regeringsperiode van president Muhammadu Buhari, zie je dat er weinig overheidsgeld beschikbaar is en beslissingen worden uitgesteld. Overheidsinkomsten worden nu onder andere besteed aan verkiezingscampagnes en er wordt ongetwijfeld het nodige geld weggesluisd nu de zittende partij nog bij de kas kan. Dure investeringen in het milieu zijn dan zeker geen prioriteit.

Zelf zorgen we bij Chevron dat onze olie- en gaswinning zo schoon mogelijk presteert. De CO2-emissie per geproduceerde barrel ruwe olie en per kubieke meter gas of de totale uitstoot van schadelijke gassen per productielocatie wordt bijgehouden en we zien die cijfers steeds verder dalen. Zeker met de opkomst van de LNG-markt, zijn we op zee een stuk schoner geworden doordat vrijkomend gas bij de oliewinning niet meer wordt afgefakkeld of niet meer hoeft te worden geinjecteerd. Verder zijn er in West Afrika verscheidene milieueisen van toepassingen die ook geldig zijn in de westere wereld.

Olie en gas zijn nogal altijd de belangrijkste business van Chevron. We gaan uit van het standpunt dat het geld van aandeelhouders het meest verantwoord wordt ingezet, op projecten waar onze technische expertise doorslaggevend is. Overigens kan ik me ergeren aan de opstelling van Nederlandse activisten die oliemaatschappijen als de grote vervuiler aanwijzen. De Nederlandse overheid heft al decennia ongeveer 60% belasting op brandstoffen, in de vorm accijns en BTW; zijn die vele tientallen miljarden euro’s in een spaarpotje gezet voor de energietransitie en milieu? Het antwoord is helaas: nee.” ♦

MARCEL NKONGO KWEDI:

Als kind werd Marcel Nkongo Kwedi (20080415) er op school uitgepikt om hem voor te bereiden op een succesvolle carrière. Hij werd computerprogrammeur en haalde een MBA op Nyenrode. Hij kreeg een baan bij het Nederlandse RAET, maar de roep om als sociaal ondernemer aan de slag te gaan in zijn thuisland Kameroen was te sterk. Hij werkt hard aan de realisatie van zijn ideeën voor een succesvol lokaal MKB. Jonge mensen in Kameroen moeten beseffen dat ze onderaan de ladder horen te beginnen.

This article is from: