9 minute read

Interview Gaby van Meerwijk

Gaby van Meerwijk: ‘Ik geniet nog volop van het leven’

Door Yvette Bax

Advertisement

In 1964 studeerde ik af als heilgymnast-masseur, zoals dat toen nog heette. In mei 1998 - bij het honderdjarige bestaan van het Genootschap voor Fysiotherapie werd die benaming omgedoopt tot fysiotherapeut en kreeg de Beroepsvereniging het predikaat koninklijk. Ik heb mijn hele leven gewerkt als fysiotherapeut. En verschillende deel-specialismen gedaan, zoals manuele therapie. Als manueel therapeut werden we toen ook wel ‘de krakers’ genoemd. Geen chiropractors, want dat zijn artsen. Maar ik heb nooit wervels gekraakt, dat weigerde ik. Ik vond dat veel te risicovol. Als iemand aan de binnenkant van een bloedvat een verdikking – arteriosclerose – heeft, kan dat bij een manipulatie loslaten en naar het hart of de hersenen schieten. Doodeng, dus dat heb ik zelfs bij mijn examen voor manueel therapeut niet willen doen. Ik heb dat uitgelegd en onderbouwd, en de examencommissie vond het gelukkig goed, zo heb ik toch mijn diploma behaald. Ik geloof wel in manipulatie van wervels en gewrichten, maar op een milde manier; geen harde ruk, maar rustige bewegingen. Als volgend specialisme heb ik cursussen handtherapie gevolgd bij het Nederlands Paramedisch Instituut. Dat vond ik direct ontzettend leuk. Héél wat anders dan wat ik tot dan toe gedaan had. Fijne bijkomstigheid was ook dat het lichamelijk veel minder zwaar is om te doen. Als handtherapeut onderzoek en behandel je alleen de hand, pols en de onderarm tot en met de elleboog - de tennisarm

Samenvatting

Gaby van Meerwijk heeft circa twintig jaar als handtherapeut gewerkt en zich veel ingezet voor de Nederlandse Vereniging voor Handtherapie, en is daarom afgelopen juni – op haar tachtigste – als Erelid benoemd waar ze naar eigen zeggen ‘apetrots’ op is. Van Meerwijk leidt een veel bewogen leven: ze heeft de hele wereld rondgereisd, onder andere als hockeycoach in Amerika gewerkt en ze is vandaag de dag nog steeds actief in allerlei verenigingen. Ze is een inspiratiebron en voorbeeld voor velen. En ondanks haar leeftijd nog geen haartje minder actief: ‘Ik heb nog van alles op mijn planning staan!’ Gaby tijdens een spreekuur in het AMC.

bijvoorbeeld. Ik vond het ook leuk dat het een heel diverse beroepsgroep betreft: omdat niet alleen fysiotherapeuten, maar ook ergotherapeuten en gipsverbandmeesters handtherapeut kunnen worden. Dat maakte het voor mij een veel leukere, diversere club. Mijn ervaring is dat bijvoorbeeld onder manueel therapeuten zich veel mannen bevinden die zich macho gedroegen, bij handtherapeuten is dat helemaal niet zo. In deze beroepsgroep vind ik mijn collega’s veel zachtaardiger, erg leuke mensen. Ik heb me daarom meteen in het begin, in 1991, aangesloten bij het NGHT: het Nederlands Gezelschap voor Hand Therapie. Die naam is in 2013 veranderd in NVHT: de Nederlandse Vereniging voor Hand Therapie. Ik ben één van de allereerste leden: lid nummer 16 om precies te zijn. Dat staat ook op mijn lidmaatschapskaart. Heel leuk.

Werken als handtherapeut Vrij snel daarna ben ik full-time als handtherapeut gaan werken, in het St Lucas ziekenhuis, in Amsterdam west. Wat nu het OLVG-west is. Daar werd het ‘handenteam’ opgericht, en daarvoor hadden we elke woensdag de hele ochtend spreekuur. Ons team bestond uit zeven man in totaal: de twee plastisch chirurgen, hun twee assistenten, een ergotherapeut, eeen gipsverbandmeester en ik als fysiotherapeut. Ik heb daar tot aan mijn pensioen gewerkt. Ik vond het heel jammer dat ik op mijn vijfenzestigste met verplicht pensioen moest. Ik was nog helemaal niet klaar, wilde graag blijven werken. Op dat moment kreeg ik een verzoek om aan de slag gegaan in het AMC, het Academisch Medisch Centrum. Ik deed twee spreekuren per week, bij twee verschillende handchirurgen. Vijf jaar lang heb ik dat gedaan, en het was een fantastische tijd. Omdat het een Academisch ziekenhuis is, kreeg ik er veel meer tijd voor de patiënten. Het ging er heel gedisciplineerd aan toe. De artsen met wie ik samenwerkte waren topspecialisten: Simon Strackee – die dit jaar helaas overleden is. Hij was de beste polsspecialist van heel Nederland. Het was fijn en heel leerzaam om met hem te werken. En Miryam Obdeijn is ook zo’n superspecialist, ze scoort een 9,5 op de Zorgkaart Nederland. Het was een groot voorrecht om met zulke topspecialisten te werken. Ik mocht ook meekijken bij operaties. Grappig eigenlijk, daar zo op

terugblikkend, dat ik nog zo veel heb geleerd nadat ik al met pensioen was. Ja, misschien bestempel ik deze laatste vijf jaar zelfs wel als het mooiste stuk van mijn loopbaan. Een volwaardig sluitstuk, ook al was ik ‘slechts’ vrijwilliger. Niet alleen door de bijzondere specialisten en wat ik nog bijgeleerd heb, maar ook zeer zeker omdat er veel tijd was voor de patiënten. In het AMC mocht ik rustig een half uur uitrekken voor een patiënt die op het spreekuur kwam. Dan kun je mensen natuurlijk veel beter en uitgebreider onderzoeken en met een behandelvoorstel komen, dat geeft veel meer voldoening. Ik kreeg er ook veel waardering voor mijn werk en de zelfstandigheid vond ik erg prettig. Ik had zelfs na mijn zeventigste nog wel langer door willen gaan, maar het was tijd om plaats te maken voor de nieuwe garde. De arts-assistenten van de chirurgen namen het daarna over, en dat was ook goed: je moet tenslotte toch een keer stoppen!

Foto genomen tijdens het jaarlijkse redactie etentje in 2013. Met boven rechts Gaby van Meerwijk en Marjan van der Groep en onder Daan Wessing, Riny van den Berg en Sietske Romkema.

Bijdrage aan de handtherapie Daarnaast ben ik gedurende mijn carrière ook actief geweest als redactielid voor het Tijdschrift voor HandTherapie, maar liefst achttien jaar: van 2001 tot 2019. Al vanaf het allereerste begin schreef ik artikelen voor het magazine, tot ik in 2001 gevraagd werd redactielid te worden. Ik wierf auteurs, bedacht onderwerpen voor verhalen en redigeerde artikelen. Ik was daar gemiddeld zo’n zes uur per week mee bezig. Daarna ben ik nog één jaar eindredacteur geweest, hier was ik wel meer tijd aan kwijt; ik schat zo’n tien uur per week. Dat deed ik naast mijn fulltime functie, maar dat was prima, want ik vond het leuk om te doen. Daarnaast heb ik nog een mooie diaserie met handen gemaakt die op verschillende congressen – onder meer in Den Haag en Barcelona – getoond is, en ook in het Erasmus MC en het VU medisch centrum. Ook ben ik nog een aantal jaren gastdocent bij het Nederlands Paramedisch Instituut geweest. Het scheelt dat ik geen gezin heb en geen kinderen waar ik tijd aan moest besteden, dus was dit allemaal een hele mooie invulling van mijn tijd. Vanwege al deze activiteiten ben ik afgelopen juni benoemd als Erelid van de vereniging. Dat had ik natuurlijk helemaal niet meer verwacht! Maar wat ontzettend leuk, om zo’n erkenning en waardering te krijgen. Ik zou eigenlijk al voor Covid benoemd worden tot Erelid, maar dat is toen twee jaar on hold gezet, omdat de benoeming tijdens een congres zou plaatsvinden. Maar afgelopen juni was het dan toch zover: tijdens het voorjaarssymposium in Bussum mocht ik de titel in ontvangst nemen. Ik was van tevoren gebeld met de vraag of ik die zou willen aanvaarden, en natuurlijk was mijn antwoord onmiddellijk: :Ja!’ Ik heb een oorkonde gekregen. Dat houdt geloof ik in dat je geen contributie meer hoeft te betalen, verder heb je geen privileges. Ik ben echt apetrots op deze benoeming.

De wereld verkennen Of ik nog wel vrije tijd overhield voor mezelf en andere hobby’s al die jaren? Jazeker hoor! Ik ben heel sportief, heb jarenlang gehockeyd; heb ook in de selectie voor het Nederlands elftal gezeten! Ik heb een wedstrijd tegen Canada gespeeld - die we uiteraard wonnen. De optie om dat professioneel te gaan doen, was er destijds helaas nog niet - simpelweg omdat we er niet voor betaald kregen. Sterker nog: we moesten alles zelf betalen: onze reiskosten, en we kregen zelfs geen volledig tenue. We hadden alleen een blauw rokje. T-shirts bestonden toen nog niet – dus leende ik maar een overhemd van mijn vader om in te spelen. Andere teamgenoten deden dat ook. In 1969 ben ik gevraagd om als hockeycoach in Amerika te gaan werken, en dat heb ik gedaan: het werd een rondreis van drie maanden. Eerst in Baltimore en Upstate New York, daarna in Pennsylvania en later nog in Seattle en San Francisco . Het was een geweldige periode net na de maanlanding en er was euforie alom in het land. Het was ook heel leerzaam op persoonlijk vlak, om in mijn eentje te reizen en te werken op zo’n totaal ander werelddeel. Ik was wel heel blij daarna weer terug te zijn in Nederland: ik vond de mensen in Amerika toch wel kleinzerig en klagerig. Wij zijn een veel nuchterder volk, dat past toch beter bij me. Overigens hadden ze daar al wel T-shirts, daar heb ik een koffer vol van mee terug genomen! Ik ben niet alleen in Amerika geweest, maar heb over de hele wereld gereisd. Ik ben geboren op Sumatra in Indonesië en heb daar, met een onderbreking van twee jaar in Amsterdam, tot mijn achtste gewoond. Na mijn middelbare school woonde ik een half jaar in Engeland om de taal te leren. Als volwassene ben ik vier keer naar Indonesië terug geweest. Ik ben verknocht aan dat land, vind het prachtig en het heeft interessante culturen. Ik heb toen in een paar maanden de taal – Bahasa Indonesia – geleerd; net genoeg om contact te kunnen leggen met de mensen daar. Verder ben ik in Singapore en op de Filipijnen geweest, later in Kenia en Zimbabwe, op bezoek bij mijn oude buren, die daar als tropenartsen werkten. En ik ben nog láng niet uitgereisd: ik wil nog graag naar Egypte, Griekenland en Turkije. Ja, nu ik écht met pensioen ben, heb ik volop tijd om alles te doen wat ik nog wil doen. Dat kan gelukkig, want ik ben nog fit en gezond.

Tegenwoordig Na mijn pensionering ben ik lid geworden van twee andere verenigingen, waar ik veel tijd aan besteed. Een is de Nederlandse Vrouwenclub, Lyceumclub Amsterdam, die elke maand in de Koninklijke Industriëele Groote Club (K.I.G.C.) op de Dam bij elkaar komt voor een lunch met lezing. Het is een culturele club voor vrouwen met zusterverenigingen in Groningen en Nijmegen. We komen één keer in de maand op woensdagmiddag bij elkaar. Ik heb daar ook zes jaar lang als secretaris in het bestuur gezeten, dat is de maximaal toegestane termijn. Nu ben ik ambtelijk secretaris van de Stichting Fonds Nederlandse Vrouwenclub (St FNVC), een bestuur dat het kapitaal van de Lyceumclub beheert. Ik weet niets van beleggen hoor, ik notuleer slechts tijdens de bijeenkomsten. Daarnaast heb ik me aangesloten bij de ‘Tweede Uitleg’, een senioren sociëteit, waar eens per maand lezingen gegeven worden. Over heel uiteenlopende onderwerpen, met interessante sprekers, erg leuk. Voor die club hark ik de sprekers binnen en ik help tijdens de voorbereidingen van de lezingen. Ja, dat klinkt alsof ik het nogal druk heb, niet? Ik vind het een goed gevulde agenda met veel dingen die de moeite waard zijn. Ik heb nog heel veel op mijn planning en verlanglijstje staan. Ik geniet gewoon nog volop van het leven!

advertentie

This article is from: