
5 minute read
Kleurrijk familifeest in natuurvriendenhuis
Kleurrijk familiefeest in natuurvriendenhuis
“Wat me opvalt bij de natuurbeweging: die is enorm wit, autochtoon. Daar is nog een belangrijke doorbraak te maken”, zei een vooraanstaand politicus vijf jaar geleden nog in Toorts. Is Nivon er inmiddels in geslaagd iets kleurrijker — inclusiever — te worden? Een grote Surinaamshindoestaanse familie heeft ten minste het oude patroon doorbroken. Een weekend lang vulden bijna honderd leden het Koos Vorrinkhuis.

Asha Kalloe-Dhanpat pakt mijn notitieblok over en begint er bedreven een schema in te schetsen. Een eerste vierkantje:
“Dit is Randaran. De stamvader van onze familie.” Exact 150 jaar geleden stapte hij op de boot naar Suriname. Een reis van drie maanden. “Er is werk voor jou in een land waar je een goed leven wacht”, zo spiegelde een Engelse bemiddelaar de toekomst voor. Hij was één van de 34.000 hindoestanen die vanuit Brits-Indië werden geworven als contractarbeider op de plantages in de Nederlandse kolonie, waar in 1873 de slavernij definitief was afgeschaft. Keti Koti! Na de vrijlating van tot slaafgemaakten was er behoefte aan nieuwe arbeidskrachten. “Wij stammen af van mensen die de durf hadden om hun land te verlaten en elders een nieuw bestaan op te bouwen. We mogen hen dankbaar zijn voor hun moed en doorzettingsvermogen.”
“Randaran is 106 jaar oud geworden. Ik heb ‘m nog gekend”, zegt Asha, terwijl zij verder tekent aan een harkstructuur met lijntjes, bolletjes (dochters) en vierkantjes (zonen). Het groeit uit tot een complete stamboom. Ze licht het overzicht toe: “Dit bolletje is mijn moeder, Irene Satjawatie-Ganpatsing, kleindochter van onze Indische voorvader.” Op 8 augustus vierde zij haar 82ste verjaardag. “Zij zal Irene heten”, zei de vroedvrouw in 1941 bij de geboorte, “naar de prinses die deze week jarig was.” Samen met haar 86-jarige man Ramesh Chamdra Dhanpat vormt Irene nu het middelpunt van de familiereünie in het Koos Vorrinkhuis. Honderd nakomelingen zijn er, tot in de zesde generatie ná oervader Randaran.
Tante Es
Op zaterdagochtend opent tante Shakila Puttmann-Ramcharan de feestelijke bijeenkomst. De laatste reünie was in 2016 georganiseerd. “Eindelijk, na zeven jaar zijn we weer samen onder één dak. Familie, het is een bron van liefde, steun en troost. We stammen niet allemaal rechtstreeks af van Randaran, maar we voelen ons wel met elkaar verbonden door de hark van generaties.” Tantes en ooms; neven en nichten; broers en zussen; kinderen en kleinkinderen; aangetrouwde leden. Sommigen ontmoeten elkaar hier voor het eerst. “Doe als Tante Es, stap op de ander af en vraag maar: wie is je vader, wie je moeder? Iedereen heeft verhalen, ervaringen. Deel ze.” Nichtje Donna, lid van het Nederlands Studentenorkest, speelt een stukje op de viool. Neefje Max brengt met gitaar een liedje uit oma’s tijd, dat zelfs bekend was op Surinaamse scholen. Als hier een pot met bonen staan en daar een pot met brie… Huiswacht Lineke legt de huisregels uit. “Want als ’t dit weekend niet goed gaat, mogen we hier nooit meer komen”, grapt Asha Kalloe.
Karaoke
Het feest komt op gang. Groepjes vormen zich op de zonovergoten terrassen. Oom Bob kopieert met zijn outfit de reggae-artiest Bob Marley. De jongsten hebben de speeltoestellen bezet. Vanuit de keuken dringen exotische geuren door tot in de grote zaal. In de hal zoeken ouderen verkoeling. Op een tv-scherm verschijnt een muziekfilmpje. “Samjho, deewane ki zabaan. Dil dena seekho ji. Dil lene waalon”. Grootmoeder Irene krijgt een microfoon in handen en zingt regel voor regel mee in de karaoke-weergave. Neef Raymond legt uit: “Dit liedje is een soort smartlap over het leven. Je bent door vrienden verlaten, aangewezen op jezelf, ieder gaat zijn eigen weg, denk niet dat je nog op iemand kunt rekenen.”. Het zijn scènes uit Hindi-talige films, beter bekend als Bollywood.
Tante Erna vertelt hoe zij en haar man in 1975, na de onafhankelijkheid van Suriname, naar Nederland kwamen. De voormalige rijksgenoten werden verspreid over het land. Zij belandden na enige omzwervingen in Giethoorn. Het eerste gekleurde paar in een ‘wit’ dorp, nu tot in China bekend om zijn grachtjes en bruggetjes. “We zijn vanaf ‘t begin goed opgevangen. Ik nam zelf het initiatief en nodigde direct alle buren uit om kennis te maken.” Anderen kregen een huis toegewezen in Heerenveen, Zoetermeer, Veenendaal. Veel familieleden wonen in Den Haag, nog altijd de ‘hoofdstad’ van de hindoestaanse gemeenschap.

Tradities
De familie heeft Indiase, Surinaamse en Chinese roots. En intussen ook Nederlandse. Een witte echtgenoot voelt zich thuis in dit milieu. “Het zijn fantastische mensen. Zij houden hun tradities en religie in stand. Een rijke cultuur. Ze branden wierook en bidden als iemand een nieuw huis betrekt. Een familielid was pandit, die gezangen voordraagt bij rituelen. Een ander is als mandir actief in de hindoeïstische tempel.”
De vader van Asha Kalloe vond in eerste instantie onderdak bij een hospita in Den Haag. Toen hij uit het raam van zijn kamertje keek zag hij aan de overkant een fabriekspand. Hij meldde zich daar: “Ik ben machinebankwerker”, en kreeg als antwoord: “Dan kan je hier morgen beginnen”. Later verhuisde hij met zijn gezin naar Drachten. Dochter Asha volgde er de pabo en deed vervolgens een opleiding maatschappelijk werk. Als lerares stond zij voor een klas met hoofdzakelijk Friestalige kinderen en vond dat ze de leerlingen in de eigen taal moest kunnen onderwijzen. Zij behaalde de benodigde akte: “Zie je het voor je? Ik, als gekleurde Nederlander, ben misschien wel de eerste hindoestaanse die Fries spreekt!”
De kennismaking met Nivon is goed bevallen. “Hoe heb je dit huis gevonden?” vraagt Ramesh aan zijn dochter. Gewoon gegoogeld, is de nuchtere reactie. “Zelf werd ik meteen verliefd op Nivon. Het is een beetje als kamperen.” Waarna zij haar honderd gasten opriep om vooral lid te worden.•

