6 minute read

Vrijwilligerswerk, geen functie maar beloning

Next Article
Duurzaamheid

Duurzaamheid

Nederland is een vrijwilligersland bij uitstek. Bijna de helft van alle mensen ouder dan 15 jaar doet op een of andere manier vrijwilligerswerk. Van een paar uurtjes zorg tot – laten we zeggen – elke week actief bij Nivon. Als je álle bestede tijd bij elkaar optelt, kom je tot liefst één miljard uren per jaar.

Zijn vrijwilligers – en dus ook actieve Nivonners – andere

mensen dan anderen? Die vraag leg ik voor aan Lucas Meijs.

Hij is hoogleraar Strategische filantropie en Vrijwilligerswerk aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

“Zijn jullie anders of beter? Daar hebben we eigenlijk geen duidelijk antwoord op. Er is wel een studie bekend naar mensen die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan. Die blijken toch anders dan anderen te zijn. Niet minder, maar ze zijn totaal niet aangehaakt. Wie nooit met vrijwilligerswerk in aanraking komt, kan zich er vaak niks bij voorstellen. Ze denken dat het een functie is. Maar het is een beloning. Voetbaltrainer zijn, dat is een functie. Jonge spelers begeleiden naar een uitwedstrijd is een beloning. Vrijwilligerswerk wordt wel meer gedaan door de bovenlaag. Deze groep mensen heeft meer middelen en contacten. Zij worden gevraagd. Sportclubs vragen een bijstandsmoeder niet zo snel. Ze selecteren hun eigen mensen. Het werkt ook andersom. De bijstandsmoeder ontdekt dat de actieve dames elkaar op de koffie uitnodigen. Maar zij wil niet dat ze bij haar thuis komen, want zij kan niet voor gebakjes zorgen. De vrijwilligersmanager zou juist moeten zeggen: ‘Wíj zorgen voor de koffie en de koekjes, dan doe jij ook mee!” “Vrijwilligerswerk speelt zich af in een gemeenschappenland. In Amerika is het vooral onbetaalde arbeid, maar wij zien het als een betrokkenheid bij een bepaalde gemeenschap. Kerkgangers doen iets meer vrijwilligerswerk dan niet-kerkgangers. Door de ontzuiling valt dit deels weg, maar de versnippering van de samenleving is nog groot. Waarom hebben we hier in Rotterdam zeven studentengezelligheidsverenigingen? ‘Nou, dat is toch leuk’, antwoorden mijn studenten. Het verschil tussen die clubs is te verwaarlozen, maar ze zitten graag in hun eigen gemeenschapje. Nivon is niet anders. Jullie selecteren je leden langs natuur en cultuur. Je hebt je kernwaarden. Die ruik je als je binnenkomt.”

Maakt dat ons tot een gesloten gemeenschap, waar een ander zich minder thuis voelt?

“Jullie discrimineren zoals anderen ook doen. Ik zeg discrimineren als neutraal woord, zonder bijbetekenis. Hé man, jij hebt een dikke auto, je doet rare uitspraken over vluchtelingen… Je kunt wel natuurvriend zijn, maar je gaat maar naar een andere club. Bij ons hoor je niet. Dat is essentieel aan de civil society. Vraag eens aan de Dierenbescherming of de keurslager daar na zijn pensioen penningmeester kan worden.”

Ben je vrijwilliger uit egoïsme of vanuit een gevoel van altruïsme? Ben je uit op een tegenprestatie of doe je het voor je eigen plezier?

“Er zijn maar weinigen die willen ontvangen in plaats van geven. Nu, in coronatijd, ga je even langs bij de buren en bied je aan om boodschappen voor ze te doen. Je zegt: ‘Ik ga nu naar de supermarkt, kan ik iets voor jou meenemen?’ Dan is het voor de ontvanger makkelijker om je gebaar aan te pakken. Wil je daar wat voor terug? De zware woorden van vroeger – het is een opdracht, een plicht – zijn verdwenen. Je hoeft niet meer uit te leggen wat het oplevert. De kosten en de baten moeten op lange termijn wel tegen elkaar opwegen. Vrijwilligerswerk verschuift van de vrije tijd naar de beschikbare tussentijd. Er is free time, spare time en idle time. Vrije tijd, reservetijd, lummeltijd. Die tussentijd wil je nuttig en aangenaam besteden. Zo’n dagje buiten is toch hartstikke gaaf, je doet het om te helpen. Punt. Sommigen denken dat jongeren alleen vrijwilliger zijn om er zelf beter van te worden. Welnee, het gaat om het goede gevoel, karma, het is leuk! Dát telt mee.”

‘Er zijn maar weinig mensen die willen ontvangen in plaats van geven’

Gaat het altijd goed?

“Er zijn valkuilen. Eén: de meeste vrijwilligers kunnen geen nee zeggen. Twee: het Pippi Langkous-gevoel: ‘Ik heb het nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’. Ten derde: je omgeving kijkt er anders tegen aan. Toen je nog een baan had, werden je overuren betaald of niet. Als je ergens nu onnodig veel uren in steekt, wordt je partner knettergek. Maar zodra jij vol energie thuiskomt is dat weer anders. Vier: sommige mensen durven er niet mee te stoppen, bang dat niemand het wil overnemen. Anderen zien kennelijk de waarde er niet van in. Als dat waar is, durf dan zelf een besluit te nemen. Stop meteen! Want dan doe je namelijk nutteloos werk. De enige die het nog nuttig vindt, ben jij.”

In 2024 bestaat Nivon 100 jaar. Hebben we nog toekomst?

“Zeker. De wil en de behoefte om dingen te organiseren neemt alleen maar toe. Maar we willen het zelf regelen en kúnnen dat ook. We hebben steeds minder een officiële structuur nodig. De democratie komt van onderop. Toen de vluchtelingen naar Nederland kwamen, zeiden de professionals: ‘U, als burger, kunt niet helpen. U moet het via ons doen.’ Zij denken het te kunnen controleren. Maar hoezo? Er zijn clubs die denken dat je niet zonder ze kunt en maandelijks instructies en lezingen geven. Maar wie wil nog op een donderdagavond in een zaaltje zitten om te horen hoe het moet? We zoeken het zelf wel op...”

Jongeren houden niet van vergaderen, samen met oude mannen. Zij voeren liever vol enthousiasme een leuke klus uit.

“Dat klopt. Iemand vroeg twee jaar geleden al: ‘Er is een vergadering, kan ik inbellen?’ Nu is dat volstrekt normaal, maar toen was het ondenkbaar. Maak het ze niet moeilijk. Jongeren doen graag vrijwilligerswerk. Het idee bestaat echter dat zij er snel mee stoppen. Onzin. Zij wisselen van woonplaats en van interesse, volgen een andere opleiding, nieuwe baan, gezin en kinderen. Zij stoppen niet met vrijwilligerswerk. Ze verlaten jouw organisatie en gaan elders door.”

U adviseert bedrijven en instellingen om vrijwilligerswerk planmatig vorm te geven. Dat vraagt om management. Toch schreef u ooit: ‘management klinkt hard, zakelijk en koel’.

“Mensen steken er veel tijd in. Daar moet je serieus mee omgaan. Als je de uren van een beroepskracht verspilt gaat zijn salaris gewoon door. Maar als ik vrijwilliger ben in jouw Nivonhuis, jouw werkgroep, jouw afdeling, en ik sta ik een paar uur te wachten omdat het gereedschap niet klaar ligt, had ik beter in bed kunnen blijven. Je houdt er niet van dat je tijd wordt verlummeld. Ik vind het fascinerend hoe hoogopgeleide autonome figuren, zoals advocaten, zich bij de hockeyclub achter de bar gedragen. Fascinerend. Zij zijn opeens iemand anders. ‘Vertel maar wat ik moet doen, joh!’ Zo is het ook met de klussen. Ik sloof me uit en kom met spierpijn terug. Maar als ik mij er gemakkelijk van af heb gemaakt zegt mijn vrouw dat ik beter thuis aan de slag had kunnen gaan.”•

Prof. dr. Lucas Meijs (1963) is hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk aan de Rotterdam School of Management, onderdeel van de Erasmus Universiteit. Hij was hoofdredacteur van een internationaal tijdschrift voor de non-profit sector. Meijs is ruim zes jaar lid geweest van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, een adviesorgaan voor kabinet en parlement.

This article is from: