
8 minute read
Heiligdom Symbolen
Controverse
Een gedeelte van de profetie van Ezechiël was almede een bron van kracht en troost voor de gelovigen: “Wederom geschiedde het woord des Heeren tot mij, zeggende: Mense- kind! wat is dit voor een spreekwoord, dat gijlieden hebt in het land Israëls, zeggende: De dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan? Daarom zeg tot hen, Alzo zegt de Heer Heer: ... De dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht. . . . Ik zal spreken; het woord, dat Ik zal spreken, zal gedaan worden! de tijd zal niet meer uitgesteld worden.” “Die van het huis Israëls zeggen: Het gezicht, dat hij ziet, is voor vele dagen, en hij profeteert van tijden, die verre zijn. Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Here Here: Geen van Mijn woorden zullen meer uitgesteld worden; het woord, hetwelk Ik gesproken heb, dat zal gedaan worden.”
Zij, die in afwachting waren, verheugden zich, gelovende, dat Hij, die het einde van het begin weet, de eeuwen overziende, en hun teleurstelling van te voren aanschouwende, hun woorden van bemoediging en hoop gegeven had. Was het niet geweest, dat zulke gedeelten van de Schrift hun waren voorgekomen, waarin ze vermaand werden om met lijdzaamheid te wachten, en standvastig te zijn in hun vertrouwen op Gods woord, hun geloof zou hun in die moelike ure begeven hebben.
De gelijkenis van de tien maagden in Mattheüs 25 geeft eveneens de ondervinding van de Adventisten aan. In Mattheüs 24 had Christus, in antwoord op de vraag van Zijn discipelen aangaande het teken van Zijn toekomst en van de voleinding van de wereld, gewezen op enige van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de wereld en van de kerk gedurende de tijd, die er verlopen zou tussen Zijn eerste en tweede komst; namelik, de verwoesting van Jeruzalem, de grote verdrukking van de kerk onder de heidense en pauselike vervolgingen, de verduistering van zon en maan, en het vallen van de sterren. Daarna sprak Hij van Zijn komst in Zijn koninkrijk, en gaf de gelijkenis, waarin de twee klassen van dienstknechten, die naar Zijn verschijning uitzien, beschreven worden. Hoofdstuk 25 begint met de woorden: “Alsdan zal het koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden.” Hier wordt de kerk van de laatste dagen beschreven, dezelfde waarvan aan het slot van hoofdstuk 24 gesproken wordt. In deze gelijkenis wordt de ondervinding van die kerk voorgesteld door hetgeen er bij een Oosterse bruiloft plaats vindt.
“Alsdan zal het koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen en gingen uit, de bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen. Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich. Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. Als nu de bruidegom vertoefde, werden ze allen sluimerig, en vielen in slaap. En te middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet.”
Men verstond, dat de komst van Christus, door de boodschap van de eerste engel aangekondigd, voorgesteld werd door de komst van de bruidegom. De wijd verspreide hervorming onder de aankondiging van Zijn spoedige wederkomst stemde overeen met het uitgaan van de maagden. In deze gelijkenis worden er, evenals in die van Mattheüs 24, twee
Heiligdom Symbolen
Controverse klassen voorgesteld. Allen hadden hun lampen, de Bijbel, genomen, en waren bij het licht daarvan uitgegaan om de Bruidegom te ontmoeten. Maar terwijl “zij, die dwaas waren, haar lampen nemende, geen olie met zich namen,” “namen de wijzen olie in haar vaten, met haar lampen.” Laatstgenoemde klasse had de genade Gods ontvangen, de herscheppende, verlichtende kracht van de Heilige Geest, welke Zijn Woord tot een lamp voor de voet en een licht op het pad maakt. In de vreze Gods hadden ze de Schriften onderzocht om de waarheid te leren kennen, en hadden ernstig getracht naar reinheid van hart en leven.
Dezen hadden een persoonlike ondervinding, een geloof in God en Zijn Woord, dat niet kon vernietigd worden door teleurstelling en oponthoud. Anderen “haar lampen nemende, namen geen olie met zich.” Ze hadden gehandeld, door een eerste opwelling gedreven. Ze waren bevreesd geworden door de plechtige boodschap, maar hadden gebouwd op het geloof van hun broederen, tevreden met het flik-kerende licht van goede opwellingen, zonder de waarheid degelik te verstaan, of het echte werk van de genade in het hart ondervonden te hebben. Dezen waren uitgegaan om de Heer te ontmoeten, vol hoop in het vooruitzicht van een onmiddellike beloning; maar ze waren niet voorbereid op uitstel en teleurstelling. Toen er beproevingen kwamen, schoot hun geloof tekort, en brandden hun lichten flauw.
“Als nu de bruidegom vertoefde, werden ze allen sluimerig, en vielen in slaap.” Door het vertoeven van de bruidegom wordt het voorbijgaan van de tijd, waarop de Heer verwacht werd, de teleurstelling, en het schijnbare oponthoud, aangeduid. In deze tijd van onzekerheid begon de belangstelling van de oppervlakkigen en halfhartigen al spoedig te wankelen, en hun pogingen om staande te blijven namen af; maar zij, wier geloof gegrond was op een persoonlike kennis van de Bijbel, hadden een rots onder hun voeten, die niet weggespoeld kon worden door de golven van teleurstelling. “Ze werden allen sluimerig en vielen in slaap;” de ene klasse in onverschilligheid, en verzaking van hun geloof; de andere klasse geduldig wachtende, totdat er duideliker licht zou opgaan. Toch schenen de laatstgenoemden in de nacht van beproeving hun ijver en toewijding tot op zekere hoogte te verliezen. De halfhartigen en oppervlakkigen konden niet langer op het geloof van hun broederen steunen; iedereen moest voor zichzelf staan of vallen.
Omstreeksdezetijdbegonzichdweperijtevertonen.Sommigen,dievoorgegevenhadden, hartelik in de doodschap te geloven, verwierpen Gods woord als de enige, onfeilbare gids, en, voorgevende door de Geest geleid te worden, gaven ze zich over aan hun eigen gevoelens, indrukken en verbeelding. Er waren er sommigen, die een blinde en dweepzieke ijver aan de dag legden, en zich van elkeen afkeerden, die hun handelwijze niet wilde goedkeuren. Hun fanatieke denkbeelden en handelingen vonden bij het merendeel van de Adventisten geen weerklank; toch leidde hun gedrag tot smaad over de zaak der waarheid. Satan trachtte door ditmiddelhetwerkGodstegentehoudenentevernietigen.De mensenwarenwakkergeschud door de Adventbeweging; duizenden zondaren waren bekeerd; en trouwe mannen gaven zich aan de verkondiging van de waarheid, zelfs in de tijd van verbeiding. De vorst des kwaads verloor zijn onderdanen; en om de zaak van God smaadheid aan te doen, trachtte hij enigen
Heiligdom Symbolen
Controverse van hen, die het geloof beleden, te misleiden, en hen tot uitersten te drijven. En dan stonden zijn medearbeiders gereed om iedere fout, iedere mislukking, iedere onbehoorlike daad aan te grijpen en in het overdrevenste licht aan de mensen voor te houden, ten einde Adventisten en hun geloof gehaat te maken. Hoe groter dus het aantal was, dat hij er toe krijgen kon om hetgeloof indewederkomsttebelijden,terwijl zijn machtintussenhunhartenbleef beheersen, des te groter voordeel kon hij er uit trekken door de aandacht op hen te vestigen als vertegenwoordigers van het gehele lichaam der gelovigen.
Satan is “de aanklager van de broederen,” en het is zijn geest, die er de mensen toe drijft om op de fouten en gebreken van het volk des Heren te letten, en er de aandacht van anderen bijtebepalen,terwijlhungoededadenonopgemerktvoorbijwordengegaan.Hijisaltijdbezig, wanneer God aan het werk is om zielen te redden. Wanneer de zonen Gods komen om zich v r Hem te stellen, verschijnt de Satan ook onder hen. Bij iedere opwekking staat hij gereed om diegenen binnen te brengen, die in hun hart niet geheiligd zijn, en wier gemoed onvast is. Wanneer dezulken enige punten van de waarheid aangenomen hebben, en zich een plaats onder de gelovigen hebben verworven, werkt hij door hen om theorieën in te voeren, die de onbehoedzamen van het rechte pad brengen. Niemand heeft ooit bewezen een goed Christen te zijn, omdat hij in gezelschap met de kinderen Gods gevonden wordt, zelfs in het bedehuis, of aan de tafel des Heren. Satan is menigmaal bij de plechtigste gelegenheden tegenwoordig in de gedaante van hen, die hij als zijn werktuigen gebruiken kan.
De vorst des kwaads bestrijdt iedere duim grond, waarover Gods volk voortschrijdt op hun reis naar de hemelstad. In de gehele kerkgeschiedenis heeft er geen hervorming plaats gehad zonder ernstige hinderpalen te ontmoeten. Aldus was het in de tijd van Paulus. Waar de apostel ook oen kerk stichtte, waren er sommigen, die beleden de waarheid aan te nemen, maar die ketterijen inbrachten, de aanname waarvan ten slotte de liefde voor de waarheid zou verdringen. Ook aan Luther werd veel verslagenheid en zielesmart berokkend door het gedrag van dweepzieke mensen, die beweerden, dat God direkt tot hen gesproken had, en die dus hun eigen meningen en denkbeelden boven het getuigenis van de Schrift stelden. Veleu, die tekortschoten aan geloof en ondervinding, maar die veel zelfgenoegzaamheid bezaten, en gaarne iets nieuws hoorden of vertelden, werden verleid door hetgeen waarop de nieuwe leraars zich lieten voorstaan, on sloten zich aan bij de handlangers van Satan in hun bemoeiingen om af te breken, wat God door Luther had laten opbouwen. En ook de Wesleys en andoren, die de wereld tot zegen waren door hun invloed en geloof, ontmoetten bij iedere stap de strikken, die Satan spande, door doldriftigen, onbestendigen en ongeheiligden tot iedere graad van dweperij te drijven.
William Miller had geen hart voor invloeden, die tot dweperij leidden. Hij verklaarde met Luther, dat iedere geest aan Gods woord getoetst moet worden. “De duivel”, zei Miller, “heeft in deze tijd veel macht over de gemoederen van sommigen. En hoe zullen we te weten komen, door welke geest ze gedreven worden? De Bijbel antwoordt: ‘Aan hun vruchten zult ge hen kennen.’ . . “Er zijn veel geesten uitgegaan in de wereld; en ons wordt gelast, de geesten te
Heiligdom Symbolen
Controverse
beproeven. De geest, die er ons niet toe leidt om matig, rechtvaardig en godzalig te leven in deze tegenwoordige wereld, is niet de Geest van Christus. Ik houd er me meer en meer van overtuigd, dat Satan veel te doen heeft met deze wilde bewegingen. . . . Velen onder ons, die voorgeven, geheel en al geheiligd te zijn, volgen overleveringen van mensen, en zijn klaarblijkelik even onwetend aangaande de waarheid, als anderen, die op niets dergelijks aanspraak maken.”
“De geest der dwaling zal ons van de waarheid afleiden; en de Geest van God zal ons in de waarheid inleiden. Maar, zegt gij, iemand kan dwalen en geloven dat hij de waarheid heeft. Hoe dan? Wij antwoorden: de Geest en het Woord stemmen met elkander overeen. Indien iemand zichzelf oordeelt volgens Gods woord, en door het gehele woord heen volkomen overeenstemming vindt, dan moet hij geloven, dat hij de waarheid heeft; maar indien hij bemerkt, dat de geest, waardoor hij geleid wordt, niet overeenkomt met de gehele strekking van Gods wet of boek, laat hem dan voorzichtig wandelen, opdat hij niet in de strikken van de duivel gevangen wordt.” “Ik heb menigmaal meer bewijs van inwendige vroomheid ontvangen vaneen oog volgloed, eenvochtige wang,eneenwoord, datindekeel bleef steken, dan van al het geraas van de Christenheid.”
In de tijd van de Hervorming legden de vijanden ervan al het kwaad van de dweperij ten laste van hen, die het ‘t ernstigst trachtten tegen te gaan. De tegenstanders van de Adventbeweging handelden op gelijke wijze. En, niet tevreden met de dwalingen van hen, die tot uitersten vervielen, en dwepers in een verkeerd daglicht te stellen en te overdrijven, verspreidden ze ongunstige geruchten, die niet de minste schijn van waarheid hadden. Deze mensen werden gedreven door vooroordeel en haat. Hun vrede werd verstoord door de verkondiging van Christus, die te komen stond. Ze vreesden, dat het waar zou kunnen zijn, en hoop- ten toch dat zulks niet het geval was; en dit was het geheim van hun strijd tegen de Adventisten en hun geloof.
Het feit, dat een paar dwepers zich onder de Adventisten mengden, geeft niet meer recht om te besluiten, dat de be-weging niet van God was, dan dat de tegenwoordigheid van dwepers en bedriegers in de kerk in de tijd van Paulus of Luther genoegzame verontschuldiging zou zijn voor het veroordelen van hun werk. Laat Gods volk uit de slaap opwaken, en met ernst het werk van bekering en hervorming aanvatten; laat hen de Schriften onderzoeken om de waar- heid te leren kennen, zoals die in Jezus is; laat hen zich geheel en al aan God toewijden, en het bewijs, dat de Satan nog werkzaam is en waakt, zal niet achterwege blijven. Door alle mogelike bedriegerij zal hij zijn macht openbaren, al de gevallen engelen in zijn gebied te hulp roepende. Het was niet de aankondiging van de wederkomst van de Heer, die dweperij en scheiding veroorzaakte. Deze deden zich voor in dezomervan1844,toendeAdventistenineentoestandvantwijfelen onzekerheidverkeerden aangaande hun eigenlike stelling. De verkondiging van de boodschap van de eerste engel en van de “middernachtskreet” had de on- middellike uitwerking, dat dweperij en onenigheid werden onderdrukt. Zij, die aan deze plechtige bewegingen deelnamen, leefden in vrede met