1 minute read

3.4.4. Ontwikkelen van nieuw en duurzaam rietland

In bepaalde niet-estuariene deelgebieden zoals Drijdijck en Rietveld Kallo worden nieuwe rietvelden aangelegd die moeten dienen als broedhabitat voor bruine kiekendief of roerdomp. Het ontwikkelen van nieuwe, zeer natte rietzones is vaak moeilijk en weinig succesvol. Vooral ganzenvraat door grote Canadese en grauwe gans lijkt een probleem te zijn.

Uit recente ervaringen in het natuurreservaat Molsbroek in Lokeren (mond. med. Tim Audenaert) en het Nederlandse natuurgebied Rijnstrangen (Gelderse Poort) blijkt dat om duurzame rietmoerassen te ontwikkelen moet worden voldaan aan onderstaande voorwaarden (Lenssen J. et al, 2013): 1. Instellen van een voldoende hoog waterpeil om de concurrentie met ruigtesoorten en wilgen uit te schakelen. 2. Voorzien van een natuurlijk peilverloop met een aanzienlijk verschil tussen een lager, maar voldoende hoog zomerpeil en een hoger winterpeil. 3. Voorzien van goede standplaatscondities door a. een natuurlijk peilverloop in te stellen waardoor bij droge zomers grote delen van de rietoevers droogvallen. Dit faciliteert de verjonging van riet. b. Verlagen van het maaiveld door afplaggen. Riet ontwikkelt zich na afplaggen het best op zones waar het water net aan of onder het maaiveld staat. Het behoud van een organische toplaag zorgt voor voedselrijke omstandigheden waar riet van houdt. Op minerale bodem ontwikkelt riet erg traag. c. Eens in de 2 à 3 jaar ‘s winters te maaien en af te voeren. Dit is echter een kostbare en vaak onhaalbare maatregel.

Advertisement

Het voorzien van een natuurlijk peilverloop is in bepaalde natuurkerngebieden van het Grenspark Groot Saeftinghe echter moeilijk te realiseren. De waterpeilen in bijv. het Rietveld Kallo zijn afhankelijk van regenval. Het valt te onderzoeken of er water kan worden toegevoegd om een hoger winterpeil te realiseren.

Figuur 41 Ontwikkelen nieuw rietland Rietveld Kallo – Isha Van Alsenoy ©

Bij aanleg van nieuwe rietvegetaties is het, naast bovenstaande maatregelen, ook zinvol rekening te houden met ganzenvraat door het uitrasteren van jong aangeplant riet aan waterzijde en met verwilging, door een voldoende hoog waterpeil in het late voorjaar (mei-juni).