9 minute read

In een ander jasje

Next Article
In je bubbel

In je bubbel

Veel mensen hebben beroepen waar ze nog te maken krijgen met stereotypes. Wat haalt deze mensen over om ondanks het stereotype in het jasje te kruipen en hun passie te volgen? En nog belangrijker: in hoeverre krijgen ze hierdoor te maken met discriminatie op de werkvloer? Defensievrouw Gwenda, verpleger Mike en brandweervrouw Daphne geven antwoord.

Advertisement

De defensievrouw

Jarenlang werkte Gwenda Nielen (42) voor Defensie. In het werkveld kwam ze zichzelf tegen en kreeg ze heel wat reacties te verduren.

Hoe ervaarde jij de militaire wereld? “Op het moment dat ik voor het eerst de militaire academie binnenliep, werd het mij al duidelijk dat vrouwen in de minderheid waren. Bij Defensie moet je voldoen aan een succesprofiel, waar maar weinig vrouwen in passen. Je moet namelijk veel masculiene eigenschappen hebben, zoals fysiek sterk zijn, direct zijn en beperkte kwetsbaarheid tonen. Ik wilde erbij horen, dus werd ik one of the guys. Er ligt een enorme druk om aan die norm te voldoen. Destijds kon ik daar nog niet goed op reflecteren, dus deed ik alles waar ik bewondering voor terug kreeg. Je krijgt een sterke groepsbinding, omdat iedereen ongeveer hetzelfde is. Maar daardoor ontstaat er ook uitsluiting en pestgedrag. Daar heb ik mijzelf ook schuldig aan gemaakt. Tijdens mijn werk bij de Luchtmobiele Brigade haalde ik mijn rode baret en probeerde ik nog meer te laten zien dat ik ook fysiek gelijkwaardig was aan mijn mannelijke collega’s.”

Wanneer werd je je bewust dat je jezelf was verloren? “Op een gegeven moment voelde ik een bepaalde frictie. Ik ging naar Afghanistan en Irak op uitzending. Daar voelde ik bepaalde emoties, die ik niet kon uiten. Tranen mochten er niet zijn. Ik voelde mij daar schuldig over en begon mezelf als zwak te zien. Pas toen ik sociologie ging studeren, begon ik anders naar mezelf en de organisatiecultuur te kijken. Ik kwam erachter dat mensen hun eigenheid achter zich moesten laten om als succesvol militair gezien te worden. Daarnaast is emotie juist belangrijk in werk waarin er kans is op traumatische ervaringen en waarin je onder druk moet werken. Ik zag steeds meer tegenstrijdigheden. De verschillende perspectieven heb je juist nodig om te kijken naar complexe problemen.”

Met welke vooroordelen kreeg je binnen Defensie te maken? “Na mijn studie kreeg ik een andere rol binnen Defensie. Toen ik meeging op een militaire oefening, zag ik mannen kijken: ‘Wat doet die Barbie hier?’. Het feit dat ik aan tafel mocht zitten en mee mocht praten, was niet zozeer vanwege mijn expertise maar vooral omdat ik een rode baret had en ik mijzelf had bewezen als goede militair. Op het moment dat ik moeder werd, kreeg ik verschillende goedbedoelde maar stigmatiserende opmerkingen en vragen. ‘Werk je fulltime? Je bent toch moeder?’, vroegen ze wel eens. En toen ik op uitzending ging hoorde ik: ‘Is dat wel goed voor de binding met je kind?’ Het waren altijd vragen die ze niet aan mannen stelden. Deze vooroordelen zitten in onze samenleving. Maar bij Defensie worden ze uitvergroot, omdat het extra opvalt als je daar vooral de masculiene norm waardeert.”

Zie je verandering? “Zeker. Er worden ander soort leiders gepositioneerd. Inmiddels is er meer acceptatie van ‘anders zijn’. Mannen die feminiene eigenschappen hebben, worden ook steeds meer geaccepteerd. Er is nog steeds niet genoeg ruimte om verschillende mensen een leidersrol te geven. Als er geen radicale interventies worden gedaan, is er over 30 jaar nog steeds weinig veranderd.”

Wat heb je geleerd van de periode bij Defensie? “Vorig jaar ben ik definitief weggegaan bij Defensie. Ik dacht dat ik een verschil kon maken, maar op een gegeven moment moest ik zo hard werken voor een klein verschil. Dat was het mij niet waard. Wat ik mezelf te laat heb beseft, is dat er ruimte moet zijn voor authenticiteit voor iedereen. Voor de output voor de afdeling is het altijd beter om een divers team te hebben. Ook heb ik veel te laat ingezien dat ik anderen moest respecteren voor hun talenten. Ik heb anderen te veel veroordeeld voor hun gebrek aan masculiniteit. Als ik anderen iets mee kan geven is het wel om andere vrouwen te steunen. Het is belangrijk dat je elkaar verder helpt.”

De verpleger

Zowel op de werkvloer, als tijdens zijn studie is Mike Sollie (22) één van de weinige mannen. Het stereotype over de zorg is nog altijd dat het een beroep voor vrouwen is.

Waarom ben je een studie Verpleegkunde gaan volgen? “Vanuit mezelf ben ik best behulpzaam en zorgzaam. Ik wilde altijd al mensen helpen. In eerste instantie was ik van plan om Geneeskunde te studeren, maar ik ben toch voor HBO Verpleegkunde gegaan. Inmiddels zit ik in mijn derde jaar en heb ik mijn plek gevonden. In het ziekenhuis waar ik stage loop, zie ik wat de artsen doen in tegenstelling tot wat wij doen. Wij hebben veel meer contact met de mensen dan zij.”

Ben je in de minderheid als man op de afdeling? “Ja, op mijn afdeling zijn er van de 60 mensen, maar drie mannen. Bijna alle mannen die hier lopen zijn van de technische dienst, de beveiliging en er zijn wel wat mannelijke artsen. Voor mij is dat niets nieuws. Ik zit nu in het derde jaar van mijn studie en ik ben de enige jongen van de klas. Je gaat ernaartoe met het idee dat er weinig jongens zijn. In het begin was dat wennen, maar dat ging best snel.”

Waarom denk je dat er zo weinig mannen in dit beroep werken? “Over het algemeen geldt dat mensen dit zien als een ‘vrouwen’ beroep. Als je je dat al bedenkt, kan dat ook een blokkade zijn om dit werk te gaan doen. Vrouwen zijn over het algemeen zorgzamer, maar mannen kunnen dat ook zijn. Een cliënt benader ik soms anders. Als man zet ik wat sneller de schouders eronder.”

Merk je dat je anders wordt behandeld omdat je een man bent? “In mijn werk in het ziekenhuis heb ik het nog niet meegemaakt, maar hiervoor heb ik in een verpleeghuis gewerkt en daar wilden twee dames niet door mij geholpen worden. Puur en alleen omdat ik een man ben. De reden erachter weet ik niet. Of ze denken dat ik het minder goed kan, of dat ik misschien kwade bedoelingen heb. Ik heb geen idee. Mannen geven vaak aan dat ze het fijn vinden dat er eens een man op de afdeling is. Maar ook vrouwen hebben vaak respect voor je, dat je het uithoudt tussen alle dames, haha.”

Met welke vooroordelen krijg je te maken? “Vooroordelen gaan vooral over verpleging in het algemeen. Eentje die ik vaak hoor is: ‘Je moet dan zeker alleen maar konten wassen.’ Ik hoor wel eens dat iemand zich afvraagt of ik op jongens val. Dat is niet zo, maar het is het stereotype wat je ziet. Ze zijn er wel, maar net zo goed heteromannen. Het komt natuurlijk wel ergens vandaan. Je bent zorgzamer als je voor dit beroep kiest en je hebt misschien ook een vrouwelijke kant.

In de media zie ik eigenlijk altijd vrouwelijke verplegers. Daar stoor ik mij niet aan. Het beeld is er al en ik denk dat dat niet gaat veranderen. Al zou het wel de blokkade wegnemen, door te laten zien dat het gewoon kan.”

De brandweervrouw

Als de pager afgaat, is Daphne van Ruitenburg (25) er snel bij. Als brandweervrouw zet ze zich als één van de weinige vrouwen in voor het vrijwilligersteam in Zevenhuizen. Daarnaast werkt ze voor de brandweerafdeling van UMC Utrecht.

Was het altijd al je droom om bij de brandweer te gaan? “Vroeger wilde ik juist politievrouw worden. Mijn vader is politieagent. Hulpverlening zit bij ons in de familie. Nadat ik vijf jaar geleden voor de zoveelste keer bij de politie had gesolliciteerd en weer werd afgewezen, kreeg ik de vraag of ik mij aan wilde sluiten bij de brandweer. Na een dag te hebben meegelopen, ben ik nooit weer weggegaan. De verbondenheid in het korps is zo mooi. Als je pager gaat, laat je alles vallen en ga je er vol voor. De ene keer help je bij het afhijsen van een patiënt en de andere keer sta je een buitenbrand te blussen. Het mooiste vind ik dat ik mensen kan helpen. Je bent nodig. Achteraf komen er vaak mensen naar de kazerne om ons te bedanken voor de hulp. Die waardering is heel fijn.”

Hoe is de verdeling van mannen en vrouwen binnen het korps? “De verdeling is ongelijk, vooral bij de beroepsbrandweer. Het is als vrouw namelijk heel zwaar om de test van de beroeps door te komen. De testen van vrijwilligers en beroeps zijn anders. De PPMO, ofwel de fittest, is een hindernisbaan met een trap van 100 treden die de vrijwilligers moeten afleggen. Als je beroepsbrandweer wil worden, moet je meestal kilometers hardlopen en soms ook zwemtesten doen. Dit is een beetje scheef, omdat de vrijwilligers en beroepsbrandweer dezelfde taken hebben. Er zijn natuurlijk specialistische taken, maar een tankauto is hetzelfde als bij de vrijwilligers. Vrouwen melden zich ook minder snel aan, omdat er nog veel onwetendheid is. Dat komt deels doordat er vooral brandweermannen in de media zijn te zien. Brandweervrouwen vallen nog buiten de norm, dus media laten vrouwen als ons nog te weinig zien. Dat is jammer.”

Met welke vooroordelen krijg je te maken? “Mannen en vrouwen zijn gelijk binnen het korps. Van buitenaf hoor ik vaker vooroordelen. Onderhand kijk ik niet meer op van de reacties. Negen van de tien keer negeer ik ze zelfs. ‘Ik wist niet dat vrouwen ook bij de brandweer mochten’, hoor ik vaak. Of: ‘Vind je het niet eng?’ Veel mensen denken dat je heel stoer moet zijn voor dit beroep, maar dat is nergens voor nodig. Als jij het vak mooi vindt, moet je het vooral doen. Wees gewoon jezelf, dat is het allerbelangrijkste. Vrouwen verschillen vaak van mannen, maar dat is in dit beroep juist in een positieve zin. Bij een auto-incident waar kinderen bij betrokken zijn, zijn vrouwen wat rustiger.”

Hoe probeer jij vrouwen te inspireren om bij de brandweer te gaan? “Op mijn Instagramaccount @daphnedebrandweervrouw laat ik zien dat vrouwen dit werk ook kunnen doen. Hiermee wil ik anderen inspireren om bij de brandweer te gaan. Zowel tieners, als ouderen, want iedereen is hard nodig. Als je niets doet, dan weet je zeker dat het geen effect heeft. Bij een klein beetje effect ben ik al blij. Mijn quote luidt dan ook: ‘Wat is het leven zonder risico?’”

This article is from: