2 minute read

Telemonitoring: veiligheid neemt toe en angst neemt af

Auteurs

N. Vorstenbosch, verpleegkundig specialist

Diagnose

Patiënten met comorbiditeit chronisch hartfalen / COPD én een hoog risico op heropname < 1 jaar

Trefwoorden

Chronisch hartfalen, COPD, telemonitoring

Samenvatting van klinische beloop

Patiënten met COPD en hartfalen (beide progressieve en dodelijke ziekten) hebben vaak veel andere comorbiditeiten. We hebben het hier dus over hoogcomplexe patiënten. Vaak melden zij zich te laat bij een verslechtering en is een opname nodig. Door een opname verslechteren hun fysieke functies, met een negatieve neerwaartse spiraal tot gevolg. Naast ziekenhuisopnames hadden deze patiënten veel afspraken in het ziekenhuis met de cardioloog, longarts, vaak andere artsen én de verpleegkundig specialisten, ieder met hun eigen adviezen, medicatievoorschriften en leefstijlprogramma's. Het resultaat: hoge kosten, een zeer lage kwaliteit van leven voor patiënten (en hun partners), angst, stress en weinig zelfmanagement.

Afdeling hart- en longrevalidatie ontwikkelde voor deze patiënten een Remote Patiënt Management programma (RPM) oftewel telemonitoring. Het RPM-programma wordt als succesvol beschouwd wanneer de patiënt gerelateerde uitkomsten zijn verbeterd, de duur van ziekenhuisopnames wordt verkort en veiligheid en kosten tenminste gelijk zijn gebleven.

Toelichting

We leren patiënten hoe ze verschillende apparaten kunnen gebruiken om bloeddruk, hartslag, gewicht, temperatuur en zuurstofverzadiging zelf thuis te meten. Ook vullen ze dagelijks een korte vragenlijst in over kortademigheid, hoesten, oedeem en indien van toepassing of het erger is dan de dag ervoor en of er veranderingen zijn in de kleur van sputum. De patiënt voert de metingen en antwoorden op de vragen iedere ochtend zelf in op een computer, in een vrij eenvoudig te gebruiken, speciaal ontworpen portaal. De data wordt bekeken door de casemanager van de patiënt: hoogopgeleide hart- en longverpleegkundigen in MMC. Via chatberichten of videobellen hebben de patiënt en de casemanager contact. De casemanager consulteert de longarts en cardioloog tijdens een dagelijks multidisciplinair overleg (MDO). Voor interventies bij verslechtering van de situatie van de patiënt, zijn behandelprotocollen ontwikkeld.

De combinatie van vragenlijsten en het meten van vitale parameters geeft inzicht in de gezondheidstoestand en de verandering daarin. Voor elke patiënt specificeren we de boven- en ondergrens van alle metingen. Alle afwijkende metingen lichten op als waarschuwing (figuur 1).

Als een alarm verschijnt op het portaal (bijvoorbeeld een toename van gewicht) en daarbij een alarm op de vragenlijst dat de patiënt meer benauwdheidsklachten heeft dan wordt er contact opgenomen met deze patiënt om goed uit te vragen of deze gewichtstoename past bij decompensatio cordis of dat er nog een andere verklaring kan zijn. Een patiënt kan bijvoorbeeld obstipatie hebben en al drie dagen geen ontlasting hebben gehad. Dit geeft ook gewichtstoename en soms een benauwd gevoel. Doorvragen en niet alleen het portaal volgen is dus essentieel om het juiste vervolgbeleid te bepalen.

Bij decompensatio cordis kan het ophogen van diuretica de oplossing zijn, daarbij kijkt de casemanager goed naar de nierfunctie en de vitale parameters alvorens de plasmedicatie op te hogen.

Bij obstipatie kan de casemanager het advies geven de patiënt contact op te laten nemen met de huisarts om dit probleem te behandelen.

Het resultaat van deze aanpak: de veiligheid neemt toe door snelle interventie bij verslechtering (figuur 2), angst neemt af door de wetenschap dat een zorgverlener dagelijks monitort, de patiënt is goed geïnformeerd over medicatie, medicatiewijzigingen, bijwerkingen van medicatie of interactie tussen medicatie bij comorbiditeit, waardoor de patiënt ook na afbouw van het RPMprogramma een stabiele gezondheidstoestand kan behouden en de verschillende medisch specialisten betrokken bij de verschillende ziektes werken beter samen.

This article is from: