14 minute read

LAAGFREQUENT GELUID

Next Article
PRESTATIES BORGEN

PRESTATIES BORGEN

EEN GROEIEND PROBLEEM IN INSTALLATIELAND

Rond de 10% van de Nederlandse

Advertisement

bevolking is gevoelig voor Laag

Frequent Geluid. Door de toe-

name van de installatiequote in

gebouwen en de verduurzaming

van de bestaande gebouwenvoor-

raad ondervinden zij steeds meer

hinder. Wat kan de installateur

hieraan doen? Henk-Jan Meilink,

Adviseur Bouwfysica en Akoes-

tiek legt uit en geeft tips.

Hoewel hij officieel al met pensioen is, kan hij nog volop aan de bak. Henk-Jan Meilink ontvangt dagelijks hulpverzoeken. Zijn cliënten hebben last van Laag Frequent Geluid een probleem dat steeds erger wordt in onze samenleving.

Uitleg

“Laag Frequent Geluid (LFG) is geluid met lage tonen: tonen met een frequentie beneden 100/125 Herz (Hz Hertz). Geluid met frequenties onder 20 Hz wordt infrasoon geluid genoemd”, valt er op de site van het RIVM te lezen. Meilink hanteert dezelfde definitie. “De ene expert legt de grens bij 100, zelf ga ik tot 125 Hz.”

Oorzaken

Volgens het RIVM neemt het aantal meldingen bij de GGD over het horen van een bromtoon toe. Aangetoonde gezondheidseffecten van LFG zijn hinder en in mindere mate slaapverstoring. Waarom mensen zo slecht tegen Laag Frequent Geluid kunnen, is vooralsnog een onderwerp van hevige wetenschappelijke discussies. “Mijn hypothese is dat de mens van nature niet gewend is aan deze geluidsfrequentie, we zijn er biologisch gezien niet voor gemaakt. Het zijn namelijk door de mens bedachte systemen die Laag Frequent Geluid produceren.” Wat daarnaast een rol speelt is het tijdstip, heeft Meilink gemerkt bij zijn cliënten. “Over het algemeen hebben ze sneller in de avond- en nachtelijke uren last van Laag Frequent Geluid. Ons gehoor is dan sowieso al gevoeliger voor geluiden, bovendien is de omgeving stiller.”

Installaties

Meilink heeft al diverse keren meegemaakt dat installaties Laag Frequent Geluid produceren. “Denk maar aan cv-pompen, elektriciteitsmeters, hydrofoorinstallaties, warmtepompen, ventilatiesystemen of jacuzzi’s.”

Geluidsmeting

Hoewel het op het oog om een duidelijke problematiek gaat, ligt het in de praktijk allemaal een stuk gecompliceerder, vertelt Meilink. “Allereerst werken we met een verkeerde eenheid om de sterkte van het geluid weer te geven. Met dB(A) neem je namelijk Laag Frequent Geluid maar beperkt mee. Eigenlijk zou je de NSG Richtlijn Laag Frequent Geluid moeten hanteren. Deze richtlijn stelt de norm in dB waarbij de lage tonen wel worden meegenomen. Bovendien zegt de NSG dat voor lage tonen geldt; ‘horen is hinder’.“ Ook al is de lage toon nog zo zacht, zodra mensen het horen is het hinderlijk.

Consequenties NSG Richtlijn

Deze norm is echter niet in de Nederlandse geluidswetgeving verwerkt. Meilink: “Eventuele inpassing zou grote consequenties hebben en torenhoge kosten met zich meebrengen. Denk maar aan gebouweigenaren die dan verplicht hun installaties moeten aanpassen of fabrikanten die worden gedwongen andere systemen te ontwikkelen. En, dan is er ook nog een spanningsveld met onze duurzaamheidsambities, die in feite zorgen voor steeds meer installaties in gebouwen.” Zolang de wetgeving ontbreekt, wordt het logischerwijze ook erg moeilijk om ‘te handhaven’.

Betaalbare meetapparatuur

Daarnaast ontbreekt het vooralsnog aan eenvoudige en betaalbare meetapparatuur om de bron van het geluid te traceren. Mede daardoor wordt een onderzoek naar hinder van Laag Frequent Geluid al snel een dure grap. “Ik houd zelf bewust rekening met de sociaaleconomische situatie van mijn cliënten, want het moet wel betaalbaar voor ze blijven.”

Isoleren

Is de geluidsbron niet traceerbaar of

Er wordt nu onderzocht of deze warmtepomp dubbel moet worden afgeveerd vanwege LFGklachten

valt het probleem vanwege andere redenen niet te verhelpen, dan biedt isolatie helaas geen uitkomst. “Laag Frequent Geluid heeft meer geluidsenergie dan hoge tonen, daar valt niet tegen op te isoleren.” Soms kan isolatie zelfs het probleem verergeren. “Zo had ik een casus waarbij de zware akoestische dubbele beglazing ging resoneren als er een vrachtwagen voorbijreed. Uiteindelijk heeft de bewoner weer normaal dubbel glas moeten aanbrengen om het probleem te verhelpen.”

Kennis en kunde

Daarnaast ontbreekt het vaak aan de juiste kennis in de installatiebranche om het LFG-probleem al bij voorbaat te tackelen of op te lossen. “Sowieso schiet het kennisniveau tekort. In het curriculum, denk aan het VMBO en MBO, is nauwelijks aandacht voor deze problematiek. Daarnaast werken veel installateurs met vaste partners. Ze installeren bijvoorbeeld altijd een warmtepomp of ventilatiesysteem van merk A. Daardoor zijn ze minder geneigd te kijken naar andere oplossingen, die wellicht minder risico op LFG met zich meebrengen. Komt nog bij dat door voortdurende bezuinigingsrondes die worden doorgevoerd tijdens bouwprojecten, niet altijd de beste oplossingen uit de bus komen. Tot slot: als er uit een analyse van de situatie blijkt dat er extra maatregelen nodig zijn om akoestische problemen te voorkomen of te verhelpen, brengt dat meerkosten met zich mee. Ook dat kan een obstakel zijn.”

Praktijkvoorbeelden

Tot dusver hebben we vooral in algemene bewoordingen de problematiek besproken, maar wat komt Meilink nu zoal tegen in de praktijk? “Bijvoorbeeld elektriciteitsmeters die zoemen, vaak zijn het oudere exemplaren. Meestal moeten ze worden vervangen.” De akoestisch expert krijgt de laatste jaren ook steeds vaker klachten binnen over warmtepompen. “Met name de luchtgebonden varianten, over bodemgebonden systemen hoor ik minder snel mensen klagen.” De oorzaken zijn verschillend, maar vaak ligt het aan de compressor, dan wel ventilator van de verdamper. “Recentelijk had ik een casus waarbij sprake was van een verkeerde plaatsing. De warmtepomp stond op een stalen constructie op het dak en was enkel afgeveerd. Met een andere opbouw konden we het LFG-probleem verhelpen. Op de stalen constructie kwamen veren, daarbovenop een betonnen plaat die hetzelfde gewicht had als het onderstel van de warmtepomp. Vervolgens weer veren en dan pas de warmtepomp.”

Werkwijze

Als je als installateur te maken krijgt met LFG-problemen, adviseert Meilink om de volgende werkwijze aan te houden. Probeer eerst de geluidsbron te achterhalen, eventueel met hulp van een akoestisch expert. Check of er sprake is van defecte onderdelen, een verkeerde inregeling of plaatsing van de installatie en los vervolgens het probleem op. Is het niet mogelijk om de geluidsbron uit te schakelen dan kan nog worden overwogen om het geluid te maskeren in het pand waar de cliënt zit met klachten. “Bijvoorbeeld met een ruisinstallatie, maar dat luistert allemaal erg nauw.” Ook kan er uiteraard worden gekeken of het mogelijk is om de installatie op bepaalde tijden uit te schakelen of op een ander toerental te laten draaien.

Toekomst

Zoals we al eerder aanstipten, zal naar verwachting de komende jaren het probleem verergeren. De installatiequote in gebouwen neemt toe, zowel in de woningbouw als utiliteit. “Fabrikanten zullen wel meer fluisterstille systemen gaan ontwikkelen, maar de kans is groot dat die ook duurder zijn, met het risico dat er uiteindelijk uit budgettaire overwegingen toch weer wordt gekozen voor een goedkopere en slechtere oplossing. Ik denk dat we daarom twee routes moeten bewandelen; laten we naast installatietechnische ook bouwkundige oplossingen ontwikkelen voor dit probleem.” 

Voorbeeldcasus

waarbij sprake is van een cor-

relatie tussen

de temperatuur

op een warmtepomp en het geluid in de slaapkamer.

METEN IS WETEN

De meetapparatuur die wordt gebruikt om LFG op te sporen bestaat, naast een normale geluidmeter, vooral uit apparatuur waarmee gedurende langere tijd (zeg een week) het geluidniveau gedetailleerd kan worden vastgelegd. Er wordt daarbij gemeten op de plaats waar de hinder wordt ondervonden en op de plaatsen waar de mogelijke bron van de hinder zich bevindt. Verder wordt er gebruik gemaakt van apparatuur waarmee de richting kan worden bepaald van waaruit de lage tonen afkomstig zijn. Dit kan voral worden gedaan als de geluidbron zich buiten het gebouw bevindt. De richting wordt bepaald met speciale richtmicrofoons of met apparatuur waarmee het faseverschil wordt bepaald dat door twee microfoons wordt gemeten. Als laatste instrument wordt soms een CAM64 ingezet. Dat is een geluidcamera waarmee een “foto” van het geluid kan worden gemaakt. Daarmee kan ook worden bepaald of een trilling in een bouwkundige constructie een richting heeft. Op deze wijze kan een hinderlijke bron binnen een gebouw worden opgespoord.

NAAKTE DAKEN

Misschien heb je onlangs wel de campagne voorbij zien komen: Naakte daken in Nederland. Een aanbieder van zonnepanelen biedt huurmogelijkheden vanuit het oog dat daken echt een verschil kunnen maken in de energietransitie. Maar het gaat verder: daken zijn steeds meer een onderdeel van onze leefomgeving. En het interessante is dat wij als sector hier een partner in crime kunnen zijn! Wat bieden de daken van Nederland? Mogelijkheden om regenwater te bufferen, daktuinen en dak-akkers te realiseren, te wonen, werken en recreëren en natuurlijk opwekken van duurzame energie. Groene daken zorgen ervoor dat het minder warm in de stad wordt en dus een meer klimaatbestendige stad ontstaat. In het Rotterdams Dakenboek staan ook mooie voorbeelden: van dak-akkers bovenop het Schieblok of het restaurant waar gasten op het dakterras kijken naar de moestuin die producten levert voor de keuken. Van het woonblok boven op het warenhuis Ter Meulen tot de yogalessen en filmvertoningen op het dak van hotel-brasserie Stroom. En dat is maar in één stad. Door dit nieuwe gebruik van het dak wordt er in de bouw een verschuiving zichtbaar van de uitvoerende dakdekker, die zorgt dat het dak niet lekt, naar een dak-manager. Of naar een consortium van samenwerkende organisaties die de gebouweigenaar ontzorgt in het beheer en onderhoud van het dak. Het platte dak gaat dan ook steeds vaker behoren tot het werkterrein van de installateur. Dat vraagt om nieuwe vaardigheden, samenwerken en van elkaar leren. Om lef en creativiteit. Als onderdeel van een duurzame en circulaire economie. Met als inzet dat iedere stad een eigen dakenboek heeft en naakte dagen tot het verleden behoren.

Sven Asijee Directeur

IN DE PIJPLIJN

RUBRIEK

Stille buisventilatoren

S&P introduceert de Jetline buisventilatoren, verkrijgbaar met een AC- of gelijkstroommotor. De uitvoering met gelijkstroommotor is voorzien van een potmeter in de aansluitdoos, voor het instellen van het toerental. De nieuwe serie is leverbaar in de diameters 100 tot en met 315 mm, en 200 tot 1.600 m3/h. De ‘helical’-centrifugale waaier genereert grote opvoerhoogte met een minimaal geluidsniveau. Een geïntegreerde uitblaasdiffusor zorgt voor een optimale luchtstroom en laag geluidsniveau in het kanaal. De opvoerhoogte is vergelijkbaar met die van een centrifugaal ventilator. De stalen behuizing is 100% lekdicht afgewerkt en op de flenzen zijn rubberen ‘safe’ verbindingen voorzien, voor lekvrije aansluiting op de kanalen. Tussen de motor en de houder is een ‘silent block’ geplaatst, om trillingen tegen te gaan en zo het geluidsniveau te verlagen. Decentrale schoolventilatie

Ned Air introduceert de EduComfort 1000, een nieuwe decentrale schoolventilatie-unit met warmteterugwinning die bovendien kan koelen én verwarmen. Met de ingebouwde CO2-meter wordt de luchtkwaliteit continu gemeten en gecorrigeerd. Dit betekent geen tocht door open ramen en toch een goede luchtkwaliteit. Dankzij een thermisch rendement van minimaal 90%, een laag energiegebruik en een installatiegeluid van <33 dB(A) voldoet de EduComfort 1000 aan het Programma van Eisen Frisse Scholen klasse B.

ZAKELIJK Investeer in dialoog

VOORKOMEN VAN PSYCHOSOCIALE ARBEIDSBELASTING

De meeste mensen brengen een

groot deel van hun tijd op hun

werk door. Maar dan moet je je

ook goed kunnen voelen op je

werk. Dat lijkt vanzelfsprekend,

maar dat is het niet altijd. En dan

is er werk aan de winkel. In de

Arbowet staat dat de werkgever

beleid moet voeren om te hoge

psychosociale arbeidsbelasting

(PSA) te voorkomen en waar dat

niet mogelijk is te beperken. PSA

bestaat uit: werkdruk, agressie

en geweld, seksuele intimidatie,

discriminatie en pesten. Maar wat

betekent dat?

André Verbeek is veiligheids-, arbeids- en organisatiedeskundige en wetenschapper. Maar hij heeft ook een geschiedenis in de installatiebranche. “Ik heb verschillende functies gehad maar ooit begon ik na mijn studie werktuigbouwkunde bij een installatiebedrijf. En die liefde is nooit helemaal weggegaan; het is dan ook een beetje thuiskomen. Verbeek is inmiddels ondernemer en vanuit die rol ook adviseur op het gebied veilig en gezond werken waarbij hij zijn kennis actief inzet. “Je kan me gerust een arbofreak noemen.”

PSA

Wat is PSA eigenlijk? Verbeek: “PSA is het welzijnsgedeelte in het werk. We weten dat gemotiveerde medewerkers beter presteren, dat zij openstaan voor nieuwe werkwijzen en ook veiliger en gezonder werken. Er is dus altijd een relatie tussen de werksituatie en de mentale belastbaarheid van een medewerker. Is deze gunstig, dan is de kans groot dat medewerkers gemotiveerd zijn. Ik vat PSA wel eens samen als ‘die zaken in het werk die bij een medewerker werkstress kunnen veroorzaken.’ En dat kan van alles zijn. Stress wordt niet alleen veroorzaakt door te veel werk of pestende collega’s, maar kan zeker ook worden veroorzaakt door spannende werkzaamheden. Hierbij kan je denken aan werken in zeer nauwe kruipruimte of werken op een zeer grote hoogte, bijvoorbeeld in een hijskraan. PSA gaat dus ook om wat er letterlijk speelt op de werkvloer. Het is niet los te zien van elkaar.”

Voorkom de blinde vlek

Natuurlijk spelen hier ook persoonlijke eigenschappen een rol. Hoe je in elkaar zit heeft te maken met hoe je naar je werk kijkt. Verbeek: “We kijken vooral wat de impact is op je belastbaarheid. Zijn er bepaalde werkfactoren die we

WAAR KIJKEN WE NAAR BIJ PSA?

• Agressie en intimidatie (door collega’s en klanten) • Beroepsgebonden depressie • Discriminatie • Overspannenheid en burn-out • Pesten op het werk • Posttraumatische stress-stoornis • Seksuele intimidatie • Werkdruk • Workaholism

André Verbeek: “Veilig werken is vooral ook een kwestie van

je veilig voelen.”

TWAALF ELEMENTEN VAN DISCRIMINATIE

1. Afkomst 2. Geslacht 3. Seksuele geaardheid 4. Leeftijd 5. Handicap of chronische aandoening 6. Politieke gezindheid 7. Arbeidsrelatie (fulltime/parttime) 8. Arbeidscontract (vast/tijdelijk) 9. Burgerlijke staat 10. Nationaliteit 11. Goddienst 12. Levensbeschouwing

kunnen veranderen om ervoor te zorgen dat iemand beter in zijn of haar vel zit? En dan kom je ook uit op een organisatiecultuur. Soms is het niet bewust, maar doen medewerkers het al heel lang op een bepaalde manier en vormt het meer een blinde vlek. Een cultuur van ‘het was maar een grapje’ zorgt ervoor dat dat de menselijke maat kan vervagen. Denk bijvoorbeeld aan het geven van een bijnaam aan iemand. Misschien ervaart die persoon dit als kritiek, pesten of discriminatie, hoewel dit niet de bedoeling was. Met een open cultuur in een bedrijf en oog voor de mens kan je dit voorkomen. Maak je het bespreekbaar. En is veilig werken vooral ook een kwestie van je veilig voelen.”

Aanpak

Eigenlijk staat de vraag centraal: wat vinden we normaal en niet normaal in een bedrijf? Verbeek: “Je signaleert: wat is er gaande? Je evalueert: wat moet anders? En je maakt nieuw beleid: wat gaan we anders doen? Dit alles vraagt om bewustwording en een open houding. Want anders je kunt niet met elkaar in gesprek. En voor wie denkt dat het hier alleen gaat om gepraat en gedoe… realiseer je dat we het niet voor niets in de Arbowet hebben vastgelegd en dat het invloed heeft op de reputatie en resultaten van je bedrijf. Mensen werken nu eenmaal beter als ze zich veilig voelen.” Een belangrijk instrument voor het inventariseren is de verdiepende RI&E PSA vragenlijst voor de sector. Dit instrument is een vragenlijst specifiek voor de branche, die je helpt te analyseren hoe je er als bedrijf voor staat.

Werkdruk

De verdiepende RI&E PSA geeft inzicht in waar extra aandacht nodig is. Verbeek: “Uit deze standaardvragenlijst kan bijvoorbeeld komen dat de werkdruk hoog is. En dat is best realistisch als je ziet voor welke uitdagingen de installatiebranche staat. De vraag naar vakmensen is groot en kan niet altijd worden opgelost. Dus dat geeft een hoge werklast. Een ander punt dat naar voren kan komen is bijvoorbeeld dat mensen ervaren dat ze te weinig vrijheid en regie hebben. Uit onderzoek blijkt dat als mensen zelf hun taken kunnen indelen en op hun resultaten worden gezien, zij minder stress ervaren. Of het kan gaan om een gevoel van discriminatie op basis van leeftijd. Bij al deze voorbeelden is het onderlinge gesprek van groot belang. Je brengt met elkaar in kaart wat er speelt en verkent wat je kunt doen om het op te lossen. De dialoog. Daar geloof ik heilig in.” Een belangrijke vraag in de dialoog is ook: wat geeft energie en wat vreet energie in je werk? Verbeek: “Juist dat kan veel helder maken! Het geeft aan waar de balans scheefloopt en waar je actie op kunt ondernemen.”

Ga in gesprek

Het klinkt goed: inventariseren, evalueren en beleid maken en weer bijstellen. Maar dat lijkt vooral een taak voor een leidinggevende. Wanneer kan de werknemer in actie komen? Verbeek is er helder over: “Dat is een goed punt. We moeten vakmensen het vertrouwen geven dat het goed is als men dit op de agenda zet. Een open cultuur waarin de dialoog mogelijk is. En als dat niet kan, dan moet er een vertrouwenspersoon zijn. Bij grote bedrijven is dat meestal goed geregeld, maar vaak zie ik ook dat mensen niet weten wat een vertrouwenspersoon doet en dat het gesprek ook echt besloten is. Er is meer voorlichting en kennis nodig. Bij kleine bedrijven is het vaak lastiger maar hier kan de bedrijfsarts misschien een rol vervullen. Maar bij alle bedrijven hoop ik vooral dat een gesprek open en met respect kan plaatsvinden. En vooral dat men feedback kan geven en ontvangen. Dat klinkt simpel, maar dat is het niet altijd. Ik doe vooral de oproep aan bedrijven: investeer in PSA voor je medewerkers. Daarmee investeer je in de dialoog.” 

This article is from: