22 minute read

LAB column insights

Whole Genome Sequencing ook in food labs?

Bas van Driel adviseert de redactie van LABinsights

Advertisement

Ik heb inmiddels zoveel jaren ervaring dat het noemen van de exacte tijd die is verstreken na een gebeurte-

nis te confronterend is geworden. Dus voor mijn eigen gemoedsrust zal ik zeggen dat ik meer dan 10 jaar geleden de overstap van de medische wereld naar de voedingsindustrie heb gemaakt. Veel dingen waren anders, maar wat mij het meeste opviel was dat technieken die gemeengoed waren in de ziekenhuis- en (semi-)overheidswereld nog in de kinderschoenen stonden in de levensmiddelenindustrie. Denk dan bijvoorbeeld aan ELISA- en PCR-technieken. De belangrijkste redenen: de relatief hoge kosten en regelgeving. Jammer, want met die nieuwe technieken kun je sneller en vaak ook betrouwbaarder meten. Inmiddels zijn deze technieken een stuk goedkoper geworden en zet de levensmiddelenindustrie ze wel grootschalig in.

Ik denk dat de geschiedenis zich zal herhalen met de Whole Genome Sequencing (WGS)-techniek, een afgeleide toepassing van High Throughput Sequencing (HTS). Dit procedé stelt ons in staat om het hele genoom van (pathogene) micro-organismen in kaart te brengen. Je identificeert niet alleen het micro-organisme, maar brengt ook zaken als virulentie, resistentie en andere functionele karakteristieken in kaart. Ook kun je relatief eenvoudig en betrouwbaar een link leggen tussen ziektegevallen en besmettingsbronn(en).

Voedingsmiddelenfabrikanten kunnen ook onderscheid maken tussen persistente bacteriestammen en passanten in hun fabriek. Zeker waardevol, want dit onderscheid is nogal bepalend voor de te ondernemen acties. Samenwerking – zowel nationaal als internationaal – tussen referentielaboratoria en voedselveiligheidsautoriteiten, waarbij gebruik gemaakt werd van WGS, heeft al in een aantal gevallen de besmettingsbron bij een uitbraak opgespoord. De listeriabesmetting bij Offerman is hier een mooi voorbeeld van. Je hoeft je natuurlijk niet te beperken tot pathogenen: ook het in beeld brengen van specifieke bederforganismestammen is waardevol. Mars en Nestlé hebben al voorzichtig een begin gemaakt met het systematisch toepassen van deze techniek. Maar hoe mooi zou het zijn wanneer we deze techniek op grote schaal zouden kunnen gaan toepassen in de hele voedingsindustrie. De analysekosten zullen dan gaan dalen. Wel zijn er nog enkele hordes te nemen, voordat we deze techniek breed kunnen inzetten bij het onderzoek op pathogenen in de voedingsindustrie. Denk aan het vullen en beheren van enorme databases of het vaststellen wie er toegang tot die database heeft. Ook daar zal nieuwe aanvullende regelgeving nodig zijn, al vrees ik dat we wederom langer dan 10 jaar op opschaling van deze veelbelovende techniek zullen moeten wachten.

De Rapid MAX N exceed van Elementar is compact en robuust, waardoor er minder tijd in onderhoud gaat zitten dan gebruikelijk is voor eiwitanalyzers, en gaat zuinig met zuurstof en het schaarse helium om.

Inzet gevaarlijke chemicaliën overbodig

NIR-analyses snel gekalibreerd met Dumas-eiwitanalyzer

Voor validatie van eiwitanalyses is er nu een nieuwe onderhoudsarme, robuuste eiwitanalyzer conform de Dumas-methode. Ideaal om nabijinfrarood spectroscopie (NIR)-metingen voor de monitoring van voedingsmiddelenproductie snel en betrouwbaar te kalibreren en valideren, zonder inzet van gevaarlijke chemicaliën.

Els van den Brink i.s.m. Redactie LabInsights | Fotografie: Beun De-Ronde

Om productieprocessen in de food continu te monitoren met nabij-infrarood spectroscopie (NIR), worden jaarlijks duizenden natchemisch analyses uitgevoerd voor kalibratie en

validatie. Het gaat onder meer om grondstoffen als tarwe, mais, cacao, raapzaad en sojabonen. Voor QC-laboratoria is het van cruciaal belang dat ze deze NIR-analyses snel en betrouwbaar kunnen matchen met de analytische chemische bepalingen. Immers, leveranciers van granen, plantaardige oliën en andere grondstoffen voor menselijke en dierlijke consumptie opereren op wereldschaal en kunnen zich geen missers permitteren. Dit zou onvermijdelijk leiden tot grootschalige terugroepacties.

Kalibraties voor continue monitoring

Centrale QC-labs van multinationals in de food ondersteunen vaak een groot aantal productiesites. Nabij infrarood spectroscopie (NIR of FT-NIR) wordt op deze locaties ingezet om het productieproces continu te monitoren, want dat kan online alleen met een snelle, non-destructieve analysemethode. Voorwaarde voor het inzetten van deze technologie is een betrouwbare kalibratielijn. Dit vereist dat van een groot aantal monsters het NIR-spectrum

RAPID MAX N EXCEED: DE SPECS

X Geconcentreerde stikstofanalyse in diverse meetstanden X Detectielimiet < 20 ppm X Stikstofmeetbereik: 0-500 mg of 0-100% X Analyse binnen 4 – 5 minuten, afhankelijk van gewicht en soort elementen X Slimme foutendetectie en statistische berekening X Compact tafelmodel X Drievoudige oven met 10 jaar garantie X Gepatenteerde purge & trap-technologie voor gasscheidingen X Hypergevoelige, thermische geleidbaarheidsdetector X Meervoudige, onafhankelijke kalibratie X Volledig digitaal bestuurbaar via externe pc X Automatische asverwijdering X Voldoet aan 21 CFR part 11 X Eenvoudig te integreren met LIMS

De Rapid MAX N exceed van Elementar.

‘Voor validatie van eiwitanalyses is er een nieuwe onderhoudsarme, robuuste eiwitanalyzer conform de Dumasmethode’

wordt gemeten, en daarnaast de nodige natchemische bepalingen worden uitgevoerd. Zo worden de kalibratiecurves steeds beter en de monitoring van processen dus betrouwbaarder.

Robuuste eiwitanalyses

Om onder meer voor dit doel snel eiwitgehaltes te kunnen bepalen heeft Elementar de ‘Rapid Max N exceed’ op de markt gebracht. Het toestel is compact en robuust, waardoor er minder tijd in onderhoud gaat zitten dan gebruikelijk is voor eiwitanalyzers, en dit apparaat gaat zuinig met zuurstof en het schaarse helium om, of kan als alternatief voor helium ook argongas gebruiken. Per saldo scheelt dit kosten. En in vergelijking met traditionele methodes als de Kjeldahl-N-methodiek zijn er ook grote besparingen op het gebruik van chemicialiën.

Methode van Dumas

De eiwitanalyse gebeurt volgens de zogenaamde Dumas-methode. Daarbij wordt een monster verhit in aanwezigheid van zuiver zuurstof en helium of argon, waardoor alles verbrandt en alle stikstof wordt gereduceerd tot moleculair stikstof. De stikstof wordt gescheiden van de ontstane koolstofdioxide en waterdamp, waarna de thermische geleiding wordt gemeten van het stikstofgas, wat een maat is voor de hoeveelheid aanwezige stikstof. Vergeleken met de traditionele Kjeldahl-methode kan de Dumas-analyse iets hogere waardes geven door de aanwezigheid van bijproducten die soms ook stikstof bevatten. Groot pluspunt is echter dat de Dumas-methode veel veiliger is om mee te werken, omdat de voor Kjeldahl-N benodigde gevaarlijke chemicaliën niet nodig zijn.

Energietransitie vereist batterij aan onderzoeksfaciliteiten en materiaalkennis Waterstofeconomie getest en beproefd bij Kiwa Nederland

Kiwa Nederland is in Europa de koploper in onderzoek naar veilige oplossingen voor de distributie van waterstof en opslag van deze energiedrager voor toepassingen in onder andere de automobielindustrie. Met de opkomende waterstofeconomie is er dringend behoefte aan veilige en betaalbare oplossingen. In Apeldoorn heeft Kiwa hiervoor alle faciliteiten.

Vincent Hentzepeter | Fotografie: FOODnote

Met de op Prinsjesdag gepresenteerde ambitieuze plannen van het kabinet om al vanaf 2030 grootschalig groene waterstof te gaan produceren voor industrieel gebruik met enorme windparken op zee, is het zonneklaar dat de waterstofeco-

nomie aan de poorten rammelt. Het kabinet streeft ernaar dat al in 2030 zo’n 21 gigawatt uit wind komt, ongeveer 75% van het huidige elektriciteitsverbruik. Dit moet doorgroeien naar 50 gigawatt aan windvermogen in 2040 en 70 gigawatt in 2050. Dit overschot aan elektriciteitsproductie zal grotendeels worden ingezet voor de productie van groene waterstof op zee, zodat de industrie kan overstappen van gas op een klimaatneutraal alternatief. Deze omwenteling naar een waterstofeconomie heeft een enorme impuls gegeven naar onderzoek en ontwikkelingen van technische systemen en installaties voor de veilige opslag, toepassing en landelijke distributie van waterstof. Bij Kiwa is daarom fors geïnvesteerd in onderzoeksfaciliteiten om op korte termijn prangende vragen vanuit energiebedrijven en de autoindustrie te kunnen beantwoorden. Want het moet natuurlijk wel allemaal bewezen veilig toegepast kunnen worden. Paul Dijkhof, teamleader alternative fuels and pressure products (alternatieve brandstoffen en producten onder druk), is nauw betrokken bij het testen van veilige opslagsystemen voor de automobielsector en de distributie van gas. Hij geeft een rondleiding door het waterstoflab, waar componenten voor waterstofgedreven voertuigen als auto’s, bussen en vrachtwagens beproefd worden. Dit gebeurt met enorme opstellingen, want de cilinders worden door de snelle technische ontwikkelingen snel groter.

Batterijcapaciteit

De verwachting is dat waterstof voor mobiliteit in eerste instantie vooral voor de transportsector en het openbaar vervoer ingezet

Links: Paul Dijkhof, teamleader alternative fuels and pressure products, achter het bedieningspaneel van een van de reusachtige bassins waarin onder hoge druk cilinders en tanks voor waterstofgedreven voertuigen als auto’s en bussen en vrachtwagens beproefd worden. Rechtsoven: Dit soort formaat monsters worden op diverse veiligheidsaspecten getest; hier zijn tanks onder druk te zien. Rechtsonder: Het lab kan testen onder extreem hoge drukken. Deze opstelling kan tot 35MPa luchtdruk, in het lab echter kan er getest worden tot 10,5MPa met waterstof of tot 110MPa met hydraulische drukken.

Verouderingstesten voor een veilige waterstofeconomie

Metalen componenten kunnen versneld verouderen door waterstof. En alles wat als veilig en lekdicht beproefd is voor methaan, hoeft dat voor het kleinere waterstofmolecuul niet te zijn. Kiwa onderzoekt met diverse stress-testen of technische onderdelen veilig in gebruik zijn voor waterstoftoepassingen, zodat ze gecertificeerd kunnen worden.

Bij een motor op waterstof zijn de temperatuurverschillen tussen tanktemperatuur en verbrandingstemperatuur hoger dan bij fossiele brandstoffen, ook

al wordt de motor zelf een stuk minder heet. De consequenties daarvan voor de veiligheid testen ze bij Kiwa uitvoerig. Paul Dijkhof, teamleader alternative fuels and pressure products: “We verouderen bij temperaturen van -40 °C tot 120 °C conform de te verwachten motorbloktemperatuur. -40 °C is de temperatuur bij het vullen uit een waterstoftankstation, dus de componenten komen daar ook mee in contact. Overigens is die -40 °C ook de temperatuur voor arctische systemen waar we sowieso al op testen. Metalen mogen niet krimpen en gaan lekken als ze zo koud worden. 120 °C is de gangbare temperatuur van componenten om op te testen in de automotive sector, want dat komt van de verbrandingsmotor af, bij een waterstofcilinder is dat hooguit 85 °C.”

Lekdetectie

Het testen van injectoren en drukregelaars gebeurt met klimaatkasten, voor en na veroudering van de componenten. “We testen op gaslekken bij een heel scala van temperaturen en drukken, we testen koud, heel warm, maar de bulk is bij kamertemperatuur.”

De effecten van grote temperatuurschommelingen worden nagebootst met combinaties van shockvriezers en ovens. “Dat gaan in enkele seconden van -40 °C naar 120 °C; doe je dat in een cyclus, dan kun je componenten in één dag testen in plaats van weken, interessant voor producten waar je van thermische shocks veel effect kunt verwachten. Denk aan met spuitgieten gefabriceerde delen waar, op de plek waar lagen samenkomen, zwakke plekken kunnen zitten die bij grote temperatuurwisselingen gaan scheuren en krimpen.”

Van ijsbad naar warm bad

De thermische beveiliging op cilinders test Kiwa door ze van een ijsbad naar een warm bad te verplaatsen “Dan kun je zien of de beveiliging wel heel blijft.” Bij een waterstofvoertuig werkt dat zo: “In het component zit een glazen buisje met vloeistof dat meestal kapotgaat bij 110 °C; dat knapt bij een autobrand en laat dan het waterstofgas afblazen, zodat de tank niet kan ontploffen.”

Verder worden ook alle elektronische componenten, bijbehorende omkastingen, leidingen en slangen op diverse manieren (versneld) op deugdelijkheid en duurzaamheid getest. Hier bovenop komen de schudproeven. “Bij de vibratietesten worden onderdelen getest in een range van 0 en 500 Hz, je zoekt de resonantiepunten op, laat het daarop shaken en kijkt daarna of ze nog lekdicht zijn.”

Zoutspray

Corrosiebestendigheid wordt met een zoutnevel onderzocht. “Zoutspray zorgt voor versnelde testresultaten. Een auto is ontworpen voor minimaal 20 jaar onderhoud, we testen op 120 uur, 500 uur, 2400 uur, en zijn dus een aantal maanden bezig om de effecten op het materiaal vast te stellen. 100 dagen is de grens voor de bepaling van de corrosie op componenten onder het voertuig. Daarna gaan we op lekken testen. Een foute combinatie van ijzer- en aluminium met wat oxide erbij kan leiden tot een mooie zuurstofaanvreting.”

gaan worden. Daar is een logische reden voor, verklaart Dijkhof. “Zwaar transport zal er het meest gebruik van maken, bij stadsvervoer en auto’s kun je er nog een batterij inzetten, bij zware voertuigen is het opladen en de hoeveelheid benodigde batterijen eigenlijk geen optie. Stel je een 18 meter lange trailer voor, een internationaal opererende, met een accu-aangedreven vrachtwagen, die zou een vijfde deel van zijn laadruimte kwijt zijn aan batterijcapaciteit en opladen kost uren. Voor een pakketvervoerder als DHL is ’s nachts aan de oplader prima, maar grote logistieke bedrijven willen in één ruk 800 kilometer kunnen rijden en dan voltanken. Met waterstof kan dat en voor

‘We verouderen bij temperaturen van -40 °C tot 120 °C conform de te verwachten motorbloktemperatuur’

de logistieksector is het vergelijkbaar met de huidige situatie met bijvoorbeeld diesel en LNG, maar dan met een elektromotor die gevoed wordt met stroom die opgewekt is met waterstof via een brandstofcel.

Hoe voertuigen en auto’s in de toekomst exact aangedreven gaan worden is nog ongewis, benadrukt Dijkhof. Er zijn nog te veel onzekerheden en het kan per land verschillen. “Als de energietransitie echt grote vormen aan gaat nemen zullen de meeste kleine voertuigen elektrisch worden, de grotere gaan op waterstof draaien of op andere milieuvriendelijke varianten als DME, bio-LPG en/of bio-methaan; denk ook aan het injecteren van diesel met waterstof. Nederland zal voor het een of het ander kiezen, naar het zich nu laat aanzien.”

(Vloeibaar) waterstofgas testen

Waterstof staat nog wel eens bekend als explosief en gevaarlijk. Dit klopt, maar het geldt ook voor elke andere brandstof die niet veilig is opgeslagen of in installaties wordt beheerst. Daar zit dus geen verschil met de conventionele diesel- of benzinemotor. Wel is het zo dat waterstof een nieuwe toepassing is. Voor gebruik in leidingsystemen en motoren moet dus een nieuw beproevings- en certificatietraject bewandeld worden. “Fabrikanten moeten hiertoe een technisch dossier overleggen, zoals de notified body dit eist. Dat rapport moet afkomstig zijn van een geaccrediteerd testlab conform ISO 17025. Dat zijn wij als Kiwa.”

Dat geaccrediteerde onderzoek gebeurt in diverse testopstellingen die Kiwa in zijn ‘Waterstoflab’ heeft staan. Met LNG en CNG (compressed natural gas) is al de nodige ervaring opgedaan. Kiwa begon al in 2009 met het testen van LNG. LNG

Een LNG-opslagtank (foto: Adobe Stock).

staat voor Liquified Natural Gas, ofwel aardgas dat cryogeen is gemaakt en een temperatuur heeft van -163 °C. Zo kan er meer energie meegenomen worden dan bij gecomprimeerd gas. Van die LNG-expertise kan nu dankbaar gebruik worden gemaakt voor het testen van (vloeibaar) waterstofgas.

Drukbestendigheid

In een van de grote testhallen wordt in testbays onder meer beproefd of technische installaties bestand zijn tegen de enorme drukken die gecomprimeerde waterstof uitoefent, anders dan bij conventionele brandstoffen die gewoon vloeibaar zijn onder kamertemperatuur met bijbehorende dampdruk. “Wij letten specifiek op de drukbestendigheid van de aansluitingen van de koppelingen tussen de leidingen en de drukregelaar, dit is waar de waterstof de brandstofcel ingaat en omgezet wordt in elektriciteit. Wij testen daartoe het hele deel van de aansluiting op het waterstoftankstation tot het gebruik in het voertuig. Er staat een druk van 700 bar op het brandstofsysteem(cilinders), en dus ook op de afsluiter, waar dit downstream na de drukregelaar onder de 60 bar ligt. Wat we ook kunnen testen is het direct injecteren van waterstof in een waterstofverbrandingsmotor, waarbij we kiezen voor extreme omstandigheden met veel wisselend vermogen.”

Testen met vloeistof

De grote volumes zoals opslagtanks, test het lab met vloeistof, om op een snelle manier de levensduur het aantal vulcycli van

‘We kiezen voor extreme omstandigheden met veel wisselend vermogen’

een voertuig te simuleren. “De componenten testen we wél echt met waterstof. Dat testen met een vloeistof heeft ook te maken met veiligheid hier in het lab: zou je met zulke hoeveelheden waterstof gaan werken, dan zit daar meer gevaar aan dan met vloeistof.” En met water testen is efficiënter. “Een 350 liter tank met waterstof op druk zetten en dat er weer vanaf halen, kost heel veel energie, omdat je het gas moet comprimeren. Hoge druk erop zetten met een vloeistof kost veel minder energie en is veiliger, mocht er breuk op treden.” Hydraulisch testen is een prima alternatief. “We gebruiken geen water maar een hydraulische vloeistof. Het uitzet- en krimpgedrag is vergelijkbaar bij onderzoek aan tanks. Test je de leidingen en drukregelaars met waterstof, dan kun je met veel minder volume toe, dus is het veilig en haalbaar dit zo te testen.” Effecten van beschadigingen van tanks test Kiwa ook. “Gascilinders testen we door een valtest of door krassen te maken, voor waterstof zijn die 20 cm lang tot 3 mm diep. Ook doen we lek- of permeatiemetingen, waarbij de cilinders met waterstofgas gevuld worden en lekwaardes gemeten worden. Deze testen duren soms wel tot een maand.”

Extra veiligheidsmarge

Kiwa heeft veel ervaring opgedaan met het testen van installaties die op methaan werken, ofwel aardgas. Omdat H2 een veel kleiner molecuul is dan CH4 gelden er extra eisen aan de lekdichtheid. “Bestaande applicaties die gasdicht zijn voor methaan hoeven dat voor waterstof niet te zijn. Op den duur kunnen kneldelen – koppelingen – door ‘druk op, druk af’ gaan lekken, dat is een extra aandachtspunt.” Uiteraard wordt er onder hogere drukken getest dan in de operationele situatie. “We gaan tot 1.050 bar ofwel 105 MPa. Een tankstation heeft 700 bar (70MPa) waterstof- druk. 875bar (87,5 MPa) is de normale druk om te testen, dit is 1,5 x 700bar (= 1.050 bar) en als extra veiligheidsmarge vereist om systemen te testen die werken met waterstof onder druk.”

CleanNA-directeur Glenn Nohar: ‘Uitsluitend CE-IVD gecertificeerde kits leveren voor moleculaire diagnostiek’

Fabrikanten van reagentia en apparatuur voor moleculaire diagnostiek moeten sinds 26 mei 2022 voldoen aan de nieuwe ‘In Vitro Diagnostics’richtlijn, die de oude uit 1998 vervangt. “Nog lang niet alle leveranciers zijn hier klaar voor, maar wij wel”, zegt directeur Glenn Nohar van CleanNA.

Vincent Hentzepeter | Fotografie: FOODnote

Het bedrijf produceert kits voor het isoleren van DNA en RNA uit een groot aantal verschillende monsters, bijvoorbeeld

bloed, urine of weefsel. Dit gebeurt op basis van minuscule magnetische bolletjes, oftewel ‘magnetic beads’. Directeur Glenn Nohar verwacht dat zijn kits voor de opzuivering van DNA en RNA voor de moleculaire diagnostiek eind dit jaar voorzien zullen zijn van het felbegeerde CE-IVD certificaat. “We produceren onze reagentia nu al volgens ISO 13485, een Europese richtlijn voor fabrikanten. Dit traject zijn we in 2019 gestart om uitsluitend gecertificeerde kits te kunnen leveren voor de diagnostiek.”

‘Human Genome Project’

CleanNA bestaat officieel pas sinds 1 januari 2019. “We zijn een zusterbedrijf van GC biotech en produceren reagentia om zo efficiënt mogelijk kwalitatief hoogwaardige DNA/RNA-isolaties uit te voeren op basis van magnetic beads. GC biotech levert hierbij de benodigde automatisering, bijvoorbeeld robotsystemen en software. Het concept voert terug tot 2005, toen we de op magnetic bead gebaseerde kits van Agencourt vanuit de VS naar Europa haalden. Deze technologie werd aan het einde van het welbekende ‘Human Genome Project’ gebruikt voor het opzuiveren van (Sanger) Sequencing monsters. De technologie van dit bedrijf uit Boston was destijds in de EU nog niet erg bekend. Wij benaderden de Agencourt-technologie als automatiseringsproduct. Dat betekent dat wij in een samenwerking met Beckman Coulter – fabrikant van reagentia en instrumenten voor life science en diagnostiek – hun Biomek FX pipetteerrobot hebben voorzien van speciale modules. Zo werd het geheel geschikt gemaakt voor het met een robot geautomatiseerd isoleren van DNA en RNA met magnetic beads. Het werd een knallend succes, Beckman Coulters FX pipetteerrobot was opeens een isolatiestation geworden en dat zagen ze terug in de groeicijfers.”

‘Toen de pandemie startte schaalden we in hele korte tijd op van milliliters naar liters’

Geautomatiseerde moleculaire diagnostiek

“Ik werd uitgenodigd op Beckman Coulters Europese hoofdkwartier in Zwitserland met de vraag: ‘Zou je onderdeel willen worden van Beckman?’. Ook zij zagen kansen voor geautomatiseerde moleculaire diagnostiek. Met de magnetic beads kun je namelijk zowel DNA als RNA isoleren, maar ook eiwitten, macromoleculen, suikers, enzovoorts. Alles is afhankelijk van het ontwerp van de magnetic bead, waaronder de diameter en de ‘coating’ die erop zit. In 2007 deed Beckman een bod op GC biotech, nadat ze Agencourt succesvol hadden overgenomen. Maar ik wilde het bedrijf niet verkopen. Wel hebben ze het stukje software en de modules die we hadden ontwikkeld voor de FX en de protocollen overgenomen. Met dat groeikapitaal konden we verder investeren. Ik mocht natuurlijk een paar jaar niets met magnetic beads doen, maar de kennis en ervaring waren er.”

Magnetic bead-toepassingen

“Een tijd later begonnen we zelf op magnetic bead gebaseerde toepassingen te ontwikkelen, met als resultaat eigen kits. In eerste instantie was het kleinschalig, maar gaandeweg zijn we die activiteiten in een nieuw merk gaan onderbrengen. Dit werd CleanNA, aanvankelijk ons eigen (GC biotech-) merk voor alle op magnetic beads gebaseerde DNA/RNA-zuiveringskits. Om meer structuur in de organisatie te krijgen, besloten we er op 1 januari 2019 een apart bedrijf van te maken. Voor research & development (R&D) en productie werd een tweede bedrijfspand aangekocht in Waddinxveen, naast dat van GC biotech. Daarmee hebben we de activiteiten van elkaar gescheiden. GC biotech is de salesorganisatie voor robotica en laboratoriumautomatisering die de DNA/RNA-zuiveringskits van CleanNA levert bij hun pipetteerrobots.”

PCR-kits

Tijdens de coronapandemie was realtime-PCR de standaard- detectiemethode voor COVID-19, in combinatie met op magnetic bead gebaseerde RNA-isolatie. “Toen de pandemie startte vertegenwoordigden we als GC biotech de Bioline Real-Time PCR Kits al, maar we schaalden in hele korte tijd op van milliliters naar liters. Robots konden we uit voorraad verkopen en magnetic beads produceerden we zelf. We konden dus het volledige pakket leveren waar de COVID-19-laboratoria om zaten te springen. Controle over de toeleveringsketen werd nog belangrijker door COVID-19: leveringsgarantie. En kwaliteit… CleanNA was

in maart 2019 al een ISO-traject ingestapt voor het verkrijgen van het ISO 13485-certificaat. Niets te vroeg. We hebben vanaf het begin samengewerkt met verschillende leveranciers voor de inkoop van onze cruciale ingrediënten, waardoor we bij schaarste een plan B hadden. We konden dus blijven leveren. In augustus 2022 hebben we de eerste fase van dit certificeringstraject positief afgesloten; we zetten nu de puntjes op de ‘i’. Het sleutelmoment komt er bijna aan, dan gaan we de laatste fase van de audit in en we hopen dan het certificaat te verkrijgen.”

Produceren onder ISO 13485

Waarom ISO 13485 zo belangrijk is? “Het is een kwaliteitsgarantie voor eindgebruikers. In de diagnostiek konden bedrijven namelijk nog altijd veel doen via zelfcertificering: via validaties konden producten die alleen voor onderzoek bedoeld waren, geschikt worden gemaakt voor de diagnostiek. Wij hebben voor een ander traject gekozen. Als CleanNA werken we nauw samen met diagnostiekpartners in Nederland en in het buitenland, met simpele declaratiebon loopt bijvoorbeeld al via AFAS, dus je kunt niet zonder een dergelijk systeem en iemand die zich hier volledig op toelegt. Alleen dán kun je snel stappen maken. Het voordeel is dat je er direct de zwakheden mee blootlegt. Dit houdt de werknemers scherp, iedereen weet dat er keihard gewerkt moet worden om om onze ambitie waar te maken om nieuwe gecertificeerde kits op de diagnostische markt te brengen.”

CE-IVD isolatiekits

“Naast ISO 13485 is de CE-IVD-certificering erg belangrijk: die is noodzakelijk voor producten in de moleculaire diagnostiek. Binnenkort komen er CE-IVD-versies van zowel de isolatiekit voor viraal RNA en DNA als de kit voor isolatie van vrij circulerend DNA uit bloed. Deze kit kan onder andere worden gebruikt voor diagnostiek op het DNA van een baby, dat uit het bloed van de zwangere vrouw gehaald wordt. In het verlengde daarvan komt CleanNGS [Next Generation Sequencing, red.] als CE-IVD-gecertificeerde kit. NGS is niet meer weg te denken, maar voor

‘Corona was als een soort bank zonder rente’

‘Eind dit jaar breiden we uit met een R&Dfaciliteit in Nijmegen voor CleanNA’

als doel veel data te genereren over onze kits. Via samenwerkingen met academische ziekenhuizen, instituten als Sanquin en diagnostiekbedrijven, krijgen we toegang tot resultaten van klinische monsters. Zo kunnen we de prestaties van onze DNA/RNA isolatiekits testen en onderbouwen op basis van klinische data van onafhankelijke partijen. Hier schort het bij veel producten in de markt aan. Aan het begin van de pandemie werd bijvoorbeeld veel gesproken over ‘loop-mediated isothermal amplification’ (LAMP) als detectiemethode voor COVID-19. Uiteindelijk bleek toch dat realtime-PCR nog steeds de beste optie was. Onze kits, inclusief automatisering, hebben het – afgaande op rondgaande panels – heel goed gedaan tijdens de coronaperiode. Daar kwam bij dat we toen al volgens ISO 13485-condities produceerden – nog wel zonder het certificaat – met als doel hoge kwaliteit kits op de markt brengen.”

Kwaliteitsmanagementsysteem

“Voor het behalen van de certificering investeren we veel geld en menskracht. Ik heb twee kwaliteitsmedewerkers in dienst en ik heb ook diverse consultants aangenomen. Het kwaliteitsmanagementsysteem ‘Zenya’ is opgetuigd om onze protocollen te bewaken, voor de in- en uitgangscontrole en het standaardiseren van de productieprocessen. Ons ‘Enterprice Rescource Planning’ (ERP)-systeem ‘AFAS’ voor productieplanningen en ons klantenbeheersysteem hangen eronder. Het is belangrijk dat er werknemers met kennis van deze systemen in dienst zijn. Een een optimaal resultaat zijn de zuiveringsstappen in het proces, voordat je het monster op de sequencer laadt, cruciaal. Daarbij kunnen we terugvallen op onze kennis die we hebben opgedaan in de tijd met Agencourt.”

Nijmeegse R&D-faciliteit

“COVID-19 is voorbij, maar wij gaan door. De pandemie was voor ons als een soort bank waarbij we geen rente hoefden te betalen. We hebben goede producten geleverd en er financiële middelen voor teruggekregen, die vervolgens weer goed worden geïnvesteerd. De pandemietijd is goed besteed aan het verder ontwikkelen, uitrollen en implementeren van onze plannen. Omdat we in verschillende markten verkopen, is onze omzet ook na de coronapandemie op peil gebleven. Ook groeien we in het Verenigd Koninkrijk, waar we in ons nieuwe GC biotechkantoor in Cambridge ook na de Brexit toegang hebben tot Britse klanten. Er bevinden zich in Cambridge veel instituten om mee samen te werken: farma en biotech zijn groot in de regio. En we hebben nog een leuk nieuwtje: eind dit jaar breiden we uit met een R&D-faciliteit voor CleanNA in Nijmegen. Gezien de demografie hopen we dat we veel goede werknemers aan boord kunnen halen, de faciliteit zit dicht bij de Radboud Universiteit en de Wageningen University. We brengen het werk gewoon naar de mensen en zetten nog een stapje extra op onze missie naar kwalitatief hoogwaardige DNA/ RNA isolatiekits voor de moleculaire diagnostiek.”

This article is from: