16 minute read

SAS Operatie Caliban van 4 tot 11/09/1944.

24 februari 2020:

Interview met Jaak Schoofs in het kader van de SAS operatie Caliban (september 1944) en interview met Martinus Loos (alias Teng) in verband met SAS Jean Melsens gesneuveld tijdens operatie Caliban.

Advertisement

Auteur: Marc Daemen

Vooraf!

SAS operatie Caliban: 4 tot 11 september 1944

In samenwerking met de Belgische SAS (*), de Nationale Vriendenkring Paracommando/Regionalen Limburg en Leopoldsburg herdenken de stad Peer en Oudsbergen begin september, jaarlijks, SAS Sergeant Jan Melsens, SAS Luitenant Freddy Limbosch en andere gesneuvelde oorlogshelden van de Tweede Wereldoorlog. Als Belgische parachutist maakte SAS Sergeant Melsens begin september 1944 deel uit van de operatie Caliban, een operatie opgezet door het SAS (Special Air Service). Hij werd met een aantal anderen onder leiding van SAS Lt. Limbosch gedropt boven het grondgebied van Peer achter de vijandelijke linies.

De bedoeling was om informatie over de terugtrekkende Duitsers door te spelen naar Engeland. Na het sneuvelen van SAS Lt. Limbosch te Peer werd het commando aan SAS Jean Melsens overgedragen.

Op 10 september ontdekte hij in Meeuwen met zijn manschappen een Duitse artillerie-eenheid. Tijdens het daarop volgende vuurgevecht overleefde hij het gevecht zelf niet. De Duitsers moesten afdruipen en vormden geen bedreiging meer voor de oprukkende geallieerde eenheden.

(*) Het is de verdienste van SAS Jaak Daemen, die (op verzoek van SAS Kolonel Eddy Blondeel, in de jaren 80) het initiatief nam om zich van de medewerking te verzekeren van de stad Peer en Oudsbergen bij de organisatie van de herdenkingen. Hij werd hiervoor door beide gemeenten gehuldigd op 7/09/2019. Hij ontving hiervoor een mooi kunstwerk, een stuk van de Caliban steen (Limboschstraat Peer).

SAS Jaak Daemen met Gouden Medaille en Oorkonde

Foto Marc Daemen

Ook de Koninklijke Unie der verbroedering van het geheim leger Limburg (KUVGL Limburg ) huldigde SAS Jaak Daemen voor zijn jarenlange inzet bij de organisatie van de herdenkingen maar tevens als blijk van erkenning voor zijn inzet (van 1942 tot 1945) als lid van het Geheim Leger (groep G). Hij ontving uit de handen van de voorzitter Jean Vanisterdael en de vertegenwoordiger van Meeuwen-Gruitrode, de heer Jan Soors, de gouden medaille van erkentelijkheid en de oorkonde.

Interview met Jaak Schoofs

Zie ook video:

Zie ook video (auteur Marc Daemen) https://youtu.be/DKLnkEKofNQ

Duitse Stafkaart 1941 in bezit van Jaak Schoofs

Foto Marc Daemen

Samen met Jan Soors (lid van de KUVGL - Koninklijke Unie der Verbroederingen van het Geheim Leger) bracht ik een bezoek aan Jaak Schoofs die ons gastvrij ontving. Jaak heeft als kind nog gespeeld in het grote gat waar het team van de SAS (Belgian Special Air Service Regiment) hun bivak hadden gemaakt op het “Raffis” (Raffisstraat Wauwberg ). Jaak was er altijd als de kippen bij om te luisteren naar de verhalen van zijn ouders en de vrienden toen die de verhalen over de Belgische SAS vertelden. Jaak heeft ook nog een Duitse stafkaart van 1941 waar hij het bivak op toont.

Duitse Stafkaart 1941 in bezit van Jaak Schoofs

Foto Marc Daemen

Duitse Stafkaart 1941 in bezit van Jaak Schoofs

Foto Marc Daemen

Duitse Stafkaart 1941 in bezit van Jaak Schoofs

Foto Marc Daemen

We zijn samen naar de plek gewandeld waar het bivak van de SAS was gemaakt. Het grote gat, van 4 op 4 meter, lag in een bos tegen een talud op. De grond was allemaal aan een kant op een brede hoop gelegd. Het bivak zal ook wel een soort dak gehad hebben maar dat wist hij niet te bevestigen.

Hij hoorde van getuigen dat de bomen in de omgeving vol met draden hing, vermoedelijk als een soort antenne voor de zender ???

De SAS-ers konden in de Jongemanshoeve op ongeveer 500 meter van het bivak onderdak vinden als dat nodig was. Daar stond ook een generator. Men weet met zekerheid dat er zeker 1 SAS-er daar een nacht heeft doorgebracht.

Tussen het bivak van de SAS en de Jongemanshoeve was er ook een nog grotere put waar ondergedoken Russen zaten. Die Russen hebben in het verhaal ook nog een rol gespeeld. Maar daarvoor verwijs ik naar de archieven van de SAS en het boek van de Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen “De Oorlogsjaren 1940-1945 ”. Ook de arts van het verzet dokter Verschuere was altijd in de buurt om te helpen.

Jaak maakt regelmatig gebruik van zijn metaaldetector en schonk me een volle patroon die hij gevonden heeft bij opzoekingen aan het bivak. Hij vond er nog meer oude munitie…. Bron: Jaak Schoofs

Google Maps

Jaak Schoofs wandelt naar de locatie van het SAS HQ

Foto Marc Daemen

Illustratie uit het boek “De Oorlogsjaren 1940-1945”. Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen

Jaak Schoofs toont ons hoe hoog het talud toen wel was

Foto Marc Daemen

Zicht op de locatie van het SAS HQ

Foto Marc Daemen

Illustratie uit het boek “De Oorlogsjaren 1940-1945”. Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen

Google Maps

Interview m et Martinus Loos (alias Teng)

Zie ook video:

Zie ook video (auteur Marc Daemen) https://youtu.be/0qhr8RZS7_E

Samen met Jan Soors (lid van de KUVGL - Koninklijke Unie der Verbroederingen van het Geheim Leger) bracht ik een bezoek aan Martinus Loos alias Teng. Hij is vermoedelijk de enige overblijvende persoon die Jean Melsens levend heeft ontmoet in de periode tussen 4 en 11 september 1944. Hun hoeve lag dicht bij de plek waar Jean Melsens het leven liet. Hieronder kan u een uitgebreide getuigenis lezen die Teng ook al eerder bezorgde aan de Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen. Het werd gepubliceerd in hun prachtig boek “ De Oorlogsjaren 1940-1945 ”.

Opmerkelijk aan zijn getuigenis is dat SAS Jean Melsens de koeien als dekking gebruikte tot aan zijn gevechtspositie aan het kleine bosje om de activiteiten te observeren. Er stonden in de Bunkerstraat al twee artilleriestukken opgesteld. Op dat ogenblik kwam de rest van het konvooi uit de richting van Meeuwen volop aan. Hij had tegen zijn makkers gezegd dat hij even poolshoogte ging nemen en dat er niet mocht geschoten worden. Maar toen een vrachtwagen de Meeuweneinde indraaide om zich daar op te stellen, begreep het groepje met de Bren dat ze zouden word en ontdekt en dat Jean Melsens dan niet meer terug kon. Er moest een beslissing genomen worden. Men begon te schieten met de bren en vermoedelijk (volgens Teng) heeft Melsens ook zijn laders leeggeschoten. Hij probeerde dan terug aansluiting te vinden met zijn makkers die op de vlucht sloegen voor de aanvallende Duitsers. (Later vond Teng op de gevechtspositie van Melsens, nog veel hulzen … ) Nog steeds volgens Teng is Melsens vermoedelijk bij het terugtrekken in handen gevallen van de Duitsers ter hoogte van de zandgroeve. Daar heeft Teng de dag nadien, op een hoopje, de stengun, 1 volle lader, riem, kompas, revolver en dolk teruggevonden. Netjes achtergelaten. Teng denkt dat Melsens werd aangehouden en dat hij zich moest ontdoen van zijn spullen die hij daar op de grond legde. Vervolgens zal hij dan mogelijk richting Bunkerstraat gestuurd zijn gevolgd door de Duitsers die van her en der riepen “ fallschirmspringer … fallschirmspringer … fallschirmspringer…” . Melsens zal geweten hebben welk lot hem te wachten stond en vermoedelijk is hij voorbij het gebouwtje en ter hoogte van het veld gaan lopen. Hij is daar neergeschoten of hij werd daar koelbloedig geëxecuteerd met drie kogelschoten in de rug. Men vond hem op die plek, op de buik. Hij had met handen en voeten nog geprobeerd vooruit te kruipen. Hij had geen muts, geen riem, geen wapens meer… want die lagen in de zandgroeve waar Teng ze vond. Teng bekent dat hij de stengun vrij snel doorverkocht maar dat hij het kompas en dolk bewaarde. De riem, lader, revolver werden door iemand anders meegenomen. Van de muts was geen spoor. (Het kompas schonk hij later aan de familie Melsens).

Teng vond geen andere lijken. Wel is hij er zeker van dat er 1 zwaargekwetste Duitser het niet overleefd heeft. Deze werd in de woning bij Jozef Braeken alias Jef Kuuste binnengebracht. Hij kreeg een spuitje van een Duitse arts of verpleger. Over het aantal gedode of gekwetste Duitsers is er nooit echt duidelijkheid gekomen. Die werden allemaal afgevoerd. De Duitsers dropen zeer snel af. Ze dachten dat de omgeving vol zat met Engelse valschermspringers en gaven hun plan op om hun artillerie op te stellen. Dat heeft er wel voor gezorgd dat deze Duitse eenheid in de dag en nadien geen schade heeft kunnen toebrengen aan de oprukkende geallieerden.

1. Barakken Freya radar

2. Huidige Bunkerstraat

3. Huidige Meeuweneinde

4. Plek waar Jean Melsens op 10/09/1944 werd gevonden

5. Richting Helchteren

6. Richting Meeuwen

7. Boerderij van de familie Loos

Illustratie uit het boek “De Oorlogsjaren 1940-1945”. Heemkundige kring van De Reengenoten –Meeuwen

Al snel, in juni 1945, nam het Geheim Leger initiatief om een gedenksteen te laten maken voor Jean Melsens. Er werden prentkaarten gemaakt die verkocht werden om de financiering van de gedenksteen mogelijk te maken. De foto ’s die te koop werden aangeboden waren geen authentieke oorlogsdocumenten, maar geënsceneerde beelden. Op de foto’s ligt het lichaam van de gesneuvelde Jean Melsens - gespeeld door een figurant - vlakbij het gebouwtje zoals het er na de beschieting uitzag. Het lichaam van Jean Melsens werd echter daar niet gevonden maar de foto’s werden wel voor het gebouwtje gemaakt om een sprekendere achtergrond te hebben.

De SAS dolk van Jean Melsens waar hij nooit afstand van zal doen

Foto Marc Daemen

De SAS dolk van Jean Melsens

Foto Marc Daemen

Marc Daemen - Martinus Loos (Teng) - Jan Soors

Foto Marc Daemen

Foto’s van prentkaarten uit archief Jaak Daemen

Getuigenis Martinus Loos (Teng) 5 februari 2003.

Door Marc Daemen bewerkte illustratie uit het boek “De Oorlogsjaren 1940-1945”. Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen

De Duitsers kwamen met redelijk zware artillerie uit de richting van het Dorp ('tDe'rp ) gereden. Dat waren kanonnen met zware lopen, een loop per stuk, op vier wielen (rajer ). Die hingen achter een open vrachtauto, dat waren zo van die trucks met een korte laadbak. Daar zat de bemanning op. Wij waren toen thuis: moeder, twee meisjes, onze Jan en ik.

De Duitse colonne die richting Helchteren kwam gereden, stopte [d.w.z. reed niet verder dan] aan de huidige Bunkerstraat. De eerste vrachtauto met artillerie stopte op de weg naar Helchteren juist voor het kruispunt met de huidige Bunkerstraat en de huidige Meeuwen einde(straat). De tweede stopte er achter, niet vlak erachter maar toch redelijk dicht erbij. Dan was er nog een derde, die stopte ergens ter hoogte van de splitsing Weg naar Helchteren - oude veldweg.

Na dit derde artilleriestuk volgde een stuk lichter geschut met drie lopen, een FLAK denk ik. Vlak tegenover ons huis stond nog een stuk zwaar artilleriegeschut op vier wielen en daarachter volgde er nog een, maar die was nog niet ter hoogte van ons huis. Terwijl dit gebeurde zei mijn broer Jan tegen moeder en onze zusters: “Gaat de beest en maar halen, want als ze beginnen te schieten..."

Onze koeien zaten niet ver van ons vandaan in een weide. Maar moeder en de meisjes zeiden dadelijk: Ja, maar moeten wij dat doen?" Toen antwoordde Jan: "Mannen nu op de weg, dat is niet aan te raden." En toen zijn moeder en mijn zuster Koba (later "tante nonneke”) vertrokken om onze koeien naar huis te halen. Dat gebeurde uiteraard te voet, via de oude veldweg en het wegje tussen de zandkuil en het jonge [ongesleunde] dennenbos van de gemeente. Het hondje liep mee.

Onze weide lag aan de westkant van dat grote bos. Toen ze de weide bereikten, waren de S.A.S.'-ers er al. Ze hielden zich schuil vooraan in het ongesleunde gemeentebos. Moeder en Koba hebben hen niet gezien, maar wel gehoord en de hond wou er maar naartoe. Later heb ik pas vernomen, dat de parachutisten met zijn vieren waren en dat er een of twee burgers bij waren. Nadat ze de koeien met de zelen aan elkaar hadden gebonden, gingen moeder en Koba ermee aan het leiden. Ze liepen langs het bos, voorbij de zandkuil sloegen ze rechtsaf richting grote weg en dan linksaf via de oude veldweg naar huis. Ze hoefden dus niet op de grote weg naar Helchteren te komen.

De leider van de squad, Jean Melsens, zou zijn mannen gevraagd hebben zich schuil te houden, terwijl hij eerst eens zou gaan kijken hoe de toestand was. Jean Melsens moet dan achter de koeien aan eerst naar de zandkuil zijn geslopen en is dan waarschijnlijk door de zandkuil gelopen, terwijl moeder en Koba natuurlijk de weg moesten volgen. Ze [moeder en Koba] hebben hem gezien op de hoek van de zandkuil. Ook die van Vanbuel konden dit van bij hen thuis zien. Van de zandkuil is Jean Melsens dan de weg [huidige Meeuweneinde] overgestoken en ook via de oude veldweg achter de koeien aan - en onttrokken aan het gezicht van de Duitsers op de Weg naar Helchteren - gevolgd tot aan de scheiding van het bos en de moestuin van de familie Vaesen. Het kleine bos in de driehoek die gevormd wordt door de Weg naar Helchteren, de oude veldweg en de Meeuweneindestraat lag ca. 80 cm hoger dan de grote weg waar de Duitse artillerie zich bevond. Aan de oude veldweg op de hoek van het bos lagen toen wij daar zijn gaan kijken lege hulzen van een mitraillette. Het waren koperen, ik denk van 3 laders. De Duitsers gebruikten toen patronen met ijzeren, de Engelsen met koperen hulzen. Vermoedelijk waren het hulzen van de Stengun van Melsens.

De eerste twee camions met zwaar geschut zijn links de Bunkerstraat ingereden. Naderhand hebben we daar de sporen gezien waar ze gestaan hadden. Of ze zich dadelijk opgesteld hebben, weet ik niet. De derde van het konvooi is gevolgd, maar die is een meter of tien rechts de Meeuweneindestraat ingereden. Op dat moment hebben de andere parachutisten gezien dat Jean Melsens door deze situatie bedreigd werd en is er geschoten. De koeien waren pas op stal of daar brak de hel los. Jan en ik konden ook nog niet dadelijk terug naar binnen, want moeder en Koba hadden de koestaldeur vergrendeld en de voordeur van het huis was altijd gesloten. Achter het derde stuk zwaar artillerie stond op de Weg naar Helchteren een kanonnetje met drie lopen aan te schuiven. Dat werd dadelijk in stelling gebracht op een invaart langs de weg naar Helchteren. De Duitsers die daarbij waren, hebben ook dadelijk geschoten. Die hebben het gebouwtje in cementbrikken aan de zandkuil beschoten, vandaar de gaten in de deur en de muur aan de voorkant. Wat wij hoorden was allemaal automatisch vuur, ook mitrailleurs. Vlak tegenover de inrit naar ons huis stond op de Weg naar Helchteren ook nog een stuk zwaar artilleriegeschut op vier wielen en daarachter volgde er uit de richting van Bree nog één, maar die was nog niet bij ons thuis. Meer hebben we niet gezien. De Duitsers die bij het lichte geschut

waren, kropen met een man of vier vijf door het veld op het bos aan en nam en ook het huis van de familie Vanbuel onder vuur. Bij Vanbuel zijn toen een schaap en wat kippen doodgeschoten. De hele beschieting heeft maar een minuut of tien geduurd. De Duitsers die met hun artillerie vlak voor ons buis op de grote weg stonden zijn dadelijk gevlucht. Ze konden op de grote weg niet draaien en daarom "s tuûtde ze bèpt rieg biej' uis de vaart in ' en keerd en terug in de richting van Bree. De meisjes en moeder waren toen dat schieten begon dadelijk in de schuilkelder gekropen. Jan en ik konden eerst niet in ons huis geraken en zijn even daarna ook naar de schuilkelder gevlucht. Toen is dat schieten stilgevallen. Maar tien minuten kunnen toch lang duren. Eer alles achter de rug was, was het avond. Ik ben nog laat opgebleven, maar ik heb niets meer gehoord of gezien.

's Anderendaags in de voormiddag ben ik gaan kijken. Dat was 's morgens rond een uur of acht. Irma Thaens alias Irma [van Jef] van 'n Hinker is hij ons komen zeggen: "Dao likt daovèèr enen Duits duût. Es ze nuuw u is mer ni duûtsjete." Ik ben toen gaan kijken. Jean Melsens lag links van de poort, vijf á zes meter van de kant van de weg op een stuk grond dat wij huurden. Het was omheind met prikkeldraad. Vooraan stonden rapen, niet erg 'dik" [dicht opeen], en achter aan was er weiland . Toen ik Jean Melsens heb zien liggen, lag hij op zijn buik, met de armen gespreid en de handen vol aarde. Zijn wapen was hij kwijt, zijn riem en zijn rode muts ook. Later vond “Teng” zijn revolver, zijn riem, stengun, kompas en een volle lader) Wij thuis kenden Jean Melsens van ziens, want de gehele voorafgaande week waren de parachutisten thuis geweest om inlichtingen te vragen over wat er op de Weg naar Helchteren gepasseerd was en wat voor geschut ze bij zich hadden. 's Zaterdags (9 september) in de voormiddag hebben we nog Duitsers gezien met kepies op. Die waren met een legerauto en zaten op kaarten te kijken . Dat hebben we 's middags gerapporteerd. Die parachutisten kwamen nooit alleen, altijd met zijn tweeën. Ik heb horen vertellen dat er altijd nog een derde bij was, die wat achterbleef. Misschien ging het om iemand die de weg had gewezen. Ze kwamen niet gemakkelijk binnen, thuis toch niet, en ze "moke geine kal!”. De eerste keer dat ik ze zelf gezien heb, was 's donderdags (7 september) rond het middaguur. Ik kwam net terug van de Duitse barakken. De Duitsers waren daar weg en wij waren daar zo als zovelen gaan “pikke".

['s Maandags] Rond negen uur zijn Jaak Housen alias de slachter en rijkswachtcommandant Gustaaf Vanhoenshoven en nog een paar andere personen vanaf Koesten links en rechts van de weg op zoek gegaan. Zij waren waarschijnlijk ingelicht dat één van de parachutisten gesneuveld was. Ze hadden een brancard bij zich. Voor zover wij het hebben kunnen zien, hebben ze Jean Melsens op die brancard in de richting van het Dorp gedragen.

Samen met de Duitsers die bij het schietgevecht op 10 september betrokken waren en zich dadelijk hadden teruggedraaid richting Bree, gingen ook de Duitsers die bij Koesten met een veldkeuken zaten, op de loop. Zij waren daar al voor de tiende september en hadden er de schuur en de 'sjop" in gebruik. Die post was daar ingericht voor de bevoorrading van het front in Helchteren. Er is ook een legeroverste van de Duitsers op bezoek geweest. Toen hij daar was, stonden er onmiddellijk een tiental Duitse bewakers rond het "geleeg". Die "dikkop" [overste] heeft daar zelfs één nacht geslapen. Ze [leden van het verzet die bij de Gielis zaten] zijn nog eens komen informeren van de Gielis of hij nog daar [bij Koesten] was. Men wilde hem van kant maken. Mijn zuster woonde bij Koesten als meid. Er waren Duitsers die "in 't himme en ' e boks" wegvluchtten. De Duitsers lieten alles in de steek: chocolade, koffie, vlees en allerhande andere zaken.

Op zeker moment kwam er iemand achterom, één van die gevluchte Duitsers kwam terug van het Dorp. Jan Janssen alias Zjanke Bosserkes en zijn vrouw mochten hun huis binnengaan. De andere aanwezig en werd en tegen de muur gezet. ' Pferd haben !" schreeuwde die Duitser. Er was geen paard . "Macht nichts aus!" was zijn reactie. Toen moesten die mannen van Koesten zelf de kar trekken. Ze hadden bij Koesten twee "èèrkarre": een zware en een lichte. De Duitsers wilden die zware kar. Toen hebben ze daar granaten en geweren op geladen en "Los!”

Duitse slachtoffers van het schietgevecht heb ik niet gezien. Ik weet wel van horen zeggen, dat er 's avonds bij Jozef Braeken alias Jef Kuuste een zwaargewonde Duitse soldaat is binnengebracht. Hij was er erg aan toe. Ze legden hem op de keukentafel. Daar is toen een andere Duitser, een dokter denk ik, bij geweest. Die zou de gewonde soldaat hebben bekeken en gesproken hebben over "eine Spritze". De soldaat is het huis niet levend meer buitengedragen.

(Bron: gesprek met Martinus Loos op 5 februari 2003 uit het boek “De Oorlogsjaren 1940-1945”. Heemkundige kring van De Reengenoten – Meeuwen. )

This article is from: