5a JEZELF PRESENTEREN
In het middelpunt staan
TIJD
45 minuten MATERIAAL
ervaringen delen
kaartje ‘Als iedereen naar je kijkt’, knijper, kopieerblad
Hoe wij het vieren ■ ■ ■
aardig doen
LESDOELEN
Weten hoe je jezelf kunt voorbereiden op een presentatie voor een groep. (kennis) Een presentatie voor een groep kunnen voorbereiden. (vaardigheid) Een presentatie kunnen geven voor een groep. (vaardigheid)
samen spelen & werken
VERKENNING EN PROBLEEMSTELLING
jezelf presenteren
een taak uitvoeren
Vraag de leerlingen kort naar hun ervaringen met presenteren: ■ Waarover heb je wel eens een presentatie gegeven voor een groep? ■ Hoe ging dat? ■ Hoe heb je je voorbereid? (Je ging informatie zoeken, lezen, aantekeningen maken.) Vertel dat Joost ook iets moet presenteren voor de groep. Hij wil een presentatie over ijsberen houden. Hij heeft al heel veel gelezen en heeft deze aantekeningen gemaakt. Laat de leerlingen kijken naar het kopieerblad ‘De presentatie van Joost’. Vraag de leerlingen: ■ Wat valt jullie op aan de aantekeningen? (Alle informatie staat door elkaar.) ■ Kan hij zo een presentatie geven? Waarom wel of niet? (Het is geen duidelijk verhaal, zodat het voor hem moeilijk is om het goed te vertellen en voor anderen moeilijk te begrijpen.) Formuleer gezamenlijk wat er aan de hand is. (Joost moet iets presenteren, maar hij weet niet goed hoe hij dat moet aanpakken.) BEDENKEN EN UITPROBEREN VAN OPLOSSINGEN
Kinderen en hun sociale talenten
048526_lessen_groep_05.indd
49
omgaan met ruzie
opkomen voor jezelf
een keuze maken
Laat de leerlingen nadenken en praten over wat er aan de hand is. Vertel: Stel je voor: je bent bijna jarig en je mag een feest geven. Je ouders zeggen tegen je dat je zelf mag bedenken wat voor soort feest het wordt. Een feest thuis, in een pretpark, naar de bioscoop … Vertel de leerlingen dat ze straks een presentatie gaan voorbereiden over hun eigen feest. Stel eerst de volgende vragen en schrijf de antwoorden op het bord: ■ Wat is een goede presentatie, wanneer vinden jullie een presentatie goed? (Het verhaal is duidelijk; het is goed te volgen; het is niet saai; het wordt op een leuke afwisselende manier verteld; de spreker kijkt (regelmatig) naar het publiek en praat duidelijk; eventueel heeft de spreker materialen die hij kan laten zien; na afloop kun je het verhaal in grote lijnen navertellen.) ■ Hoe kun je je het beste voorbereiden, zodat je presentatie ook een goede presentatie wordt? (Je kunt informatie zoeken in boeken, tijdschriften; door vragen te stellen aan anderen; aantekeningen maken; plaatjes of andere dingen zoeken die je kunt laten zien; oefenen met vertellen.) ■ Wat is leuk of interessant om tijdens je presentatie te vertellen over je feest? (Waar vier je je feest; wie nodig je uit; vier je het overdag of ’s avonds; wat ga je doen; wat is er bijzonder aan dit feest; wat ga je eten en drinken; moeten de gasten iets mee nemen.) ■ Wat vertel je eerst, wat daarna? Wat hoort bij elkaar? ■ Hoe maak je aantekeningen? (Wat is de volgorde; gebruik steekwoorden/korte zinnen.) ■ Wat kun je nog meer doen om ervoor te zorgen dat de presentatie goed verloopt? (Eerst een paar keer voor jezelf doorlezen wat je hebt opgeschreven; een keer oefenen voor jezelf; oefenen voor de spiegel of voor iemand anders; probeer het zoveel mogelijk in je eigen woorden te vertellen.) ■ Wat doe je als je merkt dat sommige dingen nog niet zo vlot gaan? (Je kunt vragen aan een ander wat verbeterd zou kunnen worden; nog een keer doorlezen; de volgorde veranderen.) Laat de leerlingen daarna (of op een ander moment die week) hun presentatie voorbereiden. 5 / 49
11-07-2008
14:15:23