13 minute read

Landing in de jungle

Next Article
Dank

Dank

Op ruim drieduizend meter hoogte schuift onze Landcruiser trillend en grommend langs de kale bergwanden, langzaam dalend in de richting van het oerwoud. Stapvoets, veel sneller gaat het niet. Door het vuil en de krassen op de voorruit kijk ik naar een beangstigend mooi landschap. Hoog boven ons steken witte toppen af tegen een strakblauwe lucht. De versteende wereld lijkt tijdloos en verlaten. De sneeuwvelden zijn onbetreden. De enige natuurlijke bescherming tegen kou en brandende zon zijn richels van op elkaar gedrukte stenen, bergkloven en ravijnen.

Sinds we vanmorgen voor zonsopkomst zijn vertrokken uit Cuzco, hoog in de Peruaanse Andes, zijn we een paar keer gestopt om het koelwater bij te vullen. In de ijle lucht raakt de motor snel oververhit. Witte stoomwolken ontsnappen bij het openen van de motorkap. Passerende bussen en trucks remmen af en komen traag langszij, chauffeurs leunen naar buiten en vragen of we hulp nodig hebben. Onder het rijden zie ik uit mijn ooghoek dat Cristina vanachter haar zonnebril wat gespannen naar de brokkelige rand van het wegdek kijkt.

De oude roestbruine Toyota heb ik niet lang geleden in Cuzco op de kop getikt. Hij stond in een garage aan de rand van de stad, niet ver van de populaire wijk San Blas. Ik heb laten vervangen wat niet meer te herstellen was, repareren wat nog mogelijk was en nog het een en ander laten oppoetsen, voor de schijn en voor mijn gevoel. Er zijn nieuwe banden met goed profiel opgezet, de versnellingsplaten zijn vervangen en een lek in de olietank is gedicht. Een extra krik leek me wel handig en de ladder om bij het bagagerek op het dak te komen is opnieuw gelast. Ook was er een nieuw hoedje nodig op de verticale uitlaatpijp van de motor die voor de cabine is geplaatst.

Het kostte alles bij elkaar veel tijd en geld. In een boekhandel bij de Plaza de Armas, het grote plein in het historische centrum van de stad, had ik nog snel een Engels-Spaans woordenboek gekocht om te kunnen raadplegen bij het gesprek in de garage. Veel van die technische termen heb ik in het Spaans niet paraat, ik ken ze soms zelfs niet in het Engels. Ik

schafte er ook een gedetailleerde wegenkaart van het gebied aan en een schetsblok met een set pennen met punten van oplopende dikte. Foto’s maken heeft me nooit zo kunnen boeien. Videofilms opnemen met mijn handycam is heel wat aardiger, maar het leukste is nog om schetsjes te maken. Alleen komt het er vaak niet van.

Uiteindelijk was alles klaar. Dit was dan ons huis voor de komende tijd. Zo’n twee meter breed, vier meter lang en hoog genoeg om gebukt te kunnen staan in de achterbak. Hij moet wel tegen wat spanning bestand zijn, had ik me al bedacht voor de koop werd gesloten. Sinds de eerste rit noem ik hem ‘de tank’. Hij is bijna twintig jaar oud, oogt massief en is puur mechanisch. Elektronica komt er niet aan te pas. Om te wennen aan de tank en ook aan elkaar, hadden Cristina en ik er vooraf in de omgeving van Cuzco wat tochten mee gemaakt.

‘Ja, dat lijkt me een fantastisch idee,’ was zo ongeveer haar antwoord toen ik voorstelde samen naar Manaus te rijden, zo’n kleine 2400 kilometer verderop in het oerwoud. Het is de stad waar ze is geboren en opgegroeid. Toch is ook voor haar het tracé vanaf de voormalige Incahoofdstad Cuzco tot aan de oude havenstad Porto Velho aan de Madeirarivier in het westen van Brazilië onbekend terrein. In het bos dat zich vanaf het Andesgebergte

uitstrekt, is ze nog nooit geweest. Het eerste stuk door de bergen is de weg geasfalteerd en goed berijdbaar, daarna is hij deels onverhard. Hoe de conditie is, weten we niet. Het plan is om aan het eind van deze weg door de westelijke Amazone, de Landcruiser in Porto Velho op een schip te zetten dat naar Manaus vaart. Het lijkt me fascinerend met Cristina door dat bos te rijden en daarna nog een tijdje in Manaus te blijven voor ik mijn reis voortzet over de wegen die ik thuis in Amsterdam achter mijn bureau op een internetkaart heb ontdekt. Met brede kleurige penseelstreken waren ze over dit deel van het continent uitgesmeerd. Wegen die voor mij een raadsel waren, bestonden ze echt of waren het alleen maar plannen? En vooral: waarom wegen in dit lege gebied? Om daarachter te komen, ben ik hier.

Ik kan niet zeggen dat ik Cristina goed ken. We hebben elkaar nog maar kortgeleden ontmoet in de Boliviaanse hoofdstad La Paz, waar ze betrokken was bij de afronding van een groot project van de InterAmerikaanse Ontwikkelingsbank. De regering van, toen nog, president Morales wil met leningen van de bank een weg aanleggen vanuit La Paz, hoog in de Andes, naar het regenwoud aan de grens van Brazilië. Als biologe was het Cristina’s taak te analyseren wat de mogelijke gevolgen van deze weg kunnen zijn voor bestaande ecosystemen. Ze ‘inventariseert en modelleert de toekomstige schade die wegen aanbrengen aan het bos,’ zoals ze het zelf tijdens ons kennismakingsgesprek sarcastisch verwoordde. Inmiddels ben ik een beetje gewend geraakt aan haar scherpe toon en felle opmerkingen, die ze soms afsluit met een venijnig kort lachje. De Braziliaanse uitspraak van de Engelse woorden doet het allemaal wat zachter klinken dan haar bedoeling is, vermoed ik.

Dat ik niks van het leven in het oerwoud weet, was haar meteen bij die eerste ontmoeting al duidelijk geworden. Ze had van een econoom ook niet anders verwacht. Voor mij gaat het op deze reis in de eerste plaats om uit te vinden wat de voortgang is van al die wegenplannen waarover gerept wordt in bankpublikaties en overheidsdocumenten die ik op het internet ben tegengekomen. Ik wil erachter komen waarom er honderden miljoenen dollars worden geïnvesteerd in de aanleg van wegen door goeddeels lege gebieden in het hart van Zuid-Amerika. Wat is de achterliggende agenda en welke belangen worden ermee gediend? Na vele maanden surfen en lezen op het internet ben ik uiteindelijk op het vliegtuig gestapt en hierheen gekomen. Het leek me het beste om mijn zoektocht ter plekke voort te zetten.

In de afgelopen jaren ben ik heel wat keren in Zuid-Amerika geweest en inmiddels heb ik de meeste landen van het continent wel bezocht. Veel verder dan de universiteit of overheidsinstellingen in de hoofdstad van een land kwam ik meestal niet. Daar speelde mijn werk zich immers af. Alleen in de weekenden of ter afsluiting van het werk, was er soms tijd voor een uitstapje naar een natuurreservaat in het binnenland of naar een historische locatie. Op mijn onderzoeksinstituut in Amsterdam heb ik eigenlijk niemand horen vertellen dat hij ooit achter het stuur van een fourwheeldrive is gekropen om het grote bos in te rijden. Zelfs de antropologen blijven liever op het dorpsplein om de inheemsen te observeren dan dat ze die ergens diep in het oerwoud opzoeken.

Ik realiseer me maar al te goed dat de cocktail van vurig temperament en een tekort aan geduld op de voorbank in de cabine tijdens de lange tocht door het woud tot explosies kan leiden, maar daar maak ik me nu nog geen zorgen over. Al tijdens onze ritten in de omgeving van Cuzco bleek dat er aan gespreksstof geen tekort was. De confrontaties tussen onze twee totaal verschillende denkwerelden leidden tot verrassende twistgesprekken die soms op hoge toon werden gevoerd. Dat de ecologische modellen waarmee zij naar de toekomst van de Amazone kijkt veel variabelen en factoren bevatten die ook in een ruimtelijk economisch model passen, is voor mij geruststellend. Hopelijk helpt het om in de komende weken hinderlijke misverstanden en meningsverschillen te voorkomen.

Inmiddels is de wereld vol historie en cultuur, strijd en geweld in de valleien bij Cuzco ver van ons verwijderd. Niets in het lege, stenige landschap waar we doorheen trekken doet nog denken aan de onverzettelijke forten van de Inca’s of de praalzuchtige en arrogante kerken en kathedralen van de Spanjaarden. Het enige dat hier in het hooggebergte wijst op menselijke bewoning zijn een paar nauwelijks als huis te herkennen bouwsels van op elkaar gestapelde stenen, die we diep beneden in de vallei al zien liggen. We dalen af. Na al die uren voelt het schakelen voor de bochten zwaar, de vering stug, de voorbank hard.

Onderweg begin ik te vermoeden waarom Cristina zich zo tot de jungle voelt aangetrokken. Eerst dacht ik dat er misschien een religieus motief speelde, zoiets als het rentmeesterschap over de schepping of dat ze een spiritule band voelde met de aarde. Dat blijkt niet zo te zijn. Veel wil ze er geloof ik niet over kwijt, maar ze vertelt dat het met haar jeugd heeft te maken. Haar vader, een militair, overleed toen ze nog jong was. Het Braziliaanse leger was destijds betrokken bij acties om het verzet

van de inheemse bevolking tegen de aanleg van een weg te breken. Na de middelbare school kon ze een beurs krijgen om te studeren. Ze wilde begrijpen hoe mensen in het bos leven. Eigenlijk wilde ze vooral begrijpen hoe het bos zelf leeft.

Wanneer we over de bochtige weg de vallei in rijden, komt er geleidelijk aan weer leven in het landschap. Wild kolkende beekjes stromen van de berghellingen naar beneden. Een groepje lichtbruine lama’s staat kauwend aan de rand van een ommuurd terrein. Daarachter bevinden zich de paar bouwvallige huisjes. Over een stuk hersteld wegdek komen we bij een oude brug. Ik zet de wagen met draaiende motor aan de kant om op de kaart te kijken waar we zijn aangekomen. De doorgaande weg leidt verder naar het oosten, langs de Río Inambari in de richting van het oerwoud. De afslag naar het zuiden zou ons tussen de bergkammen door naar het Titicacameer en de grens met Bolivia brengen.

De zon is inmiddels over zijn hoogtepunt heen en de bergwanden aan de overkant liggen al grotendeels in de schaduw. Het zal niet lang meer duren voor het donker is en verder rijden over deze smalle wegen is dan te gevaarlijk. Er wacht ons nog een lange afdaling voor we een plek bereiken waar we iets kunnen eten en overnachten. Als het tegen zit, zal er niets anders op zitten dan de wagen aan de kant zetten en het ochtendlicht af te wachten. Dan wordt het slapen in de achterbak, met een trui en een jas om ons toe te dekken tegen de nachtelijke vrieskou. Met wat meer geluk halen we nog net voor donker Quince Mil, het eerste gehucht aan de voet van de bergen. Vandaar kunnen we dan door het vlakke, tropische laagland naar Puerto Maldonado rijden, de dichtstbijzijnde hoofdplaats aan deze kant van het gebergte.

De duisternis is toch al ingetreden wanneer we moe en met brandende ogen bij het gehucht aankomen. Bij het schijnsel van de koplampen rijden we door de nauwe, ongeplaveide straten langs donkere huizen en blinde muren. Een paar honden slaan aan, een schim duwt zich tegen de wand van een stenen gebouwtje wanneer we voorzichtig passeren. Moeizaam manoeuvreer ik het brede gevaarte door de onverlichte straatjes tot we uiteindelijk een kleine marktplaats oprijden.

Naast een somber kerkgebouw vinden we een hostal. De deur is dicht, maar niet afgesloten en binnen brandt licht. Ik zet de wagen zo dicht mogelijk tegen de gevel aan, pal bij de voordeur om inbraak te voorkomen. We pakken de tassen en rugzakken van de achterbank en stappen naar binnen. Achter in het gebouwtje is een kamer vrij die buiten het bereik

ligt van het geluid van de televisie in de eetzaal. In die halfdonkere ruimte zit een jonge vrouw gekluisterd aan het scherm, waar luidkeels een dramatische ontknoping plaatsvindt in een telenovela. Zoals altijd gaat het in de dagelijkse soapseries, waar miljoenen aan verslaafd zijn, om onbeantwoorde liefde en vooral om overspel, list en bedrog. Door het gekrakeel van de hoofdrolspelers heen probeer ik bij haar twee gekoelde blikjes bier te bestellen. Met nauwelijks verhulde tegenzin loopt ze naar de koelkast en zet de blikjes voor me neer, haar ogen nog steeds gericht op het scherm. Wanneer ik onze kamer binnenkom, zie ik dat Cristina haar overhemd al heeft losgeknoopt. Even later klettert het water op de vloer van de douche en draait ze zich lachend naar me om. Dat biertje komt dadelijk nog wel.

Zodra de dag zich aankondigt, ga ik nog voor het scheren naar buiten en loop over de brug naar de andere kant van de rivier. Bij de halteplaats voor autobussen en vrachtauto’s staan vrouwen met dozen en zakken vol groenten en aardappelen. Kippen wachten met de poten aan elkaar gebonden zacht kakelend hun lot af. De ochtendlucht wordt verpest door de walm van slecht afgestelde motoren van busjes die hun passagiers uitladen en nieuwe ophalen. Ik loop verder langs de weg in de richting van een groot informatiebord dat bestaat uit witgeschilderde planken. Dichterbij gekomen, zie ik dat op de bovenste plank met grote blauwe letters interoceánica is geschilderd en iirsa sur - eje de desarrollo. Daaronder volgt een lijst met namen en aanduidingen van aannemers, uitvoerders en deelnemende banken. iirsa staat voor Infrastructurele Integratie van Zuid-Amerika. Het bord is de aankondiging van de aanleg van de weg die de Atlantische met de Pacifische Oceaan zal verbinden en hier ontwikkeling belooft te brengen. De weg ligt in een van de brede penseelstreken op die magische internetkaart, die in mijn geheugen zit opgeslagen, maar voorlopig nog een raadsel vormt. Boven in het bord zijn drie kogelgaten zichtbaar. Duidelijker kan de confrontatie niet worden aangekondigd. Voor het eerst na maanden van onderzoek is het zo ver. iirsa is niet langer alleen een plan, maar staat hier werkelijk te gebeuren. Ik zoek naar een geschikte plaats om het bord met een stukje van de weg te filmen. Twee vrouwen in traditionele kledij met zwarte bolhoedjes, wollen donkergekleurde truien en wijde rokken tot onder de knie, komen langzaam op me af. Ze kunnen hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en kijken op het uitgeklapte schermpje van mijn videocamera. De weg is te zien met daarboven het witte bord. Ik heb geen flauw idee of ze de woorden kunnen lezen. De oudste van de twee zet haar tassen neer en begint in

het Spaans tegen me te praten. Ik weet niet zeker of ik het allemaal goed versta, want ze mengt in hoog tempo allerlei onbekende woorden uit een lokale taal door het Spaans.

‘Señor, geloof me, al jaren hebben ze ons deze weg beloofd, elke keer weer wanneer er verkiezingen kwamen. Een tijdje geleden is eindelijk dit bord neergezet. De gemeente is begonnen de kuilen in de weg te dichten. Er zijn een paar geulen gegraven voor de afvoer van het regenwater en verderop is een stuk weg geasfalteerd. Wanneer het werk klaar is, kunnen we in één dag met de bus naar Puerto Maldonado. Daar vinden we alles wat we nodig hebben.’

Ik betrap me erop dat mijn gedachtes steeds meer naar de weg uitgaan en dat ik het landschap om me heen begin te zien als louter de omgeving van de weg. Als in een film trekken beelden van de laatste maanden aan me voorbij; de lange dagen achter mijn computer in Amsterdam, de vlucht naar Washington, de gesprekken op de bank, mijn aankomt in La Paz en de verrassende ontmoeting met Jerome Vargas en natuurlijk met Cristina. Vooral door hen belandde ik in een bus voor een reis over een soort dodenweg in Bolivia, een eerste kennismaking met een gebied waar een nieuwe weg is gepland. En nu sta ik hier, voor dit iirsa-bord en vraag me af wat de komende weken mij zullen brengen.

This article is from: