7 minute read

Zeehond in de Merwede

✒ Jaap van Diggelen

Vorig jaar oktober kreeg ik via Whatsapp een filmpje binnen, gemaakt vanaf één van de St. Ayles skiff roeiboten van Woudrichem, met daarop beelden van een zeehond die de boot tot op 15 meter naderde. Telkens weer dook het dier op. De roeiers zaten op de Boven-Merwede ter hoogte van Gorinchem. Op het filmpje hoor je de roeiers enthousiast en vertederd reageren op dit schattige beestje. Iemand roept dat ze eerst dacht dat er een zwemmer achter de boot aan kwam. Niet vreemd dus dat men denkt dat de mythe van zeemeerminnen ontstaan is uit waarnemingen van zeehonden,robben en andere gladde, ronde zoogdieren door zeevarenden. Toch moet je heftig door je eigen endorfinen beneveld zijn om een grote bos met lang haar op zo’n afgerond koppie te zien… De ontberingen, waaronder ook de onthoudingen, leidden bij zeelui kennelijk tot dit type van hallucinaties. Het gaat goed met de zeehonden in ons land (zie figuur). We hebben het dan over de gewone zeehond en de minder algemene iets grotere grijze zeehond. Na een absoluut dieptepunt in de jaren zestig van de vorige eeuw zijn de zeehondenpopulaties weer helemaal hersteld.

Advertisement

Gedurende twee decennia waren zeehonden vrijwel uit de Delta verdwenen en op de wadden gedecimeerd! Oorzaak hiervan was de jacht die pas in 1961 werd verboden en aansluitend de verontreiniging van het water door PCB’s (giftige chloorverbindingen). Verbetering van de waterkwaliteit, immigratie uit de Gewone zeehond

Duitse en Deense wateren en maatregelen tegen verstoring, hebben bijgedragen aan het uiteindelijke herstel van de zeehondenpopulatie in ons deel van de Waddenzee. De Zeeuwse populatie groeit valt het me op dat het met een groot aantal diersoorten, zie de zeehond, goed gaat. Meestal omdat ze zich herstellen van de dieptepunten in de tweede helft van de vorige eeuw, veroorzaakt door jacht, pesticiden en teloorgang van habitat. Uit mijn keukenraam zie ik regelmatig een groene specht op de knotwilgen rond het overigens steriele exemplaren uit de Waddenzee. Van beide zeehondensoorten worden er tegenwoordig tussen de 1 en 2 duizend exemplaren in de Delta geteld. Het Haringvliet heeft duidelijk minder waarnemingen dan de andere deltawateren, omdat de dam moeilijk te passeren is. Zeehonden horen bij het getijdengebied en waarnemingen op de rivieren rond Altena waren ook vroeger zo bijzonder dat ze in de krant werden vermeld. Nu de Haringvlietdam op een kier is gezet komen er de laatste tien jaar meer waarnemingen in de Oude Maas en de wateren rond de Biesbosch/Altena voor. De sterke groei van de populatie aan de kust vergroot de kans dat er één hier bij ons verdwaalt. De berichtgeving over biodiversiteit gaat meestal over achteruitgang, die ontegenzeggelijk aanwezig is. Toch kunstgrasvoetbalveld voor mijn deur. Begin jaren tachtig moest ik op de fiets naar de Drunense duinen om mijn eerste groene specht te zien. De voorspelling was toen dat hij met het verdwijnen van de bossen door zure regen, spoedig zou uitsterven. Nu is hij in Altena algemeen. Vorige week liep ik langs de Alm en er vloog een blauwe schicht over het water: ijsvogel. Zo ook op Fort Giessen: zie je hem niet langs de fortgracht dan hoor je hem wel. Mijn eerste ijsvogel zag ik in een ver verleden in Winterswijk, toen ik op bezoek bij mijn zus. Nu is hij altijd wel ergens te zien in Altena. Eenzelfde verhaal geldt voor ooievaar en grote zilverreiger. Mijn eerste zeearend zag ik in 2005 op excursie met Altenatuur in Polen. Twee jaar geleden vloog er één boven ons huis in

Almkerk. De schrijver Jan Wolkers (die zich eerder ook al bekommerde om verlaten zeehondenbaby’s op Rottumerplaat) nam zich voor om een miljoen te geven om de zeearend in ons land terug te krijgen, als hij de Nobelprijs voor literatuur zou winnen. Dat was rond 1980. Hij heeft de prijs nooit gewonnen en de zeearend kwam zelf terug. Er zijn nu bijna dertig broedparen! Ook zoogdieren als bever, das, boommarter, wolf en otter maken een absolute comeback in grote delen van ons land. Recent werd uit dit rijtje ook als laatste de otter teruggezien (in de Biesbosch). Ook veel soorten libellen en waterjuffers zijn terug van weggeweest, al weten we dat in Altena niet echt omdat ze vroeger niet gemeld werden. Het heeft alles te maken met verbetering van de waterkwaliteit.

Tegenover deze succesvolle ‘terugkomers’, de winnaars, staan de verliezers waarvan de verspreiding alleen maar afneemt: hermelijn, bunzing, veel dagvlindersoorten.

‘Nothing is constant but change’, ‘ Verandering is de enige constante’ en daar worden wij mensen zenuwachtig van: bij verandering ten goede wordt al snel geroepen dat ‘er veul-ste veul ‘ van komen: wolf, bever, ‘witte’ reigers, kauwen, ganzen. ‘Men’ moet er ‘iets’ aan doen, hoor je dan. Bij afname luiden we de noodklok en wordt al snel gesproken over ‘de laatste dit of dat’. Helaas geldt dit op wereldschaal ook echt voor veel soorten.

Eind 2021 publiceerde Sovon het boek

‘Verschenen of verdwenen’, over de ontwikkeling van 70 vogelsoorten in ons land sinds 1900. Van de in totaal

250 broedvogelsoorten worden deze 70 eruit gelicht vanwege, de titel zegt het al, verschijnen in, of verdwijnen uit ons land. Twaalf soorten zijn verdwenen en 58 (waaronder 9 exoten) verschenen. Uitgestorven zijn bosruiter, goudplevier, roodkopklauwier, griel, hop, bonte kraai, klapekster, ortolaan, duinpieper, korhoen, kuifleeuwerik en grauwe gors. Alleen van de grauwe gors weet ik nog dat hij begin jaren tachtig territoria had op de Groesplaat bij Sleeuwijk. Enkele andere soorten hebben mogelijk in een ver verleden hier in Altena gebroed (hop, bosruiter, goudplevier). Bij de nieuwkomers vallen algemene soorten als knobbelzwaan, kuifeend en Turkse tortel op en exoten als halsbandparkiet (op termijn ook in Altena te verwachten, zie Van den Herik en Van Rijsbergen 2020) en nijlgans. Ook roofvogels als slechtvalk, de al eerder genoemde zeearend en zwarte wouw keerden terug. Als alles verandering is en de verandering bestaat uit netto 49 soorten broedvogels erbij (58 nieuw/ terug minus 9 exoten, soorten die zich niet op eigen kracht vestigden), dan is het toch dik in orde? Dat is inderdaad een hele mooie toename, met een aantal soorten ‘terug van weggeweest’ omdat we er in geslaagd zijn natuur te beschermen of ontwikkelen (nieuwe natuur) waar deze soorten de ruimte kregen. Belangrijkste criterium voor verdwijnen of voorwaarde voor verschijnen is in hoeverre de betreffende soort kan leven in de directe omgeving van steeds meer mensen in ons land en met wat die mensen met z’n allen aanrichten in landschap, ruimte en ecosystemen. Dat geldt ook op wereldschaal. Mijn moeder overleed in 2021 en heeft 102 jaar van de 120 jaren van dit boek meegemaakt. Toen ze werd geboren in 1919 waren er 1,5 miljard mensen waarvan zo’n 7 miljoen in ons land, toen ze overleed was de wereldpopulatie bijna 8 miljard en had ons land ongeveer 17,5 miljoen inwoners. Ze vertelde mij als kind over Friesland als over mijn vaderland in de verte, het had weinig gescheeld of ik was er nog geboren (mijn ouders emigreerden in 1955 naar Genderen). Als je daar de weilanden in liep struikelde je over de kievitsnesten, zo was haar herinnering. En altijd vond je dan in de buurt van kievitslegsels de nesten van tjirken (tureluurs). Op de laatste Sovon-dag, werd deze broedsymbiose van beide soorten nog genoemd. De Friese weidevogelrijkdom is grotendeels verloren gegaan. Dat in Brabant de kieviten op akkers broedden was voor mijn moeder onvoorstelbaar. Dat er hier in Altena nu nog weidevogels zijn, is te danken aan intensieve samenwerking tussen boeren en weidevogelbeschermers.

Wat moeten we met al deze informatie?

De groei van de wereldbevolking moet geremd worden, dat staat buiten kijf. We zien gelukkig ook dat grote inspanningen in bescherming van biodiversiteit en milieu zoals in ons land, een positief effect daarop hebben. De klimaatcrisis blijft echter de grootste bedreiging voor ons allen, hoe goed we natuur- en milieu verder ook op orde krijgen. Laten we er gezamenlijk op inzetten om hier ook de goede ontwikkelingen boven water te krijgen, als een onverwachte zeehond in de Merwede. ✤

Bronnen:

• Gewone en grijze zeehond in Waddenzee en Deltagebied, 1960-2021 | Compendium van de leefomgeving (clo.nl)

• SOVON Vogelonderzoek Nederland 2021: Verschenen of verdwenen: ruim een eeuw Nederlandse broedvogels in beweging. Kosmos uitgevers

• Van den Herik, A. en Van Rijsbergen, W. 2020 : Vogels. In: Van Diggelen, J. e.a. 2020: Biodiversiteit in kaart De rijke natuur van Altena. Altenatuur.

Tureluur

Gewone dwergvleermuis

Vleermuizen vind ik altijd heel bijzonder. Ze vliegen net zo goed als en soms zelfs beter dan vogels, maar zijn echte zoogdieren net als een muis, kat, hond of koe. En vleermuizen zijn vooral ‘s nachts actief. Dat betekent dat wij vleermuizen maar weinig zien.

De vleermuis die het meest voorkomt in ons land is de gewone dwergvleermuis. Deze vleermuis is maar 4 cm groot en weegt slechts 3,5 tot 8 gram. Dat is niet veel, hij weegt zelfs nog minder dan het winterkoninkje uit de vorige jeugdrubriek. Maar als de gewone dwergvleermuis zijn vleugels spreidt dan is hij wel 20 cm breed en goed te zien in de schemer.

De gewone dwergvleermuis laat zich weliswaar niet veel aan ons zien, maar het beestje woont wel graag bij ons! In kieren en spleten van onze huizen kruipen de vleermuizen graag weg. Hier kunnen de dieren overdag lekker rustig en in het donker slapen, want vleermuizen houden niet van licht.

Als de dag voorbij is, kruipen de vleermuizen uit de kieren en onder de dakpannen vandaan en gaan ze op jacht. Vleermuizen vangen hun eten in de lucht, ze eten veel muggen en af en toe een nachtvlinder.

Om goed te kunnen jagen in het donker kan de gewone dwergvleermuis snel en heel beweeglijk vliegen. Heel speciaal is dat de vleermuizen echolocatie gebruiken. Dat is bijzonder, het is jagen door te luisteren met hun oren! Echolocatie betekent dat de vleermuis een geluid maakt dat ergens tegenaan kaatst en weer terugkomt. Een soort radar. De vleermuis weet daardoor precies hoe groot de afstand is tot het insect dat hij wil vangen. Knap hè!

wegweze!!!

De vleermuizen krijgen hun jonkies in juni en juli. Vleermuizen hangen altijd ondersteboven maar gaan even recht hangen als het jong geboren wordt. De kleine vleermuizen kunnen al na drie weken vliegen en zijn na zes weken zelfstandig. Dat gaat zo snel, omdat hun moeders de kleintjes goed voeren door iedere nacht op jacht te gaan, zelf muggen te vangen en hun kleintjes te voeden met moedermelk. Vleermuizen zijn tenslotte zoogdieren!

En dat de gewone dwergvleermuizen muggen vangen… is voor ons natuurlijk mooi meegenomen ✤

This article is from: