
1 minute read
Cilindervoeringen
20 CO 480
Fig. 11.
De tapeinden voor de bevestiging van de cilinderkoppen moeten worden gemonteerd met gebruikmaking van een temperatuur-, gas- en waterbestendige vloeibare pakking. Voor een juiste uitlijning van de cilinderkoppen moeten vier tapeinden, i.c. de nrs. 11 en 12 (zie fig. 3), worden gemonteerd met een centreerbusje. De betreffende draadgaten in het cilinderblok zijn daartoe voorzien van een kamer.

20 CO 472

Fig. 13.
De bovenzijde van de cilindervoering moet gelijk liggen met het cilinderblok of mag er maximaal 0,07 mm boven uit steken. Een vulring met een dikte van 0,05 mm is leverbaar.
20 CO 473
Fig. 12.
Voor het inpersen en uittrekken van cilindervoeringen dient bij voorkeur gebruik te worden gemaakt van het DAF-gereedschap nr. 2-99-535625. Smeer de voering bij het inpersen uitwendig in met een geringe hoeveelheid van een hiervoor geschikt smeermiddel, bijv. Shell vet S2927A, loodwit of desnoods dunne smeerolie. Moeilijkheden bij het inpersen zijn vrijwel steeds een gevolg van een overmatiginsmeren of de aanwezigheid van restanten van smeermiddelen welke een vorige keer zijn gebruikt bij het inpersen.