
8 minute read
Historie Plaquette voor Frans Hals
from HRLM 75
HEen nieuwe plaquette voor
Frans Hals Het is overdreven om te stellen dat het een bedevaartsoord is, maar toeristen die de Grote Kerk bezoeken willen wel graag weten waar Haarlems beroemdste schilder Frans Hals begraven is. Vanaf 31 augustus is dat voor iedereen duidelijk zichtbaar. De plaats van het graf van Frans Hals kun je dan goed herkennen aan een geelkoperen plaquette.
Advertisement
Frans Hals was tijdens zijn leven een gevierd schilder maar is op zijn oude dag (hij werd 84 of 85 jaar) in armoede vervallen. Hij stierf op 29 augustus 1666 en is op 1 september daaropvolgend begraven in het laagkoor van de Grote of St.-Bavokerk, een prestigieuze plaats in de kerk. Hoe komt zo’n armoedzaaier daar terecht?
EEN STUKJE GESCHIEDENIS
Het begraven in de kerk kent een geschiedenis die teruggaat tot de tijd van de christelijke martelaren. De graven van martelaren werden door de vroege christenen vereerd. Om het graf van zo’n martelaar werd dan een kapelletje gebouwd voor gebed, met een altaar boven het graf. Mensen die bijdroegen in de kosten konden als beloning dicht bij het graf van de ›

martelaar worden begraven. Wie weet of de desbetreffende martelaar een goed woordje, de ’voorspraak’, voor je kan doen in de hemel? Na het jaar 313, waarin het zogeheten Tolerantie-edict van Milaan van kracht werd, kwamen er geen martelaren meer bij. Om toch de ‘voorspraak’ voor gulle gevers mogelijk te maken werden delen van het skelet van de martelaren en heiligen verspreid over grotere gebieden. Zo’n relikwie (onze eigen St.-Bavo kreeg ooit een deel van een arm van Bavo) kreeg dan een mooie plaats in de kerk, met een altaar. Welgestelde doden konden dan weer dicht bij de heilige begraven worden. Des te meer je betaalde, des te dichter bij het altaar je je laatste rustplaats kon krijgen. De grafstenen in de Grote of St.-Bavokerk dateren vrijwel allemaal van na de reformatie. De gewoonte om doden in de kerk te begraven werd ook na de reformatie in de protestantse kerken gecontinueerd. Het was namelijk een belangrijke bron van inkomsten voor de kerk. En nog steeds gold: des te meer je betaalde, des te dichter bij de plaats waar in de voorreformatorische tijd het hoofdaltaar stond je kon worden begraven. De deftigste plaats om te worden begraven was het hoogkoor. Frans Hals is begraven in het laagkoor – niet zo belangrijk als het hoogkoor, maar toch ook deftig.
FAMILIEGRAF
Hoe kan het dat Frans Hals, die zijn laatste jaren in het armenhuis sleet, op zo’n prominente plaats begraven is? (Ik schrijf bewust ‘is’ en niet ‘ligt’ want – en dat vertellen we de toeristen maar niet – hij ligt er al lang niet meer. Het graf is na het overlijden van Frans verschillende malen van eigenaar veranderd, waarbij telkens de inhoud geruimd werd.) De tekst op de grafsteen geeft het antwoord: het is het graf geweest van Nicolaes Ghyblant, de welgestelde grootvader van Frans’ eerste vrouw, Anneke Harmens. Anneke overleed in 1615. Ze is overigens niet in de Grote Kerk begraven. Door vererving stond het graf in 1666 op naam van Anneke Harmens’ zuster Lysbeth. Met toestemming van Lysbeth Harmens is Frans Hals op 1 september 1666 in het graf bijgezet. Wie er in het graf gelegen hebben en hoe de familierelaties waren is te lezen in de brochure die Willem R. de Jong onlangs hierover schreef: Was het graf van Frans Hals nu wel of niet van Frans Hals? Ondanks het feit dat het graf verschillende malen van eigenaar is gewisseld, is de naam van Ghyblant nooit van de steen verwijderd (foto 1).
FRANS HALS-REVIVAL
In de loop van de zeventiende eeuw, nog tijdens zijn leven, raakte Frans Hals uit de mode. Pas in het laatste kwart van de negentiende eeuw werd Hals herontdekt als een geniale schilder, die in zijn wijze van schilderen zijn tijd ver vooruit was. Van heinde en ver kwamen thans beroemde schilders als Van Gogh, Manet en Courbet naar Haarlem om de schilderijen te bewonderen

Foto 2.

Foto 3. ›

en van de techniek van Hals te leren. In 1916, bij de herdenking van het feit dat Frans Hals 250 jaar daarvoor was overleden, werd geopperd dat het graf van Hals uit de anonimiteit moest worden losgemaakt door een plaquette aan te brengen op de steen waarop tot dan alleen de naam van Ghyblant stond. Het heeft tot 1924 geduurd voordat dat gerealiseerd werd. In krantenberichten van 1 september 1924 wordt verslag gedaan van de onthulling van de plaquette op het graf, met de tekst ‘Frans Hals Begraven 1 september 1666’, en van een marmeren gedenkplaat in de kooromgang tegen de koormuur. Dankzij de steun van het rijk en de gemeente aan noodlijdende beeldende kunstenaars konden de gedenktekens worden gerealiseerd. De gemeente stelde 4.700 gulden beschikbaar, en het rijk de helft daarvan (uit het krantenartikel in Het Haarlemsch Dagblad van 30 augustus 1924, dat over dit gedenkteken gaat, blijkt niet duidelijk of het rijk de helft van die 4.700 gulden betaalde, dan wel de helft van 4.700 gulden, dus 2.350 gulden, hier bovenop deed). Aan ‘mej Dea Meeter te Den Haag, de bekende beeldhouwster’ werd opgedragen een epitaaf (memoriesteen) voor Frans Hals te vervaardigen. (Sara Marie Emilie (Dea) Meeter was in 1885 geboren in het toenmalige Nederlands Indië en overleed in 1935 in Utrecht. Hoewel er weinig van haar werk te vinden is op het internet, schijnt zij een bekende beeldhouwster te zijn geweest.) Het epitaaf werd aangebracht in de kooromgang aan de zuidzijde van de kerk. Dea Meeter modelleerde het portret van Frans Hals in brons naar het enig bekende zelfportret van hem, dat is afgebeeld op het schuttersstuk De Schutters van de St. Jorisdoelen. ‘Onder den kop’ – ik citeer Het Haarlemsch Dagblad van 30 augustus 1924 – ‘een plaat van Napoleon-marmer, grijsachtig gekleurd, waarin in vergulde letters “In Memoriam Frans Hals”. Daaronder in Romeinse cijfers MDCCCCXXIV. Het is nog niet bepaald hoe deze cijfers gekleurd zullen worden. Deze plaat wordt omlijst door donker gekleurd marmer. Zoo is een klein kunstwerk verkregen, dat bijzonder goed geslaagd mag heeten. Een klein monument, eenvoudig, maar daarom niet minder mooi. Het is grootsch in zijn eenvoud.’ Op de foto’s 3 en 5 (zie openingspagina 25) zien we hoe het epitaaf eruitzag.
WAAR IS FRANS GEBLEVEN?
‘Een andere kunstenaar’, vervolgt Het Haarlemsch Dagblad, ‘B. Richters uit Amsterdam, kreeg opdracht een kleinen gedenksteen op het graf, of liever op de zerk te maken. Ook deze eenvoudig, maar mooi uitgevoerde steen is klaar. Er staan alleen deze woorden op: “Frans Hals, Begraven 1 September 1666.” Niet meer woorden en... het is niet noodig. Het graf van Frans Hals heeft geen lang grafschrift noodig. Want weet niet ieder wie hij was?’
Toen in 1962 het 50-jarig bestaan van het Frans Halsmuseum werd herdacht met een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk, vond men het wenselijk Frans Hals met eengeheel eigen grafsteen te gedenken. De gedenkplaat op de steen van Ghyblant werd verwijderd, de steen een paar plaatsen naar het zuiden verplaatst en op de vrijgekomen plek werd een nieuwe steen

aangebracht met de tekst ‘Frans Hals obiit 29-8 MDCLVI’ (foto 4). Waar is de verwijderde gedenkplaat gebleven? Als het een stenen plaat was, dan heeft die het verwijderen waarschijnlijk niet overleefd. Maar nog raadselachtiger is de geschiedenis van het epitaaf. Onlangs werd in een vergeten hoekje in een bezemkast van de Bavo de grijs-marmeren plaat met inscriptie gevonden (foto 5, zie pagina 25), maar niemand die kan vertellen waar de bronzen kop en de donkere marmeren onderplaat gebleven zijn, en, nog raadselachtiger, wanneer en waarom het epitaaf verwijderd is.
EEN NIEUWE GEDENKPLAAT
Toen in 2019 de grafzerkenvloer in het koor weer vlak werd gemaakt, waarvoor de zerken rij voor rij van hun plaats moesten worden genomen, stelde rondleider Dick Dijkstra voor om de oude situatie met betrekking tot de grafsteen van Frans Hals te herstellen. Dat hield dus in dat de steen van Ghyblant weer teruggeplaatst zou worden, en op de – duidelijk zichtbare – plaats waar de gedenkplaquette voor Frans Hals had gezeten een nieuwe bronzen of messing gedenkplaat zou moeten komen. De steen uit 1962 zou dan ondersteboven op de vrijgekomen plaats kunnen worden gelegd.
Dat klonk eenvoudiger dan het was, want de steen uit 1962 was aan de onderzijde allesbehalve vlak en glad. En de huidige situatie kon als resultaat van een historisch proces worden gezien. Na enig overleg gingen de gemeente Haarlem, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en het kerkbestuur akkoord. De steen van Ghyblant ligt nu weer op zijn oorspronkelijke plaats (foto 6). De vereniging Vrienden van de Grote of St.-Bavokerk te Haarlem nam de kosten van een nieuwe, messing gedenkplaat op zich.
Op 31 augustus is de gedenkplaat onthuld – vanwege de Arondéuslezing op 1 september moest de onthulling een dag vóór de herdenking van de sterfdag van Frans Hals plaatsvinden. En de steen uit 1962 ligt nu op de vrijgekomen plaats, met de tekst naar boven. Leg dat nou maar eens uit aan de bezoekers. ✶ Foto 1: De naam van N(icolaes) Ghyblant op diens grafsteen. Frans Hals werd op 1 september 1666 bijgezet in het graf van Ghyblant, de grootvader van zijn overleden vrouw.
Foto 2: Krantenartikel uit 1924, Het Haarlemsch Dagblad.
Foto 3: Het epitaaf in de zuidelijke kooromgang.
Foto 4: De steen die in 1962 op het graf van Frans Hals is gelegd.
Foto 5 (zie pagina 25): De onlangs teruggevonden marmeren plaat van het epitaaf uit 1924. Het jaartal in Romeinse cijfers is nauwelijks leesbaar; het is nooit ingekleurd geweest.
Foto 6: De plaats waar Hals begraven is, is weer afgedekt met de oorspronkelijke steen. Vanaf 31 augustus 2021 ligt er op het lichtgrijze deel een geelkoperen gedenkplaat met: ‘Frans Hals hier begraven 1 september 1666’ en daaronder zijn monogram dat op veel van zijn werken te zien is. De derde steen rechts is de steen die van 1962 tot 2019 het graf van Frans Hals afdekte.