3 minute read

Column: Gwennie geeft van Jetje

De psycholoog kijkt me aan, blij en bezorgd tegelijkertijd. Ik hoorde net dat ik een nieuwe laag in mijn identiteit heb: ADHD. Het gemengde type. Afhankelijk van het uur van de dag word ik hyperactief en doe ik meer dan 20.000 stappen. Een uur later ben ik afgeleid door een vlieg die klinkt als een gigantische dinosaurus, speciaal gemaakt om mij op mijn zenuwen te werken. Voor ik het weet zit ik in de zetel te lachen met een film, met allerlei borden in mijn hand. Hoe ben ik hier weer beland? Juist, ik was de afwas aan het doen.

“Laat het nieuws maar zakken”, raadt de psycholoog aan. “Ik voel me ongelooflijk onzeker, ben je zeker dat het ADHD is?” Ze zegt dat de testen niet liegen: “Je werkgeheugen is een ramp, je hebt tijdens het afnemen van de testen verschillende balpennen van mij kapot geklikt (twee maar!), je behaalde de maximale score op een aandachtdeficiëntie- en hyperactiviteitstoornistest.”

Ik behaal dus toch ergens maximale scores op. Ik denk aan mijn rapporten van het middelbaar. Mijn leerkrachten die me meermaals op de vingers tikten tijdens het babbelen in de les, vergeten of verloren huistaken, dromerig uit het klaslokaal staren en vergeten waar ik ben. De psycholoog haalt me terug naar haar klein bureau en vraagt of ik afgeleid was.

Het voelt aan alsof ik wankel en niet meer weet wie ik ben. Ben ik ADHD of is ADHD een deel van mij? Ben ik nu blij dat ik het eindelijk weet, dat alle vermoedens bevestigd zijn? Of ben ik triest dat ik ADHD heb? Al deze gedachten spoken door mijn hoofd terwijl de psycholoog uitlegt wat er verder zal gebeuren: “Je mag langskomen voor een ADHD-coaching en we kunnen je helpen om planning en structuur aan te brengen in je dag.”

Ik begrijp allemaal niet goed wat er gebeurt. Is dit nu mijn werkgeheugen dat de informatie niet meer kan verwerken? Plots ben ik ongelooflijk moe, uitgeput en kan ik me niet meer concentreren op wat ze zegt. Het licht in haar bureau wordt feller en ik knijp mijn ogen dicht. Er komt een waas opzetten in mijn hoofd. Hersenmist schemert langs mijn slecht werkende dopaminereceptor.

Haar stem klinkt schel zoals een vork die over een bord krast, en ik ruik mijn eigen angstzweet. Ik wil naar huis, nu. Ik weet dat ik de hele treinrit lang overprikkeld zal zijn en het enige dat zal helpen is in het stille donker zitten. De psycholoog laat me gaan en zegt voor ik vertrek dat ik op een dag een trotse ADHD’er zal zijn! Nu mezelf hier nog van overtuigen.

Gwennie De Vogelaer schreef deze column tijdens de schrijflessen van de Jetse Academie in de Nederlandstalige Bibliotheek. Interesse? Informeer bij de Jetse Academie naar de nieuwe schijfcursussen die starten in september!

This article is from: