
6 minute read
Samen nieuwe uitdagingen aangaan
Op 21 mei heeft de algemene vergadering van Embuild Vlaanderen Michel Vanderstraeten verkozen tot nieuwe voorzitter in opvolging van Karl Neyrinck (van de EEG Group). Wij hadden met de nieuwe voorzitter een gesprek over zijn bedrijf en over de uitdagingen voor de bouw en voor Embuild Vlaanderen.
Hoe evolueerde uw bedrijf en uw rol binnen dat bedrijf?
Mijn grootvader Michel Vanderstraeten is in 1935 als aannemer-schrijnwerker begonnen. Dankzij de naoorlogse wederopbouw is het bedrijf als algemene aannemer fors gegroeid. In de jaren 60 telde het bedrijf 250 arbeiders. Reeds in de jaren 70 heeft ons bedrijf zich op de prefab bouw gestort en in totaal ongeveer 400 prefab schoolgebouwen gemonteerd en afgewerkt. In de jaren 80 heeft ons bedrijf vaak deelgenomen aan wedstrijdaanbesteding. Zo heeft het steeds ingespeeld op nieuwe investeringsgolven. Onmiddellijk na mijn studies als burgerlijk ingenieur bouwkunde ben ik in 1997 in ons familiebedrijf beginnen werken. Na twee generaties die zich vooral op de uitvoering van overheidsopdrachten toelegden, zijn wij vanaf de jaren 2000 appartementen voor ontwikkelaars gaan bouwen. In 2005 hebben wij het failliete bedrijf Zeeuws overgenomen. Vanaf dan zou Vanderstraeten de klasse 8-opdrachten uitvoeren en Execon de kleinere projecten. Tegelijk keken wij uit naar een overname buiten Limburg. Op een gegeven moment werden wij gecontacteerd door het bedrijf Peremans dat vooral actief was in de retailsector.
Sinds die overname kunnen wij ons op drie marktsegmenten ontwikkelen: overheidsopdrachten, residentiële en retailprojecten. De drie bedrijven van de groep VDS zijn sindsdien ook een meer organisch geheel gaan vormen. In
2013 stonden wij mee aan de wieg van Montreal development. In 2019 hebben wij een externe CEO aangetrokken (Karl Luyckx), wat mij ontlast van het dagelijkse beheer van onze groep.
Hoe is uw betrokkenheid binnen Embuild gegroeid?
Ons bedrijf was eerder nooit betrokken bij de beroepsorganisatie totdat wij gingen samenwerken met Peremans, een notoir Embuild-lid. Eerst sloot ik mij aan bij een werkgroep van het project Transformatie Bouw Limburg en vervolgens geraakte ik betrokken bij de bestuursorganen van Embuild Limburg. In 2020, in volle coronatijden, ben ik voorzitter van Embuild Limburg geworden. Dat gebeurde precies nadat ik mij in mijn bedrijf minder met operationele taken moest bezighouden. Door dit Limburgs voorzitterschap werd ik ook automatisch lid van het bestuurscomité van Embuild Vlaanderen. Zo heb ik mij de laatste vijf jaar geleidelijk aan in de Vlaamse materies kunnen inwerken.
Hoe ziet u concreet uw rol als voorzitter van Embuild Vlaanderen?
Het is niet mijn rol als voorzitter om het hoogste woord te voeren. Ik zie mezelf eerder als moderator. Tegelijk wil ik onze leden aanzetten tot een actieve deelname aan de discussies. Als er onderhuids spanningen bestaan, moeten die op vergaderingen tot uiting komen. Het is mijn taak ertoe bij te dragen dat iedereen aan bod komt, maar ook dat leden naar elkaar luisteren.
Voor het team van Embuild Vlaanderen wil ik vooral een klankbord zijn. Al onze leden, van welk beroep of regio dan ook, klein of groot, moeten zich binnen Embuild Vlaanderen vertegenwoordigd voelen. Daarom heb ik bijvoorbeeld het directiecomité van Embuild Vlaanderen uitgebreid met Yves Biesmans en Bart Verhulst die enerzijds de afwerking en anderzijds de sector van de grote infrastructuurwerken vertegenwoordigen.
Welke veranderingen in het Vlaamse beleid streeft u voornamelijk na?
Het beleid moet vooral een meer ondernemersvriendelijk klimaat tot stand brengen en voor een level playing field zorgen voor alle bouwpartijen (groot of klein, publiek of privaat). Ook het vergunningenbeleid is momenteel zeer problematisch, onder meer omdat Vlaamse en lokale niveaus elkaar tegenwerken, maar tegelijk omdat bij beroepsprocedures bijna altijd wel een of andere tekortkoming kan worden gevonden waardoor de vergunning er niet kan komen.
Een klimaattransitie vergt nu eenmaal omvangrijke investeringen en de overheid moet die ook aandurven, omwille van de terugverdieneffecten en om nog veel buitensporigere kosten bij rampen te voorkomen. Verder betreur ik sterk de recentere tempowisselingen in het beleid. De verstrenging van de renovatieverplichtingen wordt ingevoerd en dan opnieuw afgeblazen. Bedrijven bereiden zich voor op de toepassing van de CO₂-prestatieladder, maar die wordt uiteindelijk niet doorgevoerd. De door ons voorgestelde woonwaarborg wordt goedgekeurd en dan uitgesteld.
Tenslotte pleit ik ook voor een verhoging van de Vlaamse innovatiesubsidies voor de bouw. Ik verwijs daarbij naar het Flanders Build-initiatief van mijn voorganger Karl Neyrinck. Het Vlaamse innovatiebeleid focust teveel op product- en veel minder op procesinnovatie. De Vlaamse overheid moet er mede voor zorgen dat ook bouwbedrijven aan het innoveren slaan. Daardoor zal in de bouw de productiviteit stijgen en het bouwproces kwalitatiever kunnen verlopen, onder meer door meer off-site productie.
Hoe ziet u de samenwerking van Embuild Vlaanderen met andere partijen?
Naar mijn aanvoelen is nu het momentum gekomen om binnen de beroepsorganisatie Embuild tot meer synergie te komen. Naast de reeds bestaande samenwerking van Embuild Vlaanderen met de lokale Embuilds wil ik ook de samenwerking met de federaties versterken. Op een recent overleg met de minister van Defensie heb ik uitdrukkelijk de voorzitter van de federatie van de grote bedrijven meegevraagd. In gespreide slagorde de politici benaderen heeft geen zin. Onze organisatie moet met één stem spreken. Uiteenlopende standpunten over de coronavergoedingen hebben er bijvoorbeeld toe geleid dat van die vergoedingen uiteindelijk niets is terechtgekomen.
Ook met andere organisaties moeten wij zoveel mogelijk verbinding maken, zonder met bijvoorbeeld de planologen het conflict op te zoeken. Bij bouwprojecten komen ontwikkeling, ontwerp en bouw steeds meer samen. Daar moet onze beroepsorganisatie op inspelen. De werking ervan strikt beperken tot het bouwaspect is niet zonder risico’s. Wat als de industrialisatie van de bouw zich doorzet? Wat als ‘living as a service’ doorbreekt? Welke rol speelt Embuild dan nog?
In dit verband verwijs ik ook graag naar de zogenaamde ‘triple helix’ die wij voor de bouw in Limburg hebben gerealiseerd, met een optimale samenwerking met de provincie en met kennisinstellingen zoals PXL en U Hasselt. Die samenwerking zouden wij ook op Vlaams niveau moeten realiseren.
Hoe ziet u de rol van Embuild Vlaanderen?
Ik denk niet dat wij vanuit Embuild Vlaanderen om de rem moeten gaan staan bij de energietransitie, maar wel steeds moeten bekijken wat praktisch haalbaar is. En daarvoor is het goed dat ook Embuild Vlaanderen rechtstreekse contacten met de leden onderhoudt. Dat gebeurt door onze actieve projectwerking en ook door onze succesvolle evenementen waarop wij vaak een zeer divers publiek aantrekken en ruimte laten voor debat. De expertise van de medewerkers onder de kundige leiding van Caroline Deiteren is het sterkste punt van Embuild Vlaanderen en onze contacten en projecten versterken die nog. Door die contacten kunnen wij nieuwe beslissingen van de Vlaamse overheid ook zeer snel op hun praktische haalbaarheid aftoetsen.
Een aantal leden wensen dat wij ons harder opstellen naar de politici, maar wij moeten wel het beleid kunnen blijven sturen: ik vind het dan beter ‘on speaking terms’ te blijven dan in een egelpositie te blijven zitten. Zo moeten wij de overheid attent maken op de meerkosten van een elektrificatie van onze werven en haar vragen daarin niet te voortvarend te zijn. Maar tegelijk moeten wij onze leden responsabiliseren. Want uiteindelijk zullen zij enkel overleven als zij innoveren. En daarvoor is het bijvoorbeeld belangrijk dat de expertise waarover Embuild Vlaanderen beschikt, nog meer en beter bij onze leden terechtkomt.


