4 minute read

Bijsturen

c. Geef aan welke uitspraken of handelingen horen bij een positieve benadering. Er zijn meerdere antwoorden goed. Je bent alweer laatste geworden. Je moet echt beter je best gaan doen. Probeer het nu eens zonder mijn hulp. Ik weet dat je het kunt. High five! Goed gedaan! Je hebt vandaag niets goeds gedaan. Ik ben echt teleurgesteld in je. Natuurlijk scoor je niet met die techniek van jou. Jullie hebben allemaal goed je best gedaan. We gaan opruimen. Wie het eerste klaar is, mag het volgende spelletje kiezen! Sta daar niet zo te sukkelen. Hup. Meespelen! Steekt duim omhoog. Ik ben trots op je!

Opdracht 11 Observatie medewerker sport en recreatie

Observeer jouw leidinggevende of een andere medewerker sport en recreatie. Gebruikt hij of zij de positieve benadering? Wat zie je? Wat hoor je? Wat vind je van de manier waarop hij of zij dat doet? Noteer de belangrijkste punten in dit schema: a. Wat zie ik?

b. Wat hoor ik?

c. Wat vind ik?

Wanneer je tijdens het observeren opvallende dingen ziet, betekent het dat je moet helpen, ingrijpen en/of bijsturen. Dit hoort bij jouw taak als medewerker sport en recreatie.

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een activiteit niet naar wens verloopt. Het kan met de activiteit zelf te maken hebben of met het gedrag van de groep of individuen. Maar ook jouw rol als medewerker sport en recreatie kan een oorzaak zijn van dat de activiteit niet goed loopt.

Om erachter te komen wat je moet veranderen, stel je jezelf de volgende vragen.

De activiteit:

• Is de activiteit te makkelijk? • Is de activiteit te moeilijk? • Is de activiteit veilig?

De sporters of gasten: • Hoe is de samenwerking? • Doet iedereen mee? • Houden ze zich aan de opdracht en de regels? • Worden de technieken of bewegingsvormen goed toegepast?

Jouw rol: • Heb ik een actieve houding? • Ben ik enthousiast? • Stimuleer ik de sporters of gasten? • Ben ik positief?

Tips!

• Wees niet bang om een activiteit aan te passen. • Als je de hele groep wilt aanspreken, leg dan eerst de activiteit stil voordat je het woord neemt. Als je een individu wilt aanspreken, roep hem dan even bij je.

Eerst de activiteit stil leggen.

Opdracht 12 Wat als het misgaat?

Ondanks je goede voorbereiding kunnen er soms toch dingen misgaan.

Wat doe je?

• Omschrijf bij de volgende situaties hoe jij reageert. Denk na over een oplossing op dat moment. • En hoe ga je ermee om tegenover je collega’s en/of leidinggevende? Licht je hem in, vraag je om hulp of vertel je achteraf wat er gaande was?

a. Situatie 1: Het is een uur voor de activiteit flink gaan regenen. Inmiddels is het wel droog, maar het grasveld waar je de spelactiviteit zou doen, is een grote modderpoel met plassen water.

Wat doe je?

b. Situatie 2: Je speelt een spel waarbij je grote elastieken gebruikt om duo’s te verbinden. De elastieken zijn al oud en twee ervan knappen tijdens het spel, waardoor een sporter zich lelijk bezeert.

Wat doe je?

c. Situatie 3: Voordat je de gps-tocht gaat begeleiden, check je de gps-apparaten. Een aantal geeft in eerste instantie de verkeerde coördinaten op. Dat gebeurt weleens vaker en dan doen de apparaten het na het resetten weer goed.

Wat doe je?

d. Situatie 4: Je gaat morgen met een grote groep van honderd personen het levend cluedo-spel spelen in het centrum van de stad. Nu kom je erachter dat er een studentenfeest gepland staat van de studentenverenigingen.

Wat doe je?

e. Situatie 5: Op het speelterrein bij de basisschool worden veel spelactiviteiten georganiseerd.

Ook hangen er groepen jongeren in de avonden. Dat laat wel zijn sporen na: het net om het veld heen is kapot en er zijn kuilen in het veld ontstaan.

Wat doe je?

Opdracht 13 Bijsturen

Lees de volgende vragen en bekijk daarna het filmpje. Houd pen en papier bij de hand.

Filmpje - Funbuilding

a. Wat vind je van de begeleiding en het bijsturen van de medewerker sport en recreatie?

b. Wat doet hij goed?

c. Wat zou jij anders doen?

d. Waarom zou je dat anders doen?

Opdracht 14 Verschillende vaardigheidsniveaus

Hoe ga jij om met de volgende situaties? Bied je alleen hulp of pas je de activiteit aan? Licht je antwoorden toe. a. Tineke is 4 jaar oud en ze zit op zwemles. Ze moet voor het eerst vanaf de kant in het water springen. Ze durft niet. De andere kinderen liggen inmiddels al in het water, maar Tineke staat nog op de kant. • Wat doe je? • Toelichting:

b. Tijdens de hockeytraining van de C1 oefenen Jeroen en Javier met het overspelen van de bal. De afstand is voor het hele team gelijk. Jeroen en Javier vinden de oefening te makkelijk en ze zijn zich duidelijk aan het vervelen.

This article is from: