
8 minute read
Feitenreconstructie 2017-2022
GTS benadrukken, maar tevens aangeven dat MEZK [minister van EZK, red.] zich niet zonder meer neerlegt bij een (volumematige) sluiting van Groningen later dan 2022”. 161
Het verschil van inzicht tussen de NAM en GasTerra enerzijds en GTS anderzijds over de vraag welke route gevolgd moet worden om de gaswinning in 2022 te beëindigen, is deels te verklaren door de strategische positie van de genoemde partijen. Het in stand houden van het Groningenveld bij een lage winning voor capaciteitsdoeleinden kost geld en er staan weinig opbrengsten tegenover. Het is daarom voor de NAM gunstiger om het gasveld te sluiten, indien de mogelijkheid zich voordoet. GTS heeft een wettelijke taak om de leveringszekerheid te borgen. Daarnaast heeft GTS sinds 2018 de wettelijke taak om te adviseren over de leveringszekerheid. GTS heeft dus een andere verantwoordelijkheid en hanteert daardoor een strakkere definitie van leveringszekerheid. GTS wil een zo klein mogelijk risico lopen dat de leveringszekerheid in gevaar komt.
Advertisement
Minister en staatssecretaris informeren Tweede Kamer over sluiting Groningenveld Uit een ambtelijk verslag van het gesprek op dinsdag 14 januari 2020 kan worden opgemaakt dat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat bijdraait en minder negatief is over de gekozen lijn van GTS: “GTS geeft aan dat het systeem waar we nu in komen, vanwege de stikstofinstallaties, veel minder robuust is dan het systeem waarin het Groningenveld de complete markt kon voorzien. Er zijn veel meer kwetsbaarheden die tot uitval van de voorzieningen kunnen leiden.” […] Er is grote druk dat het gas in 2024 helemaal stopt. GTS heeft helder uitgelegd waar de zorgen en verantwoordelijkheden voor leveringszekerheid zitten. Goed om die inzichtelijk te maken, zeker als de olies met een datum van een definitieve sluiting komen die eerder is dan die van GTS. Het is de verwachting dat het Groningenveld tussen 2024 en 2027 gesloten kan worden. Na 2022 is er geen volume meer nodig uit het Groningenveld, maar nog wel capaciteit. Een optie is dat Groningen alleen voor noodgevallen ingezet kan worden. Het is dan de vraag of minimum flow in deze situatie nog nodig is. GTS pakt dat op met NAM.”162
Op basis van het verslag lijkt sprake van twee verschillende benaderingen. GasTerra en de NAM hebben een methode gehanteerd waarin zij uitgaan van een sluiting in 2022 en kijken vervolgens hoe dit mogelijk gemaakt kan worden. GTS hanteert een andere werkwijze: “Bij het opstellen van de benodigde capaciteit en volume van het Groningenveld gaat GTS uit van dezelfde methode als vorig jaar door eerst de vraag vast te stellen en die vervolgens in te vullen via de beschikbare middelen”. GTS geeft aan dat de aanpak van GasTerra en de NAM niet past binnen hun wettelijke taak.163
Uiteindelijk komen er twee aparte adviezen. Minister Wiebes stuurt op 21 februari 2020 een brief aan de Tweede Kamer waarin de minister ingaat op de gaswinningraming voor het gasjaar 2020-2021 en op de sluiting van het gasveld. Minister Wiebes schrijft dat vanaf medio 2022 de leveringszekerheid geborgd kan worden zonder het Groningenveld, tenzij het een koud jaar betreft. De minister herhaalt in deze brief het standpunt van GTS en geeft aan dat een aantal clusters in het Groningenveld tot en met 2026 op stand-by beschikbaar moet blijven, waarbij een minimum flow hoort om deze clusters operationeel te houden. De minister stuurt beide adviezen (van GTS en van de NAM/GasTerra) mee als bijlage bij deze brief aan de Kamer.164
161 Ministerie van EZK. Nota aan de directeur-generaal Klimaat en Energie inzake Bespreking met Gasunie en GTS inzake afbouwplan gaswinning Groningen en positionering gasopslagen, 9 januari 2020.
162 Mailwisseling tussen ministerie van EZK en Gasunie. 17 januari 2020. Onderwerp: Terugkoppeling gesprekken GTS/Gasunie – EZK.
163 Mailwisseling tussen ministerie van EZK en Gasunie. 17 januari 2020. Onderwerp: Terugkoppeling gesprekken GTS/Gasunie – EZK.
Stikstoffabriek Zuidbroek: keer op keer vertraging in de oplevering
De oplevering van de stikstoffabriek in Zuidbroek is voorzien op 1 april 2022. De oplevering loopt echter keer op keer vertraging op, onder andere door de coronapandemie, gebrek aan materialen, gebrek aan personeel en een conflict tussen (onder)aannemers. De oplevering wordt diverse keren uitgesteld. Op 13 december 2022 volgt een brief van staatssecretaris Vijlbrief met de stand van zaken met betrekking tot de stikstofinstallatie in Zuidbroek: “Vandaag ontving ik een brief van Gasunie Transportservices (hierna: GTS) dat de stikstofinstallatie in Zuidbroek wederom vertraagd is met één maand. Dat betekent dat de eerste eenheid in productie gaat per 14 februari 2023 en de andere twee eenheden per 1 maart 2023.”165 Op 26 januari 2023 informeert de staatssecretaris de Tweede Kamer dat de oplevering van de gehele stikstofinstallatie in Zuidbroek wederom vertraagd is tot uiterlijk 1 oktober 2023. GTS verwacht echter “dat deze vertraging geen invloed heeft op de gaswinning uit het Groningenveld in het huidige gasjaar, omdat de huidige gasvraag door de hoge gasprijzen relatief laag is en de gemiddelde inzet van de huidige stikstofinstallaties circa 90% is sinds het begin van het gasjaar”. Mede vanwege het vullen van de gasopslagen en de aanleg van LNG-terminals, heeft de vertraging volgens de staatssecretaris geen effect op de gaswinning uit het Groningenveld en de mogelijkheid om het gasveld in 2023 of uiterlijk in 2024 te sluiten.166 Wel noemt Vijlbrief deze vertraging: “zeer teleurstellend en onprofessioneel”.167
Nog niet bekend wanneer Groningenveld definitief wordt gesloten Op dit moment is het Groningenveld nog niet gesloten. Op 26 september 2022 stuurt staatssecretaris Vijlbrief een brief aan de Kamer. In deze brief schrijft Vijlbrief dat vanaf 1 oktober 2022 het Groningenveld op de waakvlam gaat met een winningsniveau van 2,8 miljard kubieke meter om elf productieclusters operationeel te houden. Vijlbrief schrijft: “Ik herhaal: het is mijn intentie om in het najaar van 2023 of uiterlijk 2024 de gaswinning uit het Groningenveld definitief te beëindigen”. Vijlbrief schrijft dat hij voor 1 april 2023 bekijkt of er vanaf dan zes productieclusters gesloten kunnen worden.
Op 31 januari 2023 informeert staatssecretaris Vijlbrief de Tweede Kamer opnieuw. GTS adviseert om in gasjaar 2023-2024 het Groningenveld open te houden en op waakvlamniveau gas te winnen. Hoewel aan alle technische voorwaarden is voldaan om de gaswinning uit het Groningenveld te beëindigen, zal er als gevolg van de geopolitieke situatie in 20232024 mogelijk te weinig hoogcalorisch gas zijn. De staatssecretaris schrijft aan de Kamer dat hij op dit moment nog geen uitsluitsel kan geven over de keuze voor de sluiting van het Groningenveld in 2023 of 2024. Hij zal de komende maanden twee besluiten nemen: een besluit over de voorgenomen sluiting van zes productielocaties per 1 april 2023 en het vaststellingsbesluit Groningenveld 2023-2024, waarvan het ontwerpbesluit is voorzien
164 Kamerstuk II 2019/20, 33529, nr. 726.
165 Kamerstuk II 2022/23, 33529, nr. 1103.
166 Kamerstuk II 2022/23, 33529, nr. 1112.
167 RTV Noord (26 januari 2023).
Boek 4
Feitenreconstructie 2017-2022
voor het zomerreces 2023.168 Op dit moment is derhalve nog ongewis op welk moment het Groningenveld zal worden gesloten.
9.3.6 Rechter beslist dat EBN ook aansprakelijk is als exploitant van het Groningenveld
EBN naast NAM aansprakelijk als mijnbouwexploitant Lange tijd werd aangenomen dat de NAM als houder van de concessie en later vergunninghouder als enige exploitant van het Groningenveld aansprakelijk kon worden gehouden. Daar brengt de rechtspraak verandering in. De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt op 5 oktober 2016 in een tussenvonnis dat naast de NAM ook staatsdeelneming EBN als exploitant van een mijnbouwwerk aansprakelijk is.169 Op 19 juli 2019 beantwoordt de Hoge Raad prejudiciële vragen van de Rechtbank Noord-Nederland over aansprakelijkheid voor aardbevingsschade als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld.170 In deze prejudiciële beslissing bevestigt de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland van 5 oktober 2016. Volgens de Hoge Raad leidt de gekozen samenwerkingsconstructie van de stille maatschap ertoe dat staatsdeelneming EBN als exploitant van een mijnbouwwerk moet worden aangemerkt in de zin van artikel 6:177 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat betekent dat EBN naast de NAM risicoaansprakelijk is. Dit is tegen de bedoeling in van de partijen die bij de Overeenkomst van Samenwerking in 1963 bewust kozen voor een stille maatschap.171
Deze uitspraak heeft in de praktijk minder verstrekkende gevolgen dan misschien op het eerste gezicht lijkt. De uitspraak van de Hoge Raad verandert namelijk niets aan de feitelijke kostenverdeling tussen de NAM en EBN op grond van de Overeenkomst van Samenwerking uit 1963 (OvS). Op grond van de OvS betaalt EBN namelijk al 40% van de door de NAM betaalde schadevergoedingen. Wat wel verandert is dat voortaan ook EBN als mede-exploitant (voor 100% van de schade) kan worden aangesproken door een gedupeerde. In dat geval moet EBN de schade vergoeden en vervolgens 60% van het betaalde bedrag verhalen op de NAM. Mogelijk loopt EBN daardoor meer financiële risico’s, bijvoorbeeld in het geval dat de NAM niet meer zou kunnen betalen. Naar aanleiding van deze uitspraak van de Hoge Raad probeert EBN in het College van Beheer Maatschap Groningen de samenwerkingsafspraken met de NAM aan te passen door een wijziging van de Accounting Procedure. Dat gebeurt uiteindelijk niet, omdat deze nieuwe situatie in voorkomende gevallen toch onder de bestaande afspraken zou kunnen worden afgehandeld. De Accounting Procedure bevat de mogelijkheid dat EBN de kosten voor 60% kan neerleggen bij de NAM (het zogeheten regres).
Gevolgen voor andere joint ventures van de Staat in de energiesector onduidelijk De uitspraak van de Hoge Raad heeft mogelijk wel een ander effect. Van Hoogstraten verklaart dat na deze uitspraak niet helemaal duidelijk is wat de positie van EBN is in de andere 198 joint ventures in de energiesector waarin EBN namens de Staat deelneemt: kan EBN in die deelnemingen ook worden aangemerkt als exploitant van een mijnbouwwerk?
Volgens Van Hoogstraten kan EBN de rol van exploitant niet vervullen: “Want EBN is een participatiemaatschappij; we doen altijd alles met en via anderen. We hebben niet de mensen en de middelen om op te treden als een exploitant. Dat is ook nooit de bedoeling geweest van de Mijnbouwwet”. EBN heeft volgens hem in de Maatschap Groningen een financieel-economische rol. Van Hoogstraten illustreert dit met het beeld dat de NAM, toen hij in 2016 begon bij EBN, (inclusief aannemers) bijna 6.000 werknemers had en bij EBN tien mensen zich bezighielden met de gaswinning uit het Groningenveld.172
168 Kamerstuk II 2022/23, 33529, nr. 1115.
169 Rechtbank Noord-Nederland 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4402.
170 Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel.
171 HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278.
9.3.7 Afwijken van basispad: plussen en minnen
In de paragrafen hiervoor is de zoektocht beschreven naar mogelijkheden om de Groningse gaswinning versneld af te bouwen en definitief te beëindigen. Dit vooral vanuit een min of meer technisch perspectief: welke opties zagen de betrokken partijen en welke adviezen werden gegeven over wat wel of niet technisch haalbaar was? In de paragrafen hierna staat dezelfde thematiek centraal, maar dan vanuit het perspectief en de onderhandelingsposities van de Staat en Shell en ExxonMobil. Zij hebben immers in 2018 afspraken gemaakt in het Akkoord op Hoofdlijnen die nu weer ter discussie komen te staan en aanpassing vergen. Dit leidt tot onderhandelingen over een Interim Akkoord (dat in september 2019 tot stand komt), een addendum op het Akkoord op Hoofdlijnen (dat niet tot stand komt) en het Norg Akkoord (dat in maart 2021 tot stand komt). In de navolgende drie paragrafen wordt op deze drie onderhandelingen dieper ingegaan.
Versnelde afbouw gaswinning noopt tot nieuwe onderhandelingen Zoals uiteengezet in het vorige hoofdstuk (paragraaf 8.3.8 van hoofdstuk 8) werken betrokken partijen sinds het begin van 2019 aan een operationeel afbouwplan ten behoeve van de beëindiging van de gaswinning waartoe het kabinet in 2018 besloot. Minister Wiebes zit daarbij op de lijn om zo snel als mogelijk af te bouwen. Op een ambtelijke adviesnota van 26 maart 2019 over de afbouw schrijft de minister in de kantlijn: “Een vlotte afbouw maakt ons op versterking geloofwaardiger, en kan ook weer met zoveel kosten – volgens NAM lag breakevenpunt van Groningenveld op 7 bcm/jr. eerder afbouwen levert geld op!!!”173
De minister verwacht dat een snellere afbouw van de gaswinning geld oplevert omdat dan ook de kosten voor versterking zullen dalen. In de notitie waarschuwen de ambtenaren echter ook dat er mogelijk extra kosten kunnen voortvloeien uit sneller afbouwen dan met de oliemaatschappijen is afgesproken in het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH): “Hierbij speelt ook dat een versnelde afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld ten opzichte van de afspraken uit het Akkoord op Hoofdlijnen (basispad) zal leiden tot een heroverweging van ‘de balans van het gehele pakket van afspraken zoals neergelegd in het AoH’. Shell en ExxonMobil hebben hoogambtelijk reeds aangegeven hiervoor een compensatiemechanismen te willen verkennen.”