11 minute read

Feitenreconstructie 2017-2022

Afschakelen van alle grootverbruikers op het landelijk net in combinatie met alle niet-vitale sectoren op het regionale net zal zelfs leiden tot een verlies van 11,3% van het bbp. Het afschakelen van de gehele bedrijfssector zorgt voor een reductie van 9,2 miljard kubieke meter.

Daarnaast zal dit scenario naar verwachting leiden tot 10.000 mensen die kampen met langdurige psychische klachten, onder andere door faillissementen en werkloosheid. Het is aannemelijk dat dit scenario leidt tot stijging van het aantal suïcides met tussen de 100 en 1.000 personen.112

Advertisement

Advies panel van hoogleraren Minister Wiebes vraagt in het voorjaar van 2018 advies aan een panel bestaande uit drie hoogleraren113, onder auspiciën van de Mijnraad, over de berekeningswijze van het risico in en rond gebouwen vanwege de geïnduceerde aardbevingen in Groningen. Op 27 juni 2018 geeft dit panel zijn eerste advies. Op 27 augustus 2019 komt dit panel met een nieuw advies.114 Hoofdconclusie van het panel is dat de infrastructuur ook beoordeeld dient te worden op de veiligheidsnorm van 10-5 en dat voor verdere afbouw van de gaswinning, complexe risicoberekeningen continu afgewogen dienen te worden tegen snelle (aanvullende) maatregelen. In het vaststellingsbesluit benadrukt de minister dat hij de uitgangspunten van het panel onderschrijft en dat er geen aanleiding is om verdere aanvullende maatregelen te treffen.115

In een nota aan minister Wiebes van 19 augustus 2019 wordt onder andere ingegaan op het definitieve advies van GTS. De ambtenaren geven aan dat de toezichthouder Autoriteit Consument & Markt heeft aangegeven dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de werking van de gasmarkt als de stikstofinzet wordt verhoogd naar 100%. Daarnaast geven de ambtenaren het belang aan van de onderhandelingen met Shell en ExxonMobil over de (veranderde) inzet van de gasopslag Norg. De Staat kan niet eenzijdig aan GasTerra opleggen om Norg te vullen met pseudo-Groningengas en dit op de door de Staat gewenste wijze in te zetten. In deze notitie wordt geconstateerd dat medewerking van Shell en ExxonMobil nodig zal zijn om Norg in de toekomst op de gewenste manier in te kunnen zetten.116

Binnen het ministerie van Economische Zaken en Klimaat bespreekt men of langs deze weg de Groningenproductie nog sneller afgebouwd kan worden door gasopslag Norg nog minder te vullen. In een mailwisseling in augustus 2019 tussen ambtenaren van Economische Zaken

112 Tieben et al. (2019).

114 Mijnraad (27 augustus 2019).

115 Mijnraad (27 augustus 2019).

116

9 Na Westerwijtwerd Veranderingen, en verbeteringen? (2019-2022)

en Klimaat wordt als belangrijkste vraag opgeworpen ‘of niet naar 10,8 miljard kubieke meter gegaan kan worden. Daarover zijn al gesprekken gevoerd en in de mail wordt voorgesteld om het er in het MT over te hebben en het ook even voor te leggen aan de minister’. Dit is onder andere besproken met GTS.117 Uit het vaststellingsbesluit 2019-2020 is op te maken dat ervoor gekozen is om het winningsniveau op 11,8 miljard kubieke meter te houden.

De winning voor het gasjaar 2019-2020 wordt vastgesteld op 11,8 miljard kubieke meter.118 Dit is een verlaging van 4,1 miljard kubieke meter ten opzichte van het ontwerpvaststellingsbesluit (15,9 miljard kubieke meter) en de eerste raming van GTS in januari 2018 van de leveringszekerheid. In het vaststellingsbesluit wordt ook ingegaan op het feit dat in het gasjaar 2019-2020 de gasopslag Norg (deels) wordt gevuld met pseudo-Groningengas, waardoor er in de zomer minder gas uit Groningen geproduceerd hoeft te worden. Daarnaast zal gasopslag Norg in de zomer van 2020 met één miljard kubieke meter minder Groningengas gevuld zijn dan dat er in de winter van 2019-2020 uit zal worden gehaald.119

Instemmingsbesluit Norg

De minister van Economische Zaken en Klimaat neemt op 10 september 2019 ook een besluit over de inzet van de gasopslag Norg, het zogeheten instemmingsbesluit gasopslag Norg. Dit besluit handhaaft de verruiming van zowel de onderdruk als de bovendruk, waardoor een opslag van 6 miljard kubieke meter mogelijk wordt. In het eerdere ontwerp-instemmingsbesluit (van 24 april 2019) was het argument hiervoor dat hiermee productiefluctuaties verminderd kunnen worden. Naar aanleiding van het GTS-advies komt hier nu bij dat indien de gasberging gevuld kan worden met pseudo-Groningengas in de zomer, dit gas in de winter kan worden ingezet om aan de hoge vraag te kunnen voldoen. Dit levert een vermindering op van de hoeveelheid gas die uit het Groningenveld gewonnen moet worden. Daarnaast wordt de NAM opgedragen om uiterlijk op 1 april 2022 het Opslagplan Ondergrondse Gasopslag Norg in te dienen, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de rol van de opslag na 2022 en de sluiting daarvan op termijn.120

GasTerra schrijft op 27 september 2019 in een brief aan het College van Gedelegeerde Commissarissen dat zij het belang herkent dat de NAM moet voldoen aan haar juridische plicht om de winning van het Groningenveld uit te voeren overeenkomstig de graaddagenformule in het vaststellingsbesluit van 10 september 2019. GasTerra geeft hier invulling aan door de inzet van laagcalorische middelen zodanig in te plannen dat dit niet boven de graaddagenformule uitkomt en de gerealiseerde stikstofinzet minimaal 100% is.121

9.3.3 Winningsniveau gasjaar 2020-2021: op weg naar sluiting

Terwijl het gasjaar 2019-2020 loopt, worden begin 2020 de voorbereidingen getroffen voor de vaststelling van het winningsniveau voor het gasjaar 2020-2021. De besluitvorming daarover

117 Ministerie van EZK. Mailbericht, 25 augustus 2019, 12.30. Onderwerp: DOMUS-19190924-v12-Definitief_vaststellingsbesluit_Groningen_ gasveld_2019-2020.

118 Bijlage bij Kamerstuk II 2018/19, 33529, nr. 678.

119 Bijlage bij Kamerstuk II 2018/19, 33529, nr. 678.

120 RVO (5 september 2019).

121 GasTerra. Brief van CEO aan het College van Gedelegeerde Commissarissen inzake Inzet L-gasmiddelen in het jaar 2019/2020, 27 september 2019.

Boek 4

Feitenreconstructie 2017-2022

komt in deze paragraaf aan bod. Daarbij valt op dat er al veel vooruitgeblikt wordt naar de verdere toekomst, waarin sluiting van het Groningenveld is voorzien. Maar over de vraag wanneer precies het veld gesloten wordt en de vraag in hoeverre alle clusters definitief ingesloten dienen te worden, verschillen de betrokken partijen van mening. Zij blijken uiteenlopende opvattingen te hebben over de duur en hoogte van de zogeheten minimum flow waarop het Groningenveld nog door zou moeten produceren in de toekomst.

GTS-advies met raming leveringszekerheid

Op 31 januari 2020 stuurt GTS een brief aan minister Wiebes met haar ramingen en advies over de leveringszekerheid voor gasjaar 2020-2021. In dit advies geeft GTS aan welke volumes en capaciteit uit het Groningenveld nodig zijn met het oog op de leveringszekerheid. In de brief wordt ook ingegaan op de voorwaarden voor het definitief kunnen sluiten van het Groningenveld. Een van de belangrijkste uitgangspunten is daarbij dat op elk moment voldoende hoogcalorisch gas aanwezig is voor de kwaliteitsconversie-installaties. Bij onvoldoende hoogcalorisch gas zal meer aardgas uit het Groningenveld nodig zijn.122

Het Groningenvolume wordt voor het volgend gasjaar 2020-2021 geraamd op 9,3 miljard kubieke meter bij een gemiddelde tempratuur. Het benodigde volume uit het Groningenveld is licht naar boven bijgesteld ten opzichte van het eerdere advies van 25 juli 2019. Deze bijstelling is gemaakt op basis van inzichten uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019 en de gasvraag die door buitenlandse overheden is aangeleverd bij de Taskforce Monitoring L-Gas Market Conversion. Toch neemt de gasvraag naar laagcalorisch gas in de jaren na 2019 sterk af. Dit heeft voornamelijk te maken met de afbouw van de export. Deze lagere marktvraag in combinatie met de uitbreiding van mengstation Wieringermeer leidt ertoe dat volgend gasjaar (2020-2021) 9,3 miljard kubieke meter nodig is bij een gemiddelde temperatuur.

Volgens GTS zal in het gasjaar 2022-2023, wanneer de stikstoffabriek gereed is, bij een gemiddeld jaar geen Groningengas meer nodig zijn. Bij een koud jaar zullen tot 2024-2025 nog beperkte volumes nodig zijn (minder dan een half miljard kubieke meter aardgas) om de leveringszekerheid te borgen.

GTS wijst erop dat komend gasjaar 2020-2021 minimaal 4,6 miljoen kubieke meter aardgas per uur aan capaciteit van het Groningenveld beschikbaar moet zijn, zodat ook in situaties van hoge marktvraag (een situatie die eens in de 20 jaar voorkomt) in combinatie met uitval van de gasberging Norg nog voldoende middelen beschikbaar zijn om de leveringszekerheid te borgen. “Naast het feit dat deze eis in de Europese verordening is opgenomen is het voor de leveringszekerheid essentieel om rekening te houden met mogelijke uitval omdat vanaf 2022 nagenoeg de volledige L-gasmarkt afhankelijk is van de beschikbaarheid van kwaliteitsconversieinstallaties”, aldus GTS. GTS merkt daarbij op – en niet onterecht zal later blijken – dat er ook onderbrekingen kunnen plaatsvinden in de aanvoer van buitenlands gas, zoals Noors of Russisch gas. “Deze situaties zijn niet ondenkbaar en hebben ook in het recente verleden diverse malen plaatsgevonden.”

Vanaf 2022-2023 moet het Groningenveld volgens de GTS-ramingen alleen in geval van koude situaties of uitval nog capaciteit leveren. Door de nieuwe stikstoffabriek en door de ombouw van industrie die nu nog op Groningengas draait, neemt de benodigde stand-by-capaciteit snel af en kan vanaf medio 2026 volgens het basisscenario het Groningenveld helemaal worden gesloten. “De standby capaciteit zal alleen worden afgeroepen wanneer er sprake is van een koude periode in combinatie met uitval. Het bijbehorende extra volume, veroorzaakt door de noodzakelijke minimum flow welke nodig is om het veld snel te kunnen regelen, wordt op dit moment voor het gasjaar 2022/2023 en verder als verwaarloosbaar ingeschat.”

Geschat wordt dat het Groningenveld geen back-up rol meer hoeft te vervullen tussen medio 2025 en medio 2028. Dit hangt deels samen met de realisatie van de ombouw van grootverbruikers en de export naar het buitenland. Qua randvoorwaarden wordt in dit advies nogmaals aangegeven dat de benodigde aanvoercapaciteit van hoogcalorisch gas vanuit Duitsland onvoldoende is. GTS vraagt om actieve steun van de minister van Economische Zaken en Klimaat en dit kenbaar te maken bij zijn Duitse ambtgenoot, omdat anders de sluiting van Groningenveld niet mogelijk is zonder de leveringszekerheid in Noordwest-Europa in gevaar te brengen.

Ook geeft GTS nogmaals aan dat de flexibiliteit van het Groningenveld volledig overgenomen dient te worden door de gasopslagen. De benodigde bergingscapaciteit kan pas afnemen als er geen capaciteit uit het Groningenveld meer nodig is. “Dit komt omdat de reductie in marktvraag als eerste van de benodigde Groningencapaciteit wordt afgehaald. Daarna wordt de gereduceerde marktvraag van de bergingscapaciteit afgehaald”, zo schrijft GTS. Hierbij is geen rekening gehouden met de rol van deze bergingen binnen de markt voor hoogcalorisch gas. Daar komt een aparte analyse voor in april 2020, waarin ook de extra aanvoer van H-gascapaciteit wordt meegenomen. GTS schrijft: “Wij adviseren u daarom om tot die tijd geen onomkeerbare besluiten te nemen met betrekking tot het sluiten van bergingen”.

GTS geeft aan dat, na het laatste advies van 25 juli 2019, in het instemmingsbesluit gasopslag Norg toestemming is gegeven om de gasopslag Norg in het lopende gasjaar met 1 miljard kubieke meter meer te vullen tot 6 miljard kubieke meter. Het extra volume wordt bewerkstelligd door de gasopslag Norg met 0,5 miljard kubieke meter extra te vullen en door gebruik te maken van 0,5 miljard kubieke meter kussengas. Hierdoor is het volgens GTS mogelijk dat in het lopende gasjaar de gaswinning uit Groningen terugloopt met 0,5 miljard kubieke meter. Doordat de stikstofinzet de afgelopen maanden hoger was dan voorzien (109% in plaats van 100%), omdat er gebruik is gemaakt van de back-up installaties, levert dit een additionele besparing op van 0,6 miljard kubieke meter.

Het eerste kwartaal van het lopend gasjaar (oktober 2019 tot en met december 2019) was het 10% warmer dan gemiddeld. Mocht dit doorzetten, zo schrijft GTS in het advies van januari 2020, dan kan dit nog een besparing van 0,7 miljard kubieke meter aardgas opleveren. Gecombineerd leiden deze drie ontwikkelingen tot een verwachte Groningengaswinning van 10 miljard kubieke meter aardgas voor het lopende gasjaar 20192020.123

Boek 4

Feitenreconstructie 2017-2022

Op 4 maart 2020 heeft minister Wiebes een overleg met de CEO van GTS, Bart Jan Hoevers. Ter voorbereiding van dit overleg stellen ambtenaren van Economische Zaken en Klimaat een notitie op voor minister Wiebes. Hierin wordt onder andere aangegeven dat de minister medio maart een tijdelijke maatregel zal nemen om de gaswinning verder te verlagen. Daarnaast verzoeken de ambtenaren GTS te vragen in hoeverre het noodzakelijk is om voor de borging van de leveringszekerheid om bij de beëindiging van de gaswinning rekening te houden met de combinatie van een zeer koude winter met uitval van gasopslag Norg. En hoe groot de kans is dat dit zich voordoet. Volgens het advies van GTS kan het Groningenveld pas worden gesloten vanaf het gasjaar 2025-2026, terwijl dit volgens GasTerra al mogelijk is vanaf 2022.124 In paragraaf 9.3.5 wordt het verschil van inzicht tussen deze twee partijen met betrekking tot de sluiting van het Groningenveld beschreven.

Binnen twee weken na dit overleg met Hoevers besluit minister Wiebes, op basis van het GTS-advies, het winningsniveau verder te verlagen voor het lopende gasjaar 2019-2020. Op 16 maart 2020 neemt minister Wiebes een tijdelijke maatregel waarin hij het winningsniveau uit het Groningenveld binnen het lopende gasjaar 2019-2020 met 1,1 miljard kubieke meter verlaagt en vaststelt op 10,7 miljard kubieke meter bij een qua temperatuur gemiddeld jaar.125 De daadwerkelijke gaswinning kan lager uitvallen als het warme weer doorzet.

SodM-advies over de operationele strategie NAM Conform de Mijnbouwwet ontvangt minister Wiebes op 13 maart 2020 van de NAM de operationele strategie en bijbehorende dreigings- en risicoanalyse (HRA). Dit betreft overigens een analyse die vanaf 2021 TNO voortaan zal gaan uitvoeren, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze rapporten dienen ter onderbouwing van het vaststellingsbesluit van de minister. In een korte review heeft SodM gekeken of in de operationele strategie en de HRA de juiste uitgangspunten, gegevens en analyses zijn gehanteerd om te bezien of de uitkomsten hiervan een basis kunnen vormen voor de verdere advisering. Volgens SodM is de hoofdconclusie dat dit kan. De operationele strategie en HRA voldoen aan de wettelijke vereisten en aan de eerder geformuleerde uitgangspunten en kunnen dus gebruikt worden. De uitkomsten van de HRA laten zien dat de seismische dreiging en het risico voor het gasjaar 2020-2021 nog sneller afnemen dan uit eerdere berekeningen naar voren kwam.126

Adviezen van TNO en Mijnraad over sluiting productielocaties en minimumflow

Op 15 juni 2020 vraagt het ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan TNO Adviesgroep Economische Zaken (TNO-AGE) advies over de voorgestelde sluitingsvolgorde in de Operationele Strategie 2020-2021 (opgesteld door de NAM). Daarnaast vraagt het ministerie advies over de benodigde minimum flow om het Groningenveld vanaf gasjaar 2022-2023 beschikbaar te houden als capaciteitsmiddel.

Een maand later, op 15 juli 2020, stuurt TNO het advies aan minister Wiebes. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke acceptatie stelt TNO vast dat een alternatieve invulling van de capaciteitsvraag buiten het Groningenveld na 2022-2023 voor de hand ligt. Dit kan door middel van de inzet en het beheer van de bergingen in Alkmaar en Norg. Deze gasopslagen hebben ook vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid en leveringszekerheid de voorkeur boven het Groningenveld. TNO adviseert om gasopslag Norg na het gasjaar 2020-2021 zo volledig mogelijk te vullen.127

Als na het gasjaar 2022-2023 het Groningenveld toch als back-up middel wordt gebruikt –omdat er niet voor gekozen is om de gasbergingen en cavernes in zijn geheel te vullen en in te zetten – geeft TNO de voorkeur aan een zogenoemde ‘hot stand-by situatie’. In tekstkader

9.3 worden de voor- en nadelen van de verschillende startsituaties benoemd. Deze wijze van opereren heeft weliswaar een lagere mate van betrouwbaarheid bij het opstarten in vergelijking met de minimum flow, maar gaat gepaard met een veel lager gasgebruik dan bij de minimum flow zoals gedefinieerd door de NAM. “TNO is van mening dat onnodige gasonttrekking uit het Groningenveld maatschappelijk niet wenselijk is en op weinig draagvlak kan rekenen.” TNO geeft aan dat de opstartsnelheid van een hot-standby relatief kort is en dat aanvullende praktijkervaring met opstart- en regeltijd naar maximale productie moet aantonen of dit in de toekomst tot nieuwe inzichten leidt. Het advies is dus om niet op voorhand exclusief te pleiten voor een scenario van minimum flow waarbij veel gas wordt geproduceerd.128

Tekstkader 9.3 Startsituaties van het Groningenveld productiesysteem129

De NAM onderscheidt drie mogelijke startsituaties. Elke situatie heeft een andere opstarttijd en betrouwbaarheid en heeft een bepaalde mate van operationeel gasgebruik. Alle drie de situaties hebben een laag operationeel gasgebruik van (per productielocatie) enkele miljoenen kubieke meter per jaar.

Cold stand-by – geen gaslevering, enkele uren opstarttijd naar een hot stand-by situatie, lage opstartbetrouwbaarheid (geen praktijkervaring), geen minimum flow.

Hot stand-by – directe off-spec gaslevering, enkele uren opstarttijd naar minimum flow situatie, lage opstartbetrouwbaarheid (beperkte praktijkervaring), geen minimum flow.

Minimum flow – directe on-spec gaslevering, enkele uren opregeltijd naar maximale productie, medium tot hoge opstartbetrouwbaarheid, aanzienlijke minimum flow afhankelijk van de gestelde randvoorwaarden (0,2-0,7 miljard kubieke meter per jaar per productielocatie voor een medium betrouwbaarheid tot 1,2 miljard kubieke meter voor hoge betrouwbaarheid).

127 TNO. Brief aan minister Wiebes inzake Advies sluitingsvolgorde productielocaties en minimum flow- situatie, 15 juli 2020.

128 TNO. Brief aan minister Wiebes inzake Advies sluitingsvolgorde productielocaties en minimum flow-situatie, 15 juli 2020.

129 TNO. Brief aan minister Wiebes inzake Advies sluitingsvolgorde productielocaties en minimum flow-situatie, 15 juli 2020.

This article is from: