
7 minute read
Feitenreconstructie 2017-2022
het grootste bezwaar van de Groninger Bodem Beweging tegen het gebruik van de HRA, zo verklaart voorzitter Jelle van der Knoop zijn openbaar verhoor. Hij stelt dat de HRA ten onrechte nog altijd wordt gebruikt om de scope van de versterking te bepalen: er worden in beginsel enkel huizen geïnspecteerd die op grond van de HRA tot die scope behoren, terwijl er buiten die scope ook huizen kunnen zijn die wellicht wel een verhoogd risico hebben.360
De lijst die nu uiteindelijk ontstaan is, vanuit die 27.000, is nog steeds afgebakend door die HRA-methodiek. Er zijn nog steeds huizen buiten het gebied die mogelijk onveilig zijn en die mogelijk zelfs P50-woningen zijn, maar die niet meegenomen worden omdat ze niet in de lijst stonden. Dan ga je er dus van uit dat die HRA-methodiek in staat is om voor alle huizen in Groningen uit te gaan rekenen welke veilig zijn en welke niet. Maar dat kunnen ze niet.
Advertisement
Openbaar verhoor Jelle van der Knoop, 5 september 2022
Omvang versterkingsopgave groeit tot 26.000 adressen De lijst van 1.500 gebouwen, dan wel 7.200 gebouwen als ook de woningen met een licht verhoogd risico worden meegenomen, blijkt in de zomer van 2018 nog helemaal niet definitief en eenduidig te zijn. Beperkingen van het model zijn bijvoorbeeld dat de typologie-indeling van het model is gebaseerd op een screening van grote aantallen en dat de uitgevoerde toets op de typologieën in enkele opzichten beperkter is dan de Nederlandse Praktijkrichtlijn – met als gevolg dat de lijst ‘onvolkomenheden’ of ronduit gekke uitkomsten bevat. Zo zijn huizen die eerder onveilig zijn verklaard er niet op terug te vinden, of blijkt dat van een serie identieke rijtjeshuizen in één straat een deel wel, en een ander deel niet op de lijst voorkomt. En dus wordt in de weken na het Mijnraadadvies gewerkt aan het completeren van de adressenlijst.
De NCG spant zich er in de zomermaanden van 2018 voor in om tot een heldere en complete lijst te komen, onder meer in samenspraak met het CVW, het ministerie van EZK, NEN, TNO en SodM. Overleggen tussen deze partijen leiden onder meer tot enkele criteria op basis waarvan de HRA-lijst wordt aangevuld. Als bijvoorbeeld uit de HRA blijkt dat één adres van een blok woningen of twee-onder-een-kapwoning wel in de lijst is opgenomen maar de overige adressen niet, is dat niet uitlegbaar en worden ook die adressen aan de lijst toegevoegd. Hetzelfde geldt voor woningen van exact hetzelfde type in de directe omgeving (bijvoorbeeld aan de overkant van de straat). En ook woningen die eerder al voorkwamen op de lijst van acuut onveilige situaties, de ‘stuttenlijst’, worden toegevoegd.
De consequentie hiervan is dat in november 2018 de scope van de versterkingsoperatie snel groeit. In het plan van aanpak van de NCG uit november 2018 wordt al gesproken over een totale scope van de versterking van circa 15.000 adressen.361
Peter Spijkerman, directeur van de NCG verklaart in zijn openbaar verhoor dat onder zijn voorganger de NCG al snel tot de conclusie komt dat de 7.200 panden blijken te bestaan uit ongeveer 9.000 adressen. Daarnaast is afgesproken dat ook de eerdere programma’s, zoals de batches 1.467, 1.588 en 1.581, woningen van de woningcorporaties en Heft in eigen hand, doorgezet worden, waardoor ruim 5.000 adressen aan die 9.000 worden toegevoegd. Verder leidt de analyse van de onverklaarbare uitkomsten van de HRA en verschillen in de risicobeoordeling van identieke panden tot toevoeging van ruim 4.000 extra adressen.362
In september 2019, blijkt de scope ruim 26.000 woningen te zijn. In een memo aan minister van EZK Wiebes wordt de groei tot 26.000 toegelicht. Daarin staat dat er naast de bovengenoemde aantallen ook adressen aan de scope zijn toegevoegd waar sprake is van een normaal risicoprofiel, maar nog wel gecommuniceerd moet worden met de bewoners (circa 3.000 adressen). Daarnaast wordt geconstateerd dat op grond van lokale plannen van aanpak gemeenten de ruimte hebben om zogenoemde ‘grijze panden’ toe te voegen aan de scope van de versterkingsoperatie vanuit andere oogpunten dan veiligheid. Deze woningen komen mogelijk toch in aanmerking voor versterking op grond van redenen als gebiedsontwikkeling, het minimaliseren van overlast of maatschappelijke overlast. De toevoeging van deze woningen (circa 2.000) is opgenomen in de lokale plannen van aanpak, die zijn goedgekeurd door SodM. En tot slot levert ook het jaarlijks opnieuw uitvoeren van de HRA-analyse nieuwe adressen op. Zo leidt de zogenoemde ‘HRA-run’ uit 2019 tot toevoeging van een extra 2.309 adressen, waardoor het totaal medio 2019 uitkomt op 26.123 adressen.363 En nog steeds kan de scope van de operatie verder worden uitgebreid, verklaart Spijkerman.
Tot op de dag van vandaag kunnen er nog adressen bij komen. Dat kan door de HRA, maar ook doordat wij als NCG een loket hebben geopend voor bewoners, het loket opname op verzoek, voor iemand die zegt: ik zit niet in de versterking, maar ik wil toch een soort quickscan vanuit veiligheidsgevoel of ik wel of niet in aanmerking kom, of: ben ik potentieel onveilig. […] Daarom komen er nog steeds, tot op de dag van vandaag, adressen bij.
Openbaar verhoor Peter Spijkerman, 29 september 2022
Van de aanname van het kabinet dat de versterkingsoperatie als gevolg van het nulbesluit vele malen kleiner wordt, komt in de praktijk weinig terecht. Immers, in begin 2018, voor het nulbesluit, was de scope van de versterkingsoperatie zo’n 22.000 woningen. Wel geldt uiteraard dat, als gevolg van de verminderde seismiciteit en bijstelling van de Nederlandse Praktijkrichtlijn, de noodzakelijke versterkingsmaatregelen minder ingrijpend kunnen zijn of er minder vaak gekozen hoeft te worden voor sloop-nieuwbouw. Bovendien zal bij een steeds groter wordend aandeel van die 26.000 adressen na inspectie blijken dat versterking niet nodig is en woningen reeds ‘op norm’ zijn (zie themahoofdstuk VIII, paragraaf VIII.3 voor een nadere duiding van de versterkingscijfers). Desalniettemin is duidelijk dat, ondanks de sterk door het
Boek 4
Feitenreconstructie 2017-2022
kabinet uitgesproken wens voor een kleinere, objectgerichte aanpak van de versterking, deze in de praktijk niet tot stand komt. Dit tot teleurstelling van minister Wiebes.
Ik heb me toch laten verleiden tot eindeloos gepolder, meer dan een jaar gepolder. […] Maar ik ben en was er diep van overtuigd dat je over veiligheid niet moet polderen. Maar toch is het gebeurd.
Openbaar verhoor Eric Wiebes, 10 oktober 2022
Minister Wiebes constateert in het openbaar verhoor dat de adviezen van de Mijnraad onderdeel zijn geworden van ‘gepolder’. De adviezen staan volgens hem haaks op andere doelen die regionale bestuurders ook hebben met de versterkingsoperatie. De tegengestelde belangen, en het polderen over die belangen, zijn er volgens de voormalig minister debet aan dat het niet gelukt is de versterking daadwerkelijk conform het Mijnraadadvies uit te voeren. Veiligheid stond daarmee niet meer uitsluitend voorop. Tegelijkertijd constateert Wiebes ook dat het eigenlijk niet anders kon. De andere, bredere doelstellingen waren immers ook legitiem, en de aanpak moet in samenspraak tot stand komen.364
De groei van de versterkingsoperatie is daarnaast ook voor de NAM een doorn in het oog. NAM-directeur Johan Atema verklaart in zijn openbaar verhoor dat met het uitbreiden van de versterking van huizen om redenen van gebiedsontwikkeling of stadsvernieuwing, de versterking van echt onveilige huizen is vertraagd. Hij constateert dat in de huidige scope niet alleen de circa 9.000 onveilige adressen zitten die uit het model naar voren komen, maar dat twee derde van de huidige scope van 26.000 huizen is toegevoegd om andere redenen dan veiligheid.365 Hierbij gaat hij er wel aan voorbij dat ook huizen aan de lijst zijn toegevoegd op basis van fysieke inspecties. Deze huizen bleken onveilig zonder dat het HRA-model dit aangaf.
Door het overleg met de regio lijkt het erop dat veiligheid toch ondergesneeuwd is geraakt.
Openbaar verhoor Johan Atema, 12 oktober 2022
De consequentie van deze ontwikkeling, hoe begrijpelijk ook, is volgens de NAM dat de versterking niet wordt aangepakt volgens de afspraken die in 2018 zijn gemaakt. En dat leidt tot onderlinge discussie tussen de NAM en het Rijk over de vraag wie de rekening betaalt voor de uitgedijde versterkingsoperatie. De NAM doelt hiermee op artikel 5.7 van het Akkoord op Hoofdlijnen. Dat artikel luidt: “NAM vergoedt alle uitgaven die door het Fonds worden gedaan voor de uitvoering van de versterkingsopgave voor zover die uitgaven betrekking hebben op het verbeteren van de veiligheid op basis van feitelijke inspecties volgens de geldende norm voor individueel risico ten gevolge van bodembewegingen, welke norm regelmatig geactualiseerd wordt op basis van nieuwe bouwkundige en seismische inzichten en de laatste inzichten over toekomstige gaswinning.” Het volgende hoofdstuk (paragraaf 9.4.14) gaat nader in op die discussie.
8.4.12 Ook de versterking komt onder publieke regie
Op zoek naar een nieuwe governance voor de versterking Terwijl enerzijds gewerkt wordt aan een nieuwe aanpak voor de versterkingsoperatie op basis van het Mijnraadadvies, werken de verschillende betrokken partijen ook aan een voorstel om het versterkingsproces volledig onder publieke aansturing en regie te organiseren. Het idee daarbij is dat de NAM, net als bij de schadeafhandeling inmiddels het geval is, volledig op afstand komt te staan van de uitvoering. In de laatste maanden van 2018 en begin 2019 worden daarom volop gesprekken gevoerd over een nieuwe governance van de versterking. Een werkgroep onder leiding van de gemeentesecretaris van de gemeente Midden-Groningen werkt hier vanaf september 2018 in opdracht van het bestuurlijk overleg aan. Eind oktober 2018 zijn de eerste contouren van de governance door de werkgroep in beeld gebracht, zo blijkt uit een notitie voor minister Wiebes van 8 november 2018. De toon van de notitie is positief: er is op constructieve wijze samengewerkt en op veel punten is al overeenstemming op hoofdlijnen, bijvoorbeeld over de positie van de minister van EZK als eindverantwoordelijke voor de veiligheid en de komst van een ‘instituut versterkingsopgave’ en een uitvoeringsorganisatie voor de versterking. Wel zijn er nog discussiepunten. Zo is onder meer over de rechtsvorm, de samenstelling en de taken van het zogenoemde ‘samenwerkingsorgaan’ nog wel enige discussie, waarbij het voor de regio een vereiste is dat ook het Rijk vertegenwoordigd is in dat orgaan. Ook over de rechtsvorm en het eigenaarschap van de uitvoeringsorganisatie is nog geen overeenstemming.366
In de loop van 2019 is er regelmatig bestuurlijk overleg tussen lokale bestuurders en de ministers van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verdere invulling van de versterkingsoperatie. Het gaat dan onder meer over de vraag hoe de aansturing van de versterkingsoperatie publiekelijk geregeld kan worden, maar ook over knelpunten in de versterking, zoals onvoldoende beoordelings- en bouwcapaciteit en de noodzaak om te komen tot een ‘versnellingsaanpak’. Na een bestuurlijk overleg op 15 februari 2019, waarin Rijk en regio een lijst met bestuurlijke afspraken vaststellen, informeert minister Wiebes de Tweede Kamer per brief over de voortgang en stand van zaken. Hij geeft in deze brief aan dat de regio bij de uitvoering van de versterking, waar mogelijk, gebiedsgericht wil werken. De plannen die gemeenten daarvoor maken, worden vastgelegd in lokale plannen van aanpak, die vervolgens op veiligheidsaspecten worden getoetst door SodM. Als de plannen door SodM worden goedgekeurd, committeert het Rijk zich hier ook aan, schrijft Wiebes. Opnames en beoordelingen kunnen daarna onmiddellijk van start gaan. Een andere afspraak is dat de NCG en het Rijk zich gaan inzetten voor het vergroten van de beoordelings- en bouwcapaciteit om de wachttijd voor bewoners te verkorten. Daarnaast