4 minute read

Feitenreconstructie 2017-2022

Ministerie verwacht zekerheid die SodM niet kan geven De gesprekken tussen het ministerie van EZ en SodM over de adviezen van SodM verlopen moeizaam. Het ministerie verwacht wetenschappelijke zekerheden die de toezichthouder niet kan geven, merkt Van der Meijden. Hij krijgt van het ministerie te horen dat SodM geen been heeft om op te staan, omdat bepaalde aannames of adviezen niet wetenschappelijk zijn bewezen. Bovendien is de NAM het niet met SodM eens, bijvoorbeeld als het gaat om het effect van minder productie.

“Ik kon dat niet allemaal keihard weerleggen, maar ik had wel mijn team achter me dat zei: en zo moeten we het doen”, legt Van der Meijden uit. “Want wikkend en wegend vonden wij dat wij die kant uit moesten gaan. Dierikx speelde daar een tegenspel in. […] Het heeft uiteindelijk geen effect gehad [op de adviezen van SodM, red.], maar het was wel lastig.”

Advertisement

Van der Meijden constateert dat het lastig is dat hij geen zekerheid kan bieden. Niet alleen in de relatie met het ministerie, maar ook richting de NAM. “Bij de NAM, in mijn herinnering, speelde dat natuurlijk ook. Ik vond mezelf wel kwetsbaar. […] Ik zat daar voor de samenleving, maar ik zat daar ook voor de sector. In dit land hebben wij wetten en regels. Dat betekent dat in dit geval de olie- en gassector zich aan wetten en regels moet houden. Die moeten duidelijk zijn. Die organisaties, die bedrijven, moeten ook weten waar ze aan toe zijn. Dat heeft overigens geen rol gespeeld in mijn adviezen. Laat ik daar heel helder in zijn. Ik vond wel dat de NAM recht had om te weten waar ze aan toe waren, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.”

Directeur-generaal: relatie met SodM was ‘open en transparant’ Terwijl Van der Meijden stelt dat hij de verhouding met het ministerie van EZ moeizaam vindt, kijken de ambtenaren van het ministerie daar anders tegen aan. Topambtenaar Mark Dierikx, directeur-generaal bij Economische Zaken, verklaart in zijn verhoor dat hij met zowel inspecteur-generaal Jan de Jong als diens opvolger Harry van der Meijden een ‘open en transparante relatie’ had. “Ik behoor tot de categorie die zorgvuldig met de verantwoordelijkheden omgaat”, verklaart Dierikx. “Ik heb tegen Jan de Jong en ook tegen Harry van der Meijden altijd heel duidelijk gezegd wat onze opvattingen waren als we die hadden, maar hen altijd gerespecteerd in hun onafhankelijkheid.”17

Voormalig secretaris-generaal Maarten Camps – die als secretaris-generaal leidinggeeft aan het departement, dus ook aan directeur-generaal Dierikx – zegt in een reactie dat hij een ‘natuurlijke spanning’ heeft ervaren tussen de beleidsafdeling van het ministerie en de toezichthouder. “Ik kwalificeer dat als een spanning die er altijd is tussen de toezichthouder en de beleidsverantwoordelijke, want dat schuurt soms. Ik denk dat dat hier af en toe te veel heeft geschuurd. Daar heb ik de dg [directeur-generaal Dierikx, red.] en de mensen op aangesproken en dat heeft ook tot een aantal vervolgacties geleid. Volgens mij is dat uiteindelijk veel beter geworden, maar die spanning is nooit weg. Ik denk dat welke toezichthouder u ook zult vragen, op welk terrein dan ook, bij welk ministerie dan ook, die spanning herkend zal worden, want die is gewoon ingebakken in de manier waarop dat werkt, waarop dat georganiseerd is. Dat is onvermijdelijk.”18

Ministerie heeft weinig kennis in huis over de ondergrond Over de aanwezige kennis over de ondergrond in Groningen op het ministerie van Economische Zaken zegt Camps: “Die was dun. Laat ik me even beperken tot de kennis over de ondergrond, de mijnbouw. Laat ik het even specificeren, want op heel veel gebieden was die kennis helemaal niet dun. Maar op het gebied van aardbevingen, de ondergrond, was de kennis … Ik geloof dat we een of twee mensen hadden die geologische expertise hadden, die mijnbouwdeskundigheid hadden, en dat was gewoon te weinig.”

“Dat had te maken met het feit dat eigenlijk in al die jaren daarvoor daar heel weinig aandacht voor was geweest”, verklaart Camps. “Dat was ook niet nodig. Er was weinig discussie over, er waren weinig zorgen over. Die zorgen kwamen natuurlijk wel na die aardbeving bij Huizinge. Toen is ook geprobeerd om het team te versterken, wat nog niet zo makkelijk was. Want die mensen zijn schaars. Die mensen werken over het algemeen bij oliemaatschappijen, bij Shell bijvoorbeeld, en die verdienen daar hogere salarissen dan wij kunnen betalen bij het Rijk in dit type functies. Ook in andere typen functies denk ik, maar in ieder geval in dit type functies. Dus het was lastig om die mensen te krijgen.”

“We hebben daarom eigenlijk op twee manieren geprobeerd om die expertise toch beter bij het ministerie naar binnen te krijgen. Daar heb ik heel erg op ingezet. Aan de ene kant heb ik gezegd: laten we nu de versterking zoeken bij SodM, want daar kunnen mensen met deze deskundigheid eigenlijk fulltime die deskundigheid kwijt. Op het ministerie kun je die deskundigheid niet fulltime kwijt. Dan ben je niet alleen met mijnbouwdeskundigheid bezig, maar ben je ook bezig met Kamervragen en Kamerbrieven en andere dingen, die je misschien als mijnbouwdeskundige minder interessant vindt. Dus bij SodM kun je je expertise fulltime kwijt en wij kunnen die expertise vanuit het ministerie aftappen en benutten.”

“We hebben ook de band met EBN aangehaald en ook de kennis bij EBN naar ons toegehaald. Dat was onderdeel van een herziening van onze relatie met de beide staatsdeelnemingen. Er is af en toe ook iemand gedetacheerd geweest vanuit EBN. Er is veel meer beroep gedaan op EBN om te zorgen dat we ook kennis van hen konden benutten voor het beleidswerk.”19

Governance SodM maakt onafhankelijke positie lastig, aldus Van der Meijden Eind 2017 loopt de benoeming Van der Meijden als inspecteur-generaal bij SodM af. Door de moeizame relatie met het ministerie van Economische Zaken heeft Van der Meijden het gevoel dat alleen mensen die geen carrière als topambtenaar op het ministerie ambiëren de functie op een goede manier uit kunnen oefenen.

Als inspecteur-generaal valt Van der Meijden onder de secretaris-generaal (sg), met wie hij functioneringsgesprekken heeft. De directeur-generaal (dg) is het aanspreekpunt voor inhoudelijke zaken, oftewel het beleid. Uiteindelijk rapporteert de inspecteur-generaal aan de minister en de Tweede Kamer.

Het voordeel van deze positie van SodM bij het ministerie van Economische Zaken is dat de lijnen met de mensen die het beleid bepalen kort zijn, aldus Van der Meijden. “Maar ik kan

This article is from: