3 minute read

Kapperszaak aan de Springweg bestaat 175 jaar

Eén van de oudste kapperszaken in Nederland is al 175 jaar te vinden op de Springweg: De Bruijn Haarmode. In 1848 begon familie De Bruijn met een herenkapper en sinds 1986 kunnen ook dames er terecht. Naar eigen zeggen zijn ze de oudste kappersfamilie van Nederland. Michael de Bruijn staat als zesde generatie als kapper in de zaak.

Landelijk zijn er zo’n 400, en in Utrecht zijn ze slechts op twee handen te tellen: het aantal ondernemingen dat zichzelf ‘Hofeverancier’ mag noemen. Dat zijn onder meer Mobach Keramiek, Huize Molenaar en Thom Broekman. Maar sinds deze zomer mogen Michael en zijn vader Peter, die na ruim 53 jaar met pensioen is, hun zaak ook offcieel zo noemen. “De Koning kan het Predicaat Hofeverancier toekennen aan kleine en middelgrote ondernemingen die een zeer belangrijke plaats innemen in hun regio”, zo is te lezen op de site van het Koninklijk Huis. Zo’n oorkonde krijg je dan ook niet zomaar. Alles wordt gecheckt: van jarenlange boekhouding tot aan het bezoek van een inspectie. “Je moet aan allerlei eisen voldoen”, legt Peter uit. Zo moet het bedrijf 100, 125 of ‘een veelvoud van 25’ jaar bestaan. “Er komen heel veel dingen bij kijken. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar ons gedrag. Je mag geen antecedenten hebben gehad. Daarvoor gaan ze natuurlijk ook helemaal terug in de familie.” Alleen hun stamboomgegevens waren niet genoeg, maar dankzij oude belastingpapieren kregen ze uiteindelijk akkoord. “Die heeft Janjaap Luijt, een historisch onderzoeker, nog boven water gehaald. Hij heeft ons goed geholpen”, zegt Michael.

Advertisement

“Het was spannend tot het laatste moment”, vervolgt hij. “Onze aanvraag heeft nog lang vastgelegen bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Peter: “Ze hadden nog meer gegevens nodig. Toen heeft Janjaap Luijt een mail gestuurd.” Uiteindelijk kregen Michael en Peter het bericht van de commissaris van de Koning. En dat wordt op 6 oktober feestelijk gevierd. Dan is de huldiging met de gemeente erbij. Ze hopen op goed weer. “Luifeltje uit en een bandje in de portiek”, zegt Michael. Het schild dat bij het Predikaat hoort, komt buiten boven de deur aan de gevel te hangen.

Opa knippen

Michael is heel te tevreden met hoe het met de zaak gaat. “Zelfs nu in de vakantieperiode loopt het gewoon goed door. Ik heb geen klagen. Het gaat goed.” Samen met twee parttimecollega’s staat hij achter de kappersstoel. En als hij binnenkort op vakantie is, vervangt zijn vader hem een paar weken. Peter is helemaal gestopt, maar springt af en toe bij. “Zolang ik het nog kan en het nog leuk vind.”

Toen Peter nog een klein jochie was, wist hij al dat hij kapper wilde worden. “Ik was een jaar of zes toen een klant van mijn vader zei dat ik hem mocht inzepen. Dat was een aannemer hier uit de buurt. Ik was apetrots. Zijn hele gezicht zat eronder. Hij kon erom lachen.” Ook de jaren erna bleef het kappersvak hem boeien. “Op mijn twaalfde stond ik al mijn vriendjes van school en uit de buurt te knippen.”

Knuffels zonder haar Bij Michael was het ook jong geleerd is oud gedaan. Hij was dertien toen hij voor het eerst iemand knipte: dat was zijn opa. Daar hangt ook een zwart-witfoto van in de winkel. Op die foto zijn drie generaties De Bruijn te zien, want ook Peter staat erop. Hij kijkt toe hoe zijn zoon zijn vader knipt. Michael heeft, net als zijn vader overigens, even getwijfeld om misschien de horeca in te gaan, maar het werd toch het kappersvak.

En wie weet kan Michael ook weer an- deren op jonge leeftijd inspireren over het vak. “Er komt hier ook regelmatig een jochie met zijn vader in de zaak. Hij is tien en heeft ook zijn eigen knipset. Zijn vader vertelde dat hij geen enkele knuffel meer heeft waar nog haar op zit. Ik was laatst zijn vader aan het knippen. Hij mocht erbij komen staan en zijn vader met de tondeuse scheren. Dat vond hij helemaal mooi.”

Zijn eigen dochter, die nu twee jaar is, klimt wel eens bij hem op schoot als hij achter de wasbak zit. “‘Ik kom wassen’, zegt ze dan”, vertelt Michael. “Dan gaat ze met de kraan aan de gang.” Samen met zijn gezin woont hij boven het pand op de Springweg. Daarvoor woonde zijn vader er, die er zelfs nog is geboren. Na al die jaren op deze zelfde plek, is het dan ook niet gek dat er continu gedag door de twee wordt gezegd tegen bekenden die voorbij komen fetsen of wandelen. “Als ik de ramen ga zemen, ben ik daardoor zo een half uur verder”, zegt Michael. Peter: “Utrecht is gewoon een dorp.” a

This article is from: