5 minute read

Met de auto of de fiets?

Next Article
Utrecht volgens

Utrecht volgens

Mobiliteit in een groeiende stad

Tekst: Ilana Noot / Fotografie: Perry Perfors

Advertisement

Een groeiende stad is onlosmakelijk verbonden met mobiliteitsproblematiek. Ook in Utrecht, waar volop wordt gebouwd binnen de stadsgrenzen. Het inwoneraantal van de stad groeit komende jaren van 352.000 naar ruim 400.000. De gemeente Utrecht probeert met een mobiliteitsplan in te spelen op deze groei. Het verkeer wordt anders ingericht, met als doel: “Een aantrekkelijke en gezonde stad, ook in de toekomst”. Daarvoor moeten auto’s wijken en komt er meer plaats voor voetgangers, fietsers en deelvervoer. Ambitieuze plannen, maar hoe krijgt de gemeente Utrechters zover om de auto te laten staan?

Ruud van Breda is onderzoeker bij Dijksterhuis en Van Baaren, een on- derzoeks- en adviesbureau op het gebied van gedrag en gedragsverande- ring. Hij houdt zich vooral bezig met mobiliteitstransitie en verkeersveiligheid. Volgens hem is zo’n transitie een grote opgave, maar de gemeente kan met een paar maatregelen de overgang soepeler laten verlopen.

Een van die maatregelen is het opnieuw inrichten van de infrastructuur. “De auto neemt nu veel plek in, waardoor automatisch minder ruimte is voor fietsers. Dat heeft invloed op de leefbaarheid en de kwaliteit van wonen en verblijven in de stad. Het is nu nog een gevecht om wie de ruimte krijgt”, zegt Van Breda. “De infrastructuur moet eerst worden ingericht voor fietsers. Mensen laten de auto niet staan als ze vervolgens met de fiets een enorme omweg moeten maken om op de plaats van bestemming te komen. Fietspaden moeten daarnaast veilig aanvoelen en mensen moeten kúnnen fietsen en comfortabel zijn op de fiets. De jeugd groeit lang niet altijd meer op met fietsen.”

Veiligheid is in Utrecht een heikel punt. Onlangs bleek uit onderzoek van de gemeente dat er maatregelen genomen moeten worden, omdat Vredenburg op korte termijn te druk wordt met fietsers. Nu al fietsen hier dagelijks tienduizenden mensen. “Het is heel positief dat zo veel mensen fietsen, maar het wordt natuurlijk wel gevaarlijk als iedereen tegelijk op de fiets stapt”, zegt Van Breda. Hij zegt dat het spreiden van fietsverkeer kan helpen om het veilig te houden. “Dat proberen we al op autowegen, maar het is ook belangrijk voor fietsers. Tussen 8 en 9 uur en tussen 16 en?17 uur hebben we een heel drukke spits. Als iedereen rond die tijd op de fiets stapt, is dat niet te doen. Met spreiding kan je ervoor zorgen dat het minder druk wordt. De gemeente kan dat stimuleren, maar ook de werkgevers en onderwijsinstellingen. Die moeten hun medewerkers en studenten de kans geven op andere tijden te beginnen.”

Gewoontes

Niet alleen de infrastructuur, maar ook gewoontes van mensen spelen een grote rol. “Veel mensen kiezen uit gewoonte voor de auto. Iemand die in het verleden een negatieve ervaring met het openIn twee dagen tijd is een van de drukste kruispunten van Utrecht ingericht. De kruising Vredenburgknoop / Catharijnesingel is een van de knelpunten voor de doorstroming van fietsers

baar vervoer heeft gehad, kiest eigenlijk automatisch voor de auto. Als je iemand die dat uit gewoonte doet vraagt naar zijn redenen, gaat hij waarschijnlijk dan pas nadenken en zijn keuzes verklaren”, zegt Van Breda. “Diegene zal misschien denken dat het sneller of goedkoper is, maar de echte reden om de auto te nemen is moeilijk te achterhalen.” Verkeersdeelnemers laten nadenken over hun persoonlijke motivatie helpt om mensen vanuit de auto op de fiets te krijgen. “Redenen om te kiezen voor de fiets verschillen per persoon. De een fietst om na het werk zijn hoofd leeg te maken, de ander omdat het gezond is”, zegt Van Breda. Maar de gemeente kan haar inwoners wel een handje helpen. “De gemeente moet proberen aan te haken bij de behoeften van mensen. In Utrecht wordt bijvoorbeeld een app getest waarmee je als fietser punten kan sparen die je kan inruilen voor cadeaukaarten en kortingen.” Ook het aanbieden van nieuwe soorten fietsen werkt. “Mensen moeten ervaren dat het fijn is om te fietsen. Dat kan bijvoorbeeld door mensen speedbikes uit te laten proberen”, zegt Van Breda.

Deelauto’s

De fiets is niet in alle gevallen een realistische vervanging van de auto. “Als je op vijf kilometer afstand van je werk woont, kun je makkelijk de fiets pakken, maar als je voor je werk regelmatig naar klanten moet, kom je al snel uit bij de auto. Toch staan particuliere auto’s in Nederland 90 procent van de tijd stil, terwijl ze wel veel plaats innemen in de openbare ruimte”, zegt Van Breda.

Deelvervoer kan voor dat probleem een uitkomst zijn. “Als mensen auto’s gaan delen, heb je minder voertuigen nodig. Dat zorgt ervoor dat je sneller de transitie kan maken naar elektrische auto’s. Als twee buren allebei hun auto verkopen, hebben ze samen het geld voor een elektrische auto, terwijl ze dat alleen misschien niet hadden gehad”, zegt Van Breda. “Maar die omschakeling is wel moeilijk. Als je je auto verkoopt in ruil voor een deelauto heb je bijvoorbeeld geen zekerheid dat je altijd over die auto kan beschikken. Deelmobiliteit is een innovatie. Het moet een oud systeem gaan vervangen, maar de deelauto is nog niet zo efficiënt als hij in potentie zou kunnen zijn.”

De rol van de gemeente

Om mensen ervan te overtuigen dat ze hun eigen auto beter kunnen inruilen voor een fiets of deelauto is communicatie vanuit de gemeente volgens Van Breda belangrijk. “Mensen bereiken kan via campagnes, maar ook gerichter door bijvoorbeeld in gesprek te gaan met nieuwe inwoners van de stad over hoe ze straks gaan reizen.?Je kunt het die mensen vervolgens zelf uit laten zoeken, maar je kan als gemeente ook kijken naar manieren om nieuwe bewoners gelijk te laten kennismaken met andere vormen?van vervoer. Bijvoorbeeld met een probeeraanbod om bepaald openbaar vervoer of deelvervoer te testen.”

Volgens Van Breda moet de gemeente goed inzicht hebben in de gevolgen van het mobiliteitsplan voor inwoners. “Als het gaat over mobiliteitstransitie, wordt al snel met termen als duurzamer en veiliger gegooid. Onze boodschap is altijd: hoe ziet dat er in de praktijk dan uit?”, zegt hij. “Je moet als gemeente goed weten welk gedrag je van mensen vraagt, wie je doelgroepen zijn en wat hun drijfveren en behoeftes zijn. Als je dat in kaart hebt, kun je dingen gaan veranderen.” a

This article is from: