Verrekijker Taal 5 - Zorgmap

Page 1

Taal 5 ZORGMAP

educatieve uitgaven

Eerste druk 2018/771 - Bestelnummer 60 1021 475

ISBN 978 90 4863 024 0 - KB D/2018/0147/012 - NUR 191

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

© Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Inleiding

In deze zorgmap vind je een extra oefenaanbod om te differentiëren op maat van de klasgroep of de individuele leerling. Dit aanbod komt bovenop het materiaal dat in de acht Kijkers van een leerjaar zit. De differentiatie bestaat uit twee niveaus, remediëring en verrijking, wat aansluit bij de opdeling die in de methode gemaakt wordt. Dit is ook in het aanbod op Kweetet terug te vinden. Per Kijker is er een aanvullend oefenaanbod voor taalwijs en voor woordenschat. De map is opgedeeld per Kijker en bevat achtereenvolgens taalwijs remediëring, woordenschat remediëring, taalwijs verrijking en woordenschat verrijking.

1 Taalwijs

Met Verrekijker willen we taalbeschouwing functioneel maken voor het taalgebruik. Dit kan door de taalbeschouwelijke leerplandoelen te verweven met de vaardigheden luisteren, spreken, lezen en schrijven. Dat wil zeggen dat leerlingen taal-wijs worden door na te denken over taal (klanken, spellingvormen, teksten en betekenissen) en taalgebruik tijdens de spreek-, luister-, lees- en schrijflessen.

Daarnaast worden ook aparte lessen aangeboden in het werkkatern, waar leerlingen leren nadenken over o.a. aspecten van het taalsysteem zoals woorden en zinnen, meertaligheid, taalverschillen, geschiedenis van woorden en taalweetjes. In het 2e en 3e leerjaar voorziet Verrekijker een halve lestijd taalwijs per instructieweek. In het 4e, 5e en 6e leerjaar wordt dit vermeerderd naar één lestijd per instructieweek.

De zorgmap biedt een verlengde op het oefenaanbod dat in het werkkatern aanwezig is. Per taalwijsles worden een aantal opdrachten voorzien waarmee de leerling op zijn of haar niveau het lesonderwerp verder kan inoefenen. Zo vind je per Kijker drie werkblaadjes in de map terug. In de derde graad is de derde taalwijsles van enkele Kijkers een woordenschatles. Dan is voor die les geen oefenaanbod onder ‘taalwijs’ in de zorgmap opgenomen, maar kan je hiervoor gebruikmaken van de oefeningen op woordenschat.

2 Woordenschat

Kinderen leren woorden impliciet door ze op te pikken in een context: je hoort en leest ze iedere dag. Daarnaast is het belangrijk om expliciet woorden te onderwijzen via een specifieke didactiek. Verrekijker integreert per Kijker een woordenschatlijn doorheen het thema. Die woordenschatlijn loopt over meerdere sporen.

Ten eerste worden in het werkkatern woordverklaringen opgenomen onder de teksten van begrijpend lezen. Deze Verrekijkerwoorden zijn woorden die specifiek samenhangen met de tekstsoort, het thema en de tekst van de Kijker. In de derde graad worden deze woordverklaringen achteraan het werkkatern opgenomen.

Ten tweede worden er per Kijker een aantal taalbeschouwelijke termen en school- en instructietaalwoorden geïntegreerd in de lessen. Deze woorden komen uit de Advieslijst Taalbeschouwelijke Termen Nederlands van Onderwijs Vlaanderen en uit de Woordenlijst voor Amsterdamse Kinderen (WAK) samengesteld door de Universiteit van Amsterdam. Deze recente (Nederlandse) woordenlijst heeft 10 000 woorden verdeeld over de zes leerjaren van de lagere school. Verrekijker gebruikt deze uitgebreide lijst voornamelijk als indicator naar leeftijd. Uitdrukkingen worden mee vastgehaakt aan de woorden. In de handleiding worden deze begrippen in de kleur van het domein aangeduid zodat je ze als leerkracht veelvuldig in de mond neemt en de leerlingen hier zo vertrouwd mee maakt.

De woordenlijst met Verrekijkerwoorden, taalbeschouwelijke termen en school- en instructietaalwoorden is opgenomen op de Leraarskamer zodat je als leerkracht snel en zorgvuldig een overzicht hebt van de woorden die tijdens een Kijker aan bod komen en ingeoefend worden door de leerlingen. Het is echter niet de bedoeling om deze woordenlijst aan de leerlingen te bezorgen of om de kennis van deze woorden bij de leerlingen te bevragen.

Ten derde bieden we de leerlingen de mogelijkheid om de woordenschat van een Kijker individueel verder te oefenen op ons online oefenplatform Kweetet.be in de oefenmodule Verrekijker taal. Aan de hand van diverse oefentypes kan de leerling zich zowel de Verrekijkerwoordenschat als de taalbeschouwelijke termen en de school- en instructietaal verder eigen maken.

De zorgmap biedt een gelijkaardig aanbod op papier: per Kijker is een aanbod oefeningen voorzien op twee niveaus. Weliswaar gebeurt het oefenen hier op een abstracter niveau doordat je de woorden isoleert uit de schoolcontext waarin ze ter sprake komen.

KIJKER 1 Ik weet of een werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat.

Omkring het werkwoord in elke zin. De gladiatoren lopen naar de catacomben. Zo dadelijk begint het gevecht. De dikke man staat in het midden van de arena. Daar legt hij zijn handen op zijn dikke buik.

Schrijf eerst onder elke zin de ja-neevraag. Onderstreep dan in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Vartrax heeft een diepe wonde aan zijn been. De wonde geneest langzaam. Binnen enkele weken kan hij terug vechten. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn aangeduid. Wat is het getal van het onderwerp en de persoonsvorm? Kruis aan. enkelvoud meervoud Luca en Certix wandelen naar school. ❒ ❒ Certix is opgelucht. ❒ ❒ Vandaag moet zijn vader niet vechten. ❒ ❒ De Romeinen hebben zijn moeder vermoord. ❒ ❒ Later wil Luca gladiator worden. ❒ ❒

4 Kies de juiste vorm van het werkwoord. Let op het getal van het werkwoord! omhelst – omhelzen Certix zijn vader. begrijpt – begrijpen Zijn vrienden hem niet. vindt – vinden De gevechten hij verschrikkelijk. supportert – supporteren Het publiek voor Vartrax. verlaat – verlaten De koning en koningin de arena.

Naam Datum Klas

16 22 21
5 1 Taalwijs - Remediëring

KIJKER 1 Ik weet of een werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat.

Omkring het werkwoord in elke zin. De gladiatoren lopen naar de catacomben. Zo dadelijk begint het gevecht. De dikke man staat in het midden van de arena. Daar legt hij zijn handen op zijn dikke buik.

Schrijf eerst onder elke zin de ja-neevraag. Onderstreep dan in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Vartrax heeft een diepe wonde aan zijn been.

Geneest de wonde langzaam?

De wonde geneest langzaam. Binnen enkele weken kan hij terug vechten.

Het onderwerp en de persoonsvorm zijn aangeduid. Wat is het getal van het onderwerp en de persoonsvorm? Kruis aan. enkelvoud meervoud Luca en Certix wandelen naar school. ❒ ❒ Certix is opgelucht. ❒ ❒ Vandaag moet zijn vader niet vechten. ❒ ❒ De Romeinen hebben zijn moeder vermoord. ❒ ❒ Later wil Luca gladiator worden. ❒ ❒ 4 Kies de juiste vorm van het werkwoord. Let op het getal van het werkwoord! omhelst – omhelzen Certix zijn vader. begrijpt – begrijpen Zijn vrienden hem niet. vindt – vinden De gevechten hij verschrikkelijk. supportert – supporteren Het publiek voor Vartrax. verlaat – verlaten De koning en koningin de arena.

1 Correctiesleutel
Remediëring
5
Taalwijs -
16 22 21
omhelst begrijpen vindt supportert verlaten
Heeft Vartrax een diepe wonde aan zijn been?
    
Kan hij binnen enkele weken terug vechten?

KIJKER 1 Ik kan het getal en de persoon van het onderwerp geven.

23

5 Vul de tabel aan met de juiste persoon of met een onderwerp in de gevraagde persoon. enkelvoud meervoud 1e persoon 3e persoon 2e persoon jij wij mijn ouders

6 Het onderwerp en de persoonsvorm zijn aangeduid. Kruis aan in welke persoon het onderwerp in de zinnen staat: 1e, 2e, 3e persoon, enkelvoud of meervoud. 1e 2e 3e enkelvoud meervoud Wij lazen in de klas een boek over ridders. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Het verhaal ging over Ella en Arabesk. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Arabesk is het snelste paard ter wereld! ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Heb jij al eens op een paard gezeten? ❒ ❒ ❒ ❒ ❒

Al eeuwen worden paarden gebruikt in wedstrijden. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Wat vinden jullie van paardenraces? ❒ ❒ ❒ ❒ ❒

Kies de juiste vorm van het werkwoord. Let op de tijd van het werkwoord! krijg – krijgt – krijgen – kreeg – kregen

Ella (v.t.) haar paard voor haar tiende verjaardag. is – zijn – was – waren

Toen (v.t.) Arabesk zelf nog een veulen. Vandaag (t.t.) hij het snelste paard van het land. steek – steekt – steken – stak – staken

Ella (t.t.) haar lans door de ring. begrijp – begrijpt – begrijpen – begreep – begrepen

De vorst (v.t.) er niets van. kan – kunnen – kon – konden

Dat meisje (v.t.) toch niets zien?

Ik kan de tijd van de persoonsvorm geven. Naam Datum

t.t. = tegenwoordige tijd, nu v.t. = verleden tijd, vroeger

5

KIJKER 1

Ik kan het getal en de persoon van het onderwerp geven. Ik kan de tijd van de persoonsvorm geven.

5 Vul de tabel aan met de juiste persoon of met een onderwerp in de gevraagde persoon. enkelvoud meervoud 1e persoon 3e persoon 2e persoon jij wij mijn ouders

2e persoon 1e persoon 3e persoon ik

de juf jullie bv. 

6 Het onderwerp en de persoonsvorm zijn aangeduid. Kruis aan in welke persoon het onderwerp in de zinnen staat: 1e, 2e, 3e persoon, enkelvoud of meervoud. 1e 2e 3e enkelvoud meervoud Wij lazen in de klas een boek over ridders. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Het verhaal ging over Ella en Arabesk. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Arabesk is het snelste paard ter wereld! ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Heb jij al eens op een paard gezeten? ❒ ❒ ❒ ❒ ❒

Kies de juiste vorm van het werkwoord. Let op de tijd van het werkwoord! krijg – krijgt – krijgen – kreeg – kregen

Ella (v.t.) haar paard voor haar tiende verjaardag. is – zijn – was – waren

Toen (v.t.) Arabesk zelf nog een veulen. Vandaag (t.t.) hij het snelste paard van het land. steek – steekt – steken – stak – staken

was is steekt   

Ella (t.t.) haar lans door de ring. begrijp – begrijpt – begrijpen – begreep – begrepen

De vorst (v.t.) er niets van. kan – kunnen – kon – konden Dat meisje (v.t.) toch niets zien?

kon begreep    

Al eeuwen worden paarden gebruikt in wedstrijden. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ Wat vinden jullie van paardenraces? ❒ ❒ ❒ ❒ ❒

t.t. = tegenwoordige tijd, nu v.t. = verleden tijd, vroeger

5 Correctiesleutel
23
kreeg    

KIJKER 1 Ik kan nadenken over de structuur van woorden.

Ik kan samenstellingen en afleidingen vormen.

Zoek het tweede deel van de samenstelling en vul in. weg – deur – zomer – zit Het meisje loopt door de keuken naar buiten. Ze draagt een witte jurk De weg voor de herberg is een zand Aan de overkant staat een groene bank.

9 Maak samenstellingen. Verbind telkens een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. glas ● ● kas zwaard ● ● knaap ridder ● ● raam borst ● ● toernooi schild ● ● gevecht

10 Maak een afleiding. Kleef een voorvoegsel of een achtervoegsel aan het vetgedrukte grondwoord. heid – ing – ig – zaam

Lang wordt hij wakker. Hij wrijft de vermoeid uit zijn ogen. Jaren heeft hij aan zijn opleid besteed. Hij wacht geduld tot ze hem komen halen. on – ge – ont – ver

Zijn paard heeft hij traind Buiten woedt een hevig weer Nooit zal hij zijn heer raden Hij eet een gezond bijt

Naam Datum Klas

5 3 Taalwijs - Remediëring 14

KIJKER 1 Ik kan nadenken over de structuur van woorden.

Ik kan samenstellingen en afleidingen vormen.

Zoek het tweede deel van de samenstelling en vul in. weg – deur – zomer – zit

Het meisje loopt door de keuken naar buiten. Ze draagt een witte jurk De weg voor de herberg is een zand Aan de overkant staat een groene bank.

9 Maak samenstellingen.

Verbind telkens een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. glas ● ● kas zwaard ● ● knaap ridder ● ● raam borst ● ● toernooi schild ● ● gevecht

10 Maak een afleiding. Kleef een voorvoegsel of een achtervoegsel aan het vetgedrukte grondwoord. heid – ing – ig – zaam

zaam

Lang wordt hij wakker. Hij wrijft de vermoeid uit zijn ogen. Jaren heeft hij aan zijn opleid besteed. Hij wacht geduld tot ze hem komen halen. on – ge – ont – ver

ig ge on ver ont

Zijn paard heeft hij traind Buiten woedt een hevig weer Nooit zal hij zijn heer raden Hij eet een gezond bijt

5 3 Correctiesleutel Taalwijs - Remediëring
14
deur zomer weg zit
heid ing

1 Verbind de woorden uit de linkerkolom met het juiste bovenliggende begrip. de arena ● de catacombe ● ● een plaats de Galliër ● de heraut ● ● een persoon de herberg ●

2 Welk woord past in de zin? Vul in. catacomben – tribune – arena

Vanaf de kun je het gevecht goed zien. De toeschouwers juichen wanneer de gladiatoren de Zonder kaart loop je verloren in de van het Colosseum.

maliënkolder – lans – havermoutpap

De gladiatoren aten een rijkelijk ontbijt van en fruit. De ridders moeten hun door een ring steken. De winnaar van het toernooi krijgt een

3 Welk woord hoort bij de zin? Omkring. De overwinning bezorgde de gladiator eeuwige roem en rijkdom. het gevolg – de glorie Zes bedienden begeleidden de koning en koningin naar het balkon. het gevolg – de glorie

4 Omkring een synoniem voor het vetgedrukte woord.

Certix is verrukt wanneer de tegenstander van zijn vader blijft liggen. bang – opgetogen – woest Zijn tegenstander was een kolossale man van 1 meter 90 groot. brutale – lelijke – reusachtige

5 Omkring een tegenstelling voor het vetgedrukte woord.

De soldaat stond kaarsrecht op wacht bij de poort. ↔ krom – moe – verveeld Minachtend keek de ridder zijn tegenstander in de ogen. ↔ begripvol – bewonderend – jaloers

Naam Datum Klas

KIJKER 1 Ik leer
nieuwe woorden.
5 4 Woordenschat - Remediëring

woorden.

1 Verbind de woorden uit de linkerkolom met het juiste bovenliggende begrip. de arena ● de catacombe ● ● een plaats de Galliër ● de heraut ● ● een persoon de herberg ●

2 Welk woord past in de zin? Vul in. catacomben – tribune – arena

Vanaf de kun je het gevecht goed zien. De toeschouwers juichen wanneer de gladiatoren de Zonder kaart loop je verloren in de van het Colosseum. maliënkolder – lans – havermoutpap

tribune arena catacomben havermoutpap lans

De gladiatoren aten een rijkelijk ontbijt van en fruit. De ridders moeten hun door een ring steken. De winnaar van het toernooi krijgt een

mali�nkolder

3 Welk woord hoort bij de zin? Omkring.

De overwinning bezorgde de gladiator eeuwige roem en rijkdom. het gevolg – de glorie Zes bedienden begeleidden de koning en koningin naar het balkon. het gevolg – de glorie

4 Omkring een synoniem voor het vetgedrukte woord. Certix is verrukt wanneer de tegenstander van zijn vader blijft liggen. bang – opgetogen – woest Zijn tegenstander was een kolossale man van 1 meter 90 groot. brutale – lelijke – reusachtige

5 Omkring een tegenstelling voor het vetgedrukte woord.

De soldaat stond kaarsrecht op wacht bij de poort. ↔ krom – moe – verveeld Minachtend keek de ridder zijn tegenstander in de ogen. ↔ begripvol – bewonderend – jaloers

KIJKER 1 Ik leer nieuwe
5 4 Correctiesleutel Woordenschat - Remediëring

6 Welk woord staat cursief gedrukt? Doorkruis dat woord. Welk woord staat vetjes gedrukt? Vink dat woord af.

❒ heraut ❒ havermout ❒ herberg

7 In welke zin wordt de betekenis van het vetgedrukte woord duidelijk? Kruis aan. Joren werpt een blik op de leerstof voor de toets.

❒ Hij leert goed voor de toets.

❒ Hij leest alles aandachtig, maar schrijft niets op.

❒ Hij bekijkt vluchtig wat ze moeten kennen.

❒ Hij vergeet te leren.

De juf legt in grote lijnen uit wat het toonmoment van de Kijker is.

❒ Ze wil nog niet verklappen wat het toonmoment is.

❒ Ze legt beknopt uit wat het toonmoment is.

❒ Ze maakt een schema van het toonmoment op het bord.

❒ Ze vertelt veel details over het toonmoment.

Als de leerlingen alle vragen behandeld hebben, mogen ze een boek lezen.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen markeren.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen lezen.

❒ De leerlingen moeten eerst over alle vragen nadenken.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen beantwoorden.

8 Verbind de uitdrukking met de juiste betekenis. een tipje van de sluier oplichten ● ● ergens aandacht voor hebben je tanden in iets zetten ● ● iets leren van elkaar oog hebben voor ● ● niet snel opgeven iets opsteken van elkaar ● ● een deel van een geheim onthullen

Naam Datum Klas

KIJKER 1 Ik leer nieuwe woorden.
5 5 Woordenschat - Remediëring

woorden.

6 Welk woord staat cursief gedrukt? Doorkruis dat woord. Welk woord staat vetjes gedrukt? Vink dat woord af.

❒ heraut ❒ havermout ❒ herberg

7 In welke zin wordt de betekenis van het vetgedrukte woord duidelijk? Kruis aan. Joren werpt een blik op de leerstof voor de toets.

❒ Hij leert goed voor de toets.

❒ Hij leest alles aandachtig, maar schrijft niets op.

❒ Hij bekijkt vluchtig wat ze moeten kennen.

❒ Hij vergeet te leren.

De juf legt in grote lijnen uit wat het toonmoment van de Kijker is.

❒ Ze wil nog niet verklappen wat het toonmoment is.

❒ Ze legt beknopt uit wat het toonmoment is.

❒ Ze maakt een schema van het toonmoment op het bord.

❒ Ze vertelt veel details over het toonmoment.

Als de leerlingen alle vragen behandeld hebben, mogen ze een boek lezen.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen markeren.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen lezen.

❒ De leerlingen moeten eerst over alle vragen nadenken.

❒ De leerlingen moeten eerst alle vragen beantwoorden.

  

KIJKER 1 Ik leer nieuwe
5 5 Correctiesleutel Woordenschat - Remediëring
8 Verbind de uitdrukking met de juiste betekenis. een tipje van de sluier oplichten ● ● ergens aandacht voor hebben je tanden in iets zetten ● ● iets leren van elkaar oog hebben voor ● ● niet snel opgeven iets opsteken van elkaar ● ● een deel van een geheim onthullen ü

Omkring alle werkwoorden in deze tekst.

De gladiatoren lopen naar de binnenplaats en nemen hun schild en zwaard. Xerxes geeft duidelijke instructies voor de oefeningen: slagen opvangen, oefenen met hun zwaard, hun schild in de juiste stand houden. Vartrax heeft nog altijd pijn aan zijn schouder. Hij schreeuwt van de pijn als zijn vriend tegen zijn schouder duwt. Xerxes beslist dat Vartrax die dag niet moet vechten.

Onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Wat is het getal van het onderwerp en de persoonsvorm? Kruis aan. enkelvoud meervoud Certix en Luca zitten op de tribune. ❒ ❒ Vandaag moet Certix’ vader opnieuw vechten. ❒ ❒

Tot nu toe heeft Vartrax alle wedstrijden gewonnen. ❒ ❒

Dit keer maakt hij echter geen schijn van kans! ❒ ❒

Na de eerste aanval durft Certix niet meer kijken. ❒ ❒

De toeschouwers beginnen luid te applaudisseren. ❒ ❒

3 Schrijf de zinnen uit oefening 2 opnieuw. Vervang het onderwerp in het enkelvoud door een onderwerp in het meervoud, en omgekeerd. Pas de persoonsvorm aan.

KIJKER 1 Ik weet of een werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat. Naam Datum

16 21
5 6 Taalwijs - Verrijking

1 Ik weet of een werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat.

Omkring alle werkwoorden in deze tekst.

De gladiatoren lopen naar de binnenplaats en nemen hun schild en zwaard. Xerxes geeft duidelijke instructies voor de oefeningen: slagen opvangen, oefenen met hun zwaard, hun schild in de juiste stand houden. Vartrax heeft nog altijd pijn aan zijn schouder. Hij schreeuwt van de pijn als zijn vriend tegen zijn schouder duwt. Xerxes beslist dat Vartrax die dag niet moet vechten.

Onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Wat is het getal van het onderwerp en de persoonsvorm? Kruis aan. enkelvoud meervoud Certix en Luca zitten op de tribune. ❒ ❒ Vandaag moet Certix’ vader opnieuw vechten. ❒ ❒

Tot nu toe heeft Vartrax alle wedstrijden gewonnen. ❒ ❒

Dit keer maakt hij echter geen schijn van kans! ❒ ❒ Na de eerste aanval durft Certix niet meer kijken. ❒ ❒

De toeschouwers beginnen luid te applaudisseren. ❒ ❒

3 Schrijf de zinnen uit oefening 2 opnieuw. Vervang het onderwerp in het enkelvoud door een onderwerp in het meervoud, en omgekeerd. Pas de persoonsvorm aan.

Certix zit op de tribune.

Vandaag moeten de gladiatoren opnieuw vechten.

Tot nu toe hebben de mannen alle wedstrijden gewonnen.

Dit keer maken ze echter geen schijn van kans. Na de eerste aanval durven de jongens niet meer kijken. Een toeschouwer begint luid te applaudisseren.

5 6 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
KIJKER
16
21
bv.      

KIJKER 1 Ik kan het getal en de persoon van het onderwerp geven.

Ik kan de tijd van de persoonsvorm geven.

Onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Kruis het getal (enkelvoud of meervoud) en de tijd (t.t. of v.t.) van de persoonsvorm aan.

enkelvoud meervoud

1 Ridder Godfried staat voor het altaar. ❒ ❒

2 Morgen wordt hij tot ridder geslagen. ❒ ❒

3 Heel wat jongens haalden de eindmeet niet. ❒ ❒

4 Maar Godfried had doorgezet. ❒ ❒

5 Dit verhaal beluisterden we in de les. ❒ ❒

6 Welke boeken over ridders kennen jullie nog? ❒ ❒

7 Ella en Arabesk leefden in de middeleeuwen. ❒ ❒

8 Ken je hun geheim nog? ❒ ❒

9 Arabesk was het snelste paard van die tijd. ❒ ❒

10 Ik zou nooit op zijn rug durven zitten. ❒ ❒

5 In welke vorm staat de persoonsvorm van de zinnen in oefening 4?

Zet het nummer van de zin in het juiste vakje. 1e persoon enkelvoud 2e persoon enkelvoud 3e persoon enkelvoud 1e persoon meervoud 2e persoon meervoud 3e persoon meervoud

6 Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de zin. Let op de tijd!

Het publiek (applaudisseren, t.t.) luid voor Ella. Enkel de koning en koningin (kijken, v.t.) strak voor zich uit. De winnaar van de race (krijgen, t.t.) een maliënkolder. Meisjes (mogen, v.t.) niet deelnemen aan riddertoernooien. Rochus van Quinkenslag (vinden, t.t.) dat oneerlijk. Volgens hem (zijn, t.t.) Ella de beste ruiter van haar tijd. Daarom (staan, v.t.) hij erop dat ze zou deelnemen.

Naam Datum Klas

5 7 Taalwijs - Verrijking 23

KIJKER

1

Ik kan het getal en de persoon van het onderwerp geven.

Ik kan de tijd van de persoonsvorm geven.

Onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Kruis het getal (enkelvoud of meervoud) en de tijd (t.t. of v.t.) van de persoonsvorm aan.

enkelvoud meervoud

1 Ridder Godfried staat voor het altaar. ❒ ❒

2 Morgen wordt hij tot ridder geslagen. ❒ ❒

3 Heel wat jongens haalden de eindmeet niet. ❒ ❒

4 Maar Godfried had doorgezet. ❒ ❒

5 Dit verhaal beluisterden we in de les. ❒ ❒

6 Welke boeken over ridders kennen jullie nog? ❒ ❒

7 Ella en Arabesk leefden in de middeleeuwen. ❒ ❒

8 Ken je hun geheim nog? ❒ ❒

9 Arabesk was het snelste paard van die tijd. ❒ ❒

10 Ik zou nooit op zijn rug durven zitten. ❒ ❒

5 In welke vorm staat de persoonsvorm van de zinnen in oefening 4? Zet het nummer van de zin in het juiste vakje.

1e persoon enkelvoud 2e persoon enkelvoud 3e persoon enkelvoud 1e persoon meervoud 2e persoon meervoud 3e persoon meervoud

6 Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de zin. Let op de tijd! Het publiek (applaudisseren, t.t.) luid voor Ella. Enkel de koning en koningin (kijken, v.t.) strak voor zich uit. De winnaar van de race (krijgen, t.t.) een maliënkolder. Meisjes (mogen, v.t.) niet deelnemen aan riddertoernooien. Rochus van Quinkenslag (vinden, t.t.) dat oneerlijk. Volgens hem (zijn, t.t.) Ella de beste ruiter van haar tijd. Daarom (staan, v.t.) hij erop dat ze zou deelnemen.

5 7 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
23
                   
10 8 1, 2, 4, 9 5 6 3, 7 applaudisseert keken krijgt
mochten vindt is stond

KIJKER 1 Ik kan nadenken over de structuur van woorden.

Ik kan samenstellingen en afleidingen vormen.

Maak samenstellingen door een woord uit de linkerkolom te verbinden met een woord uit de rechterkolom. Schrijf de samenstellingen op de juiste plaats in de zinnen. bliksem ● ● stil muis ● ● vechter nacht ● ● merrie middel ● ● eeuwen wapen ● ● uitrusting ridder ● ● rode zwaard ● ● snel donker ● ● toernooi

Het verhaal speelt zich af in de Ridder Godfried schrikt wakker van een Het is in zijn kamer. Naast het bed ligt zijn Zijn mantel hangt over een stoel. Godfried was altijd al een stoot hij zijn tegenstanders van hun paard. Op ieder was hij de winnaar.

8 Maak een afleiding.

Vul het vetgedrukte grondwoord aan met een voorvoegsel en/of een achtervoegsel. on – ver – ont heid – achtige – elijk – ing Anne en haar familie schuilen zich in een achterhuis. Vanuit haar zolderraam kijkt ze naar een reus kastanjeboom. Het meisje is haar vrij nomen. Een wandel over het strand is voor haar mog .

Naam Datum Klas

14
5 8 Taalwijs - Verrijking

KIJKER 1 Ik kan nadenken over de structuur van woorden.

Ik kan samenstellingen en afleidingen vormen.

Maak samenstellingen door een woord uit de linkerkolom te verbinden met een woord uit de rechterkolom. Schrijf de samenstellingen op de juiste plaats in de zinnen. bliksem ● ● stil muis ● ● vechter nacht ● ● merrie middel ● ● eeuwen wapen ● ● uitrusting ridder ● ● rode zwaard ● ● snel donker ● ● toernooi

middeleeuwen nachtmerrie muisstil wapenuitrusting donkerrode zwaardvechter

Het verhaal speelt zich af in de Ridder Godfried schrikt wakker van een Het is in zijn kamer. Naast het bed ligt zijn Zijn mantel hangt over een stoel. Godfried was altijd al een stoot hij zijn tegenstanders van hun paard. Op ieder was hij de winnaar.

Bliksemsnel riddertoernooi ver achtige heid ont ing on elijk

8 Maak een afleiding. Vul het vetgedrukte grondwoord aan met een voorvoegsel en/of een achtervoegsel. on – ver – ont heid – achtige – elijk – ing Anne en haar familie schuilen zich in een achterhuis. Vanuit haar zolderraam kijkt ze naar een reus kastanjeboom. Het meisje is haar vrij nomen. Een wandel over het strand is voor haar mog .

5 8 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
14

1 Zoek het juiste begrip bij iedere omschrijving. Vul de begrippen in op de juiste plaats in het kruiswoordraadsel.

VERTICAAL

1. plaats waar gevechten worden gehouden 1. ijzeren vest dat beschermt tegen pijlen en zwaarden 2. plaats waar reizigers kunnen eten, drinken en slapen 2. iemand die iets aankondigt 3. onderaardse gang uit de Romeinse tijd 3. personen die een koning begeleiden 3 1 2 1 3 2 Welk woord kun je vormen met de letters uit de grijze vakjes? 3 Noteer links een synoniem en rechts een tegenstelling van het vetgedrukte woord. = verrukt ↔ = kolossaal ↔ = minachtend ↔

4 Maak een goede zin met volgende woorden waaruit blijkt dat je de betekenis kent. de lans ➔ de glorie ➔

KIJKER 1 Ik leer nieuwe
5 9 Woordenschat - Verrijking
woorden. Naam Datum Klas

1 Zoek het juiste begrip bij iedere omschrijving. Vul de begrippen in op de juiste plaats in het kruiswoordraadsel.

VERTICAAL

1. plaats waar gevechten worden gehouden 1. ijzeren vest dat beschermt tegen pijlen en zwaarden 2. plaats waar reizigers kunnen eten, drinken en slapen 2. iemand die iets aankondigt

onderaardse gang uit de Romeinse tijd 3. personen die een koning begeleiden

2 1 3

Welk woord kun je vormen met de letters uit de grijze vakjes?

Noteer links een synoniem en rechts een tegenstelling van het vetgedrukte woord.

KIJKER 1 Ik leer
5 9 Correctiesleutel Woordenschat - Verrijking
nieuwe woorden.
=
↔ =
↔ =
3.
3 1
2
3
verrukt
kolossaal
minachtend
4 Maak een goede zin met volgende woorden waaruit blijkt dat je de betekenis kent. de lans ➔ de glorie ➔ A R E N A M L I V G E O L G R E N K O M B E L D E R B R E H E R A T A C C U T tribune opgetogen reusachtig arrogant teleurgesteld minuscuul bewonderend bv. bv. De ridder stak in volle galop zijn lans door de ring. De gladiator genoot van de glorie nadat hij zijn tegenstander had overmeesterd.

5 Welk woord hoort bij welke zin? Noteer. afvinken – behandelen – doorkruisen – formuleren

Het foute antwoord moet je schrappen. Ik vat het verhaal samen met mijn eigen woorden. Terwijl de juf onze namen afroept, zet ze een V bij alle aanwezigen. We hebben vorige week over de Romeinse tijd geleerd.

6 Schrijf de zinnen hieronder opnieuw, maar maak gebruik van één van de woorden bovenaan. een houten kop hebben – iemand erin laten lopen – in grote lijnen – oog hebben voor De juf vraagt ons om de hoofdgedachte van het verhaal samen te vatten. Luca neemt zijn beste vriend elke dag beet. Een schilder schenkt veel aandacht aan de details. De gladiatoren hebben hoofdpijn na het feest van Vartrax.

7 Bedenk een situatie waarin je deze uitdrukking kunt gebruiken. een tipje van de sluier oplichten ➔ je tanden in iets zetten ➔

Naam Datum Klas

KIJKER 1 Ik
leer nieuwe woorden.
5 10 Woordenschat - Verrijking

bv.

5 Welk woord hoort bij welke zin? Noteer. afvinken – behandelen – doorkruisen – formuleren

Het foute antwoord moet je schrappen. Ik vat het verhaal samen met mijn eigen woorden. Terwijl de juf onze namen afroept, zet ze een V bij alle aanwezigen. We hebben vorige week over de Romeinse tijd geleerd.

doorkruisen formuleren afvinken behandelen

6 Schrijf de zinnen hieronder opnieuw, maar maak gebruik van één van de woorden bovenaan. een houten kop hebben – iemand erin laten lopen – in grote lijnen – oog hebben voor De juf vraagt ons om de hoofdgedachte van het verhaal samen te vatten.

De juf vraagt ons om het verhaal in grote lijnen samen te vatten. Luca laat zijn beste vriend elke dag erin lopen. Een schilder heeft oog voor de details.

Luca neemt zijn beste vriend elke dag beet. Een schilder schenkt veel aandacht aan de details.

De gladiatoren hebben hoofdpijn na het feest van Vartrax.

De gladiatoren hebben een houten kop na het feest van Vartrax. Wanneer je een geheim hebt en er nog niet alles over wilt vertellen. Wanneer je met veel moed en zin aan een nieuwe taak start.

7 Bedenk een situatie waarin je deze uitdrukking kunt gebruiken. een tipje van de sluier oplichten ➔ je tanden in iets zetten ➔

KIJKER 1 Ik leer nieuwe
5 10 Correctiesleutel Woordenschat - Verrijking
woorden.

KIJKER 2 Ik kan het juiste lidwoord bij een zelfstandig naamwoord schrijven. Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn.

Doorstreep in iedere zin het gemarkeerde woord dat GEEN zelfstandig naamwoord is. Vandaag is het Fien haar verjaardag.

Ze trakteert met snoepjes en taart. Onze juf heeft de klas versierd met vlaggen en ballonnen. Mijn mama heeft pannenkoeken gebakken

Ik eet ze met suiker en siroop Mijn hond Bas eet liever wafels

Vertel iets meer over de zelfstandige naamwoorden. Schrijf een passend bijvoeglijk naamwoord bij ieder zelfstandig naamwoord. het recept het de rijstpap de

3 Verbind ieder zelfstandig naamwoord met een passend bijvoeglijk naamwoord. rijpe ● ● vis volle ● ● bananen rode ● ● melk verse ● ● aardbeien

4 Noteer het juiste lidwoord bij ieder zelfstandig naamwoord. Kies uit: de of het. kok bedenkt menu voor week. Eerst eten we wortelsoep, daarna volgt hoofdgerecht. specialiteit van chef is dessert.

Het genus van het zelfstandig naamwoord staat tussen haakjes: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o). Noteer het juiste verwijswoord in de tweede zin: hij, zij of het. Het mes (o) is scherp. ➔ is nieuw. De boerin (v) werkt in de tuin. ➔ draagt gele laarzen. De oven (m) is warm. ➔ staat op stand 4.

Naam Datum Klas

11 15 13
5 11 Taalwijs - Remediëring

KIJKER 2

Ik kan het juiste lidwoord bij een zelfstandig naamwoord schrijven. Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn.

Doorstreep in iedere zin het gemarkeerde woord dat GEEN zelfstandig naamwoord is. Vandaag is het Fien haar verjaardag.

Ze trakteert met snoepjes en taart. Onze juf heeft de klas versierd met vlaggen en ballonnen. Mijn mama heeft pannenkoeken gebakken

Ik eet ze met suiker en siroop Mijn hond Bas eet liever wafels

Vertel iets meer over de zelfstandige naamwoorden. Schrijf een passend bijvoeglijk naamwoord bij ieder zelfstandig naamwoord. het recept het de rijstpap de

nieuwe warme lekkere verse

3 Verbind ieder zelfstandig naamwoord met een passend bijvoeglijk naamwoord. rijpe ● ● vis volle ● ● bananen rode ● ● melk verse ● ● aardbeien

4 Noteer het juiste lidwoord bij ieder zelfstandig naamwoord. Kies uit: de of het. kok bedenkt menu voor week. Eerst eten we wortelsoep, daarna volgt hoofdgerecht. specialiteit van chef is dessert.

Het genus van het zelfstandig naamwoord staat tussen haakjes: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o). Noteer het juiste verwijswoord in de tweede zin: hij, zij of het. Het mes (o) is scherp. ➔ is nieuw. De boerin (v) werkt in de tuin. ➔ draagt gele laarzen. De oven (m) is warm. ➔ staat op stand 4.

Het Zij Hij

5 11 Correctiesleutel Taalwijs - Remediëring
11 15
13
De het de de het De de het
bv.

KIJKER 2 Ik kan van een zelfstandig naamwoord het verkleinwoord en het meervoud geven.

Omkring de verkleinwoorden.

In de vakantie bak ik koekjes met mijn omaatje. In haar keukentje hangt een lekker geurtje. Ik zoek alvast de vormpjes en een mesje. Ondertussen drinkt oma een koffietje.

7 Vul aan met het juiste zelfstandig naamwoord. Een kommetje is een kleine Een lepeltje is een kleine Een visje is een kleine . Een wormpje is een kleine .

8 Vul aan met het juiste verkleinwoord. Een kleine taart is een . Een kleine appel is een Een kleine pan is een Een kleine helm is een Vul de zinnen aan met het juiste meervoud. eieren – bollen – vissen – aardbeien – bananen – garnalen de bol ➔ Ik neem altijd een potje met drie ijs. de banaan ➔ Aan die tros hangen twaalf de vis ➔ Mama kocht drie in de winkel. de garnaal ➔ We eten een voorgerecht met avocado en het ei ➔ In het kippenhok liggen elke dag vier . de aardbei ➔ De taart is versierd met .

Naam Datum Klas

12 11
5 12 Taalwijs - Remediëring

2 Ik kan van een zelfstandig naamwoord het verkleinwoord en het meervoud geven.

Omkring de verkleinwoorden.

In de vakantie bak ik koekjes met mijn omaatje. In haar keukentje hangt een lekker geurtje. Ik zoek alvast de vormpjes en een mesje. Ondertussen drinkt oma een koffietje.

7 Vul aan met het juiste zelfstandig naamwoord. Een kommetje is een kleine Een lepeltje is een kleine Een visje is een kleine . Een wormpje is een kleine .

8 Vul aan met het juiste verkleinwoord.

Een kleine taart is een . Een kleine appel is een Een kleine pan is een Een kleine helm is een

kom lepel vis worm taartje appeltje pannetje helmpje

Vul de zinnen aan met het juiste meervoud. eieren – bollen – vissen – aardbeien – bananen – garnalen de bol ➔ Ik neem altijd een potje met drie ijs. de banaan ➔ Aan die tros hangen twaalf de vis ➔ Mama kocht drie in de winkel. de garnaal ➔ We eten een voorgerecht met avocado en het ei ➔ In het kippenhok liggen elke dag vier . de aardbei ➔ De taart is versierd met .

bollen bananen vissen garnalen eieren aardbeien

5 12 Correctiesleutel Taalwijs - Remediëring
KIJKER
12
11

10 Verbind de afkortingen met hun verklaring. p.p. ● ● in plaats van a.u.b. ● ● eventueel i.p.v. ● ● per persoon ev. ● ● met behulp van m.b.v. ● ● alstublieft

11 Markeer de afkortingen in de zinnen. Schrijf onder iedere afkorting de juiste verklaring. telefoon – met andere woorden – kilogram – onder andere – nummer – centimeter – bijvoorbeeld –enzovoort

Gisteren is mijn kleine zus geboren! Ik ben m.a.w. grote broer geworden.

Mijn zusje weegt 3 kg en is 49 cm groot.

Wil je een cadeautje kopen? Dan kun je bv. de geboortelijst raadplegen.

Daar staan heel wat nuttige cadeaus op, o.a. papflessen, tutjes, slabbetjes enz.

Wil je ons een bezoekje brengen? Bel dan eerst even naar het tel. nr. 01/642.23.23.

12 Noteer het tegengestelde van het vetgedrukte woord achter de zin. laagste – weinig – koud – lang – onderste

Vergeet niet om te blazen want de soep is nog warm. ↔

De groenten liggen op het bovenste schap in de koelkast. ↔

De taart moet 20 minuten op de hoogste stand in de oven. ↔ Een pannenkoek moet heel kort bakken op iedere zijde. ↔

Gebruik niet te veel zout in dat gerecht. ↔

34 KIJKER
5 13 Taalwijs - Remediëring 18
2 Ik kan tegenstellingen en afkortingen gebruiken. Naam Datum Klas

10 Verbind de afkortingen met hun verklaring. p.p. ● ● in plaats van a.u.b. ● ● eventueel i.p.v. ● ● per persoon ev. ● ● met behulp van m.b.v. ● ● alstublieft

11 Markeer de afkortingen in de zinnen. Schrijf onder iedere afkorting de juiste verklaring. telefoon – met andere woorden – kilogram – onder andere – nummer – centimeter – bijvoorbeeld –enzovoort

Gisteren is mijn kleine zus geboren! Ik ben m.a.w. grote broer geworden.

met andere woorden

Mijn zusje weegt 3 kg en is 49 cm groot.

kilogram centimeter bijvoorbeeld

Wil je een cadeautje kopen? Dan kun je bv. de geboortelijst raadplegen.

Daar staan heel wat nuttige cadeaus op, o.a. papflessen, tutjes, slabbetjes enz.

Wil je ons een bezoekje brengen? Bel dan eerst even naar het tel. nr. 01/642.23.23.

12 Noteer het tegengestelde van het vetgedrukte woord achter de zin. laagste – weinig – koud – lang – onderste

Vergeet niet om te blazen want de soep is nog warm. ↔

De groenten liggen op het bovenste schap in de koelkast. ↔

De taart moet 20 minuten op de hoogste stand in de oven. ↔

Een pannenkoek moet heel kort bakken op iedere zijde. ↔

Gebruik niet te veel zout in dat gerecht. ↔

KIJKER
5 13 Correctiesleutel Taalwijs - Remediëring
2 Ik kan tegenstellingen en afkortingen gebruiken.
34 18
onder andere enzovoort telefoon nummer koud onderste laagste lang weinig

woorden.

1 Welke woorden horen samen?

Verbind telkens een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. mes ● ● prakken bakpoeder ● ● bakken boter ● ● snijden vork ● ● rijzen

2 Welk woord past bij de omschrijving? Omkring.

Een dipsaus gemaakt van avocado. tortilla – guacamole – quesadilla

Een plat broodje gemaakt van maïsmeel. tortilla – guacamole – quesadilla

Een vloeibaar mengsel van bloem en melk. beslag – bakpoeder – bouillon

Een aftreksel van vlees of groenten. beslag – bakpoeder – bouillon

3 Noteer de juiste naam onder de foto. keukenkwast – blender – spatel – garde

Naam Datum Klas

KIJKER
2 Ik leer nieuwe
5 14 Woordenschat - Remediëring

1 Welke woorden horen samen?

Verbind telkens een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. mes ● ● prakken bakpoeder ● ● bakken boter ● ● snijden vork ● ● rijzen

2 Welk woord past bij de omschrijving? Omkring.

Een dipsaus gemaakt van avocado. tortilla – guacamole – quesadilla

Een plat broodje gemaakt van maïsmeel. tortilla – guacamole – quesadilla

Een vloeibaar mengsel van bloem en melk. beslag – bakpoeder – bouillon

Een aftreksel van vlees of groenten. beslag – bakpoeder – bouillon

3 Noteer de juiste naam onder de foto. keukenkwast – blender – spatel – garde

garde spatel

keukenkwast blender

KIJKER 2 Ik
5 14 Correctiesleutel Woordenschat - Remediëring
leer nieuwe woorden.

4 Noteer een synoniem achter de woorden. om te beginnen – tijdens – nauwkeurig – na elkaar achtereenvolgens = gedurende = grondig = in eerste instantie =

5 Noteer het passende woord in de zin. raadplegen – markeren – voltooien – observeren

Woorden die we niet begrijpen, moeten we Om de betekenis van woorden te achterhalen, mogen we een woordenboek De juf zal ons tijdens de spreekopdracht. We deze Kijker in de vierde week.

6 Verbind de uitdrukking met de juiste uitleg.

De kok heeft er een puinhoop van gemaakt! ● De menukaart werd onder handen genomen. ● Het ligt voor de hand dat het dessert als laatste komt. ● De lasagne is aan zijn aandacht ontsnapt. ●

Naam Datum Klas

2
KIJKER
Ik leer nieuwe woorden.
5 15 Woordenschat - Remediëring

woorden.

4 Noteer een synoniem achter de woorden. om te beginnen – tijdens – nauwkeurig – na elkaar achtereenvolgens = gedurende = grondig = in eerste instantie =

elkaar tijdens nauwkeurig om te beginnen markeren

na

5 Noteer het passende woord in de zin. raadplegen – markeren – voltooien – observeren Woorden die we niet begrijpen, moeten we Om de betekenis van woorden te achterhalen, mogen we een woordenboek De juf zal ons tijdens de spreekopdracht. We deze Kijker in de vierde week.

raadplegen observeren voltooien

6 Verbind de uitdrukking met de juiste uitleg. De kok heeft er een puinhoop van gemaakt! ● De menukaart werd onder handen genomen. ● Het ligt voor de hand dat het dessert als laatste komt. ● De lasagne is aan zijn aandacht ontsnapt. ●

KIJKER 2 Ik leer nieuwe
5 15 Correctiesleutel Woordenschat - Remediëring

KIJKER 2 Ik kan het juiste lidwoord bij een zelfstandig naamwoord schrijven. Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn.

Lees onderstaande tekst. Markeer de zelfstandige naamwoorden. Omkring de eigennamen.

Op 31 oktober is het Halloween. In Amerika viert iedereen dit feest van de doden. De huizen worden versierd met pompoenen en lichtjes. Natuurlijk wordt er ook een feestmaaltijd bereid! Suikerskeletten, spinnenpootjes, slangensoep … je kunt het zo gek niet bedenken! In Mexico viert men een dag later, op 1 november, de ‘Dia de Muertos’. Dat is Spaans voor ‘Dag van de Doden’. Op die dag komt iedereen verkleed op straat om te dansen en te feesten.

Kies drie zelfstandige naamwoorden uit de tekst van oefening 1. Voorzie ze van een passend bijvoeglijk naamwoord. bijvoeglijk naamwoord zelfstandig naamwoord

Noteer in de eerste zin een passend lidwoord bij het zelfstandig naamwoord: de of het. Noteer tussen haakjes het genus van het zelfstandig naamwoord: (m), (v) of (o). Vul in de tweede zin de juiste verwijswoorden in. vis ( ) is vers gevangen.

➔ beweegt nog met staart.

Moeke heeft boodschappen ( ) zonet gedaan.

➔ staan nog op het aanrecht. Wil jij wegzetten?

Hoelang moet brood ( ) nog in de oven?

➔ ziet al mooi bruin. Mag ik al van proeven?

Naam Datum

11 12 15
13
5 16 Taalwijs - Verrijking

bv.

KIJKER 2

Ik kan het juiste lidwoord bij een zelfstandig naamwoord schrijven. Ik weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn.

Lees onderstaande tekst. Markeer de zelfstandige naamwoorden. Omkring de eigennamen.

Op 31 oktober is het Halloween. In Amerika viert iedereen dit feest van de doden. De huizen worden versierd met pompoenen en lichtjes. Natuurlijk wordt er ook een feestmaaltijd bereid! Suikerskeletten, spinnenpootjes, slangensoep … je kunt het zo gek niet bedenken! In Mexico viert men een dag later, op 1 november, de ‘Dia de Muertos’. Dat is Spaans voor ‘Dag van de Doden’. Op die dag komt iedereen verkleed op straat om te dansen en te feesten.

Kies drie zelfstandige naamwoorden uit de tekst van oefening 1. Voorzie ze van een passend bijvoeglijk naamwoord. bijvoeglijk naamwoord zelfstandig naamwoord

versierde oranje gekleurde

huizen pompoenen

lichtjes

Noteer in de eerste zin een passend lidwoord bij het zelfstandig naamwoord: de of het. Noteer tussen haakjes het genus van het zelfstandig naamwoord: (m), (v) of (o). Vul in de tweede zin de juiste verwijswoorden in. vis ( ) is vers gevangen. ➔ beweegt nog met staart.

Moeke heeft boodschappen ( ) zonet gedaan. ➔ staan nog op het aanrecht. Wil jij wegzetten?

Hoelang moet brood ( ) nog in de oven? ➔ ziet al mooi bruin. Mag ik al van proeven?

De m Hij zijn de v Ze ze het o Het er

5 16 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
11 12
15 13

KIJKER 2 Ik kan van een zelfstandig naamwoord het verkleinwoord en het meervoud geven.

Noteer de verkleinwoorden in de juiste kolom. Vul iedere kolom aan met een extra voorbeeld. dorpje – duimpje – deegrolletje – kraampje – aardbeitje – gerechtje – modelletje – knietje + je + etje

5 Markeer de verkleinwoorden. kettinkje sprookje kiwietje kastanje meisje scheepje glaasje

Vul de zinnen aan met het meervoud van de zelfstandige naamwoorden tussen haakjes.

De (locomotief) rijden over de Bij slecht weer zie je meer (auto) (voetganger) duiken weg onder hun (paraplu) De (rund) grazen in de (wei) naast de (bos)

7 Markeer de zelfstandige naamwoorden die geen meervoud hebben. chocolade melodie politie zee wijn thuis pistache melk computer afval auto muziek

Naam Datum Klas

12
11
5 17 Taalwijs - Verrijking

2 Ik kan van een zelfstandig naamwoord het verkleinwoord en het meervoud geven.

bv. bv.

dorpje gerechtje visje aardbeitje knietje vlindertje

Noteer de verkleinwoorden in de juiste kolom. Vul iedere kolom aan met een extra voorbeeld. dorpje – duimpje – deegrolletje – kraampje – aardbeitje – gerechtje – modelletje – knietje + je + etje

bv. bv.

deegrolletje modelletje molletje duimpje kraampje wormpje

5 Markeer de verkleinwoorden. kettinkje sprookje kiwietje kastanje meisje scheepje glaasje

Vul de zinnen aan met het meervoud van de zelfstandige naamwoorden tussen haakjes.

De (locomotief) rijden over de Bij slecht weer zie je meer (auto) (voetganger) duiken weg onder hun (paraplu)

De (rund) grazen in de (wei) naast de (bos)

locomotieven sporen auto' s snelwegen Voetgangers paraplu' s runderen weien/weiden bossen

7 Markeer de zelfstandige naamwoorden die geen meervoud hebben. chocolade melodie politie zee wijn thuis pistache melk computer afval auto muziek

5 17 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
KIJKER
12
11

Noteer de vetgedrukte afkortingen voluit.

Benodigdheden voor 4 personen

- 1 halve kipfilet p.p.

- 400 g pasta bv. farfalle

- groenten, o.a. paprika, champignon, courgette enz.

- 250 ml kokosmelk

- min. 2 eieren

- ong. 1 eetlepel olijfolie - kruiden, o.m. peper en zout

Noteer het tegengestelde van het vetgedrukte woord achter de zin.

Kook de pasta acht minuten op een middelhoog vuur.

Snijd ondertussen de groenten fijn.

Snijd de kipfilet in dunne reepjes.

Bak ze op een hevig vuur.

Zet het vuur lager en voeg de groenten toe.

Dek af en wacht tot ze gaar zijn.

Giet langzaam de kokosmelk bij de wok.

Wacht tot de saus is ingedikt.

Voeg naar smaak gedroogde groene kruiden toe.

Laat het gerecht afkoelen in de koelkast.

Dan is het nog lekkerder!

Naam Datum Klas

18 34
KIJKER 2 Ik kan tegenstellingen en afkortingen gebruiken.
5 18 Taalwijs - Verrijking

2 Ik kan tegenstellingen en afkortingen gebruiken.

Noteer de vetgedrukte afkortingen voluit.

Benodigdheden voor 4 personen

- 1 halve kipfilet p.p. - 400 g pasta bv. farfalle

- groenten, o.a. paprika, champignon, courgette enz. - 250 ml kokosmelk

- min. 2 eieren - ong. 1 eetlepel olijfolie - kruiden, o.m. peper en zout

Noteer het tegengestelde van het vetgedrukte woord achter de zin.

Kook de pasta acht minuten op een middelhoog vuur.

Snijd ondertussen de groenten fijn.

Snijd de kipfilet in dunne reepjes.

Bak ze op een hevig vuur.

Zet het vuur lager en voeg de groenten toe.

Dek af en wacht tot ze gaar zijn.

Giet langzaam de kokosmelk bij de wok.

Wacht tot de saus is ingedikt.

Voeg naar smaak gedroogde groene kruiden toe.

Laat het gerecht afkoelen in de koelkast.

Dan is het nog lekkerder!

5 18 Correctiesleutel Taalwijs - Verrijking
KIJKER
18 34
per persoon gram bijvoorbeeld onder andere enzovoort milliliter minstens/minimum ongeveer onder meer middellaag grof dikke rustig hoger rauw snel uitgedund verse opwarmen viezer

1 Noteer de woorden op het juiste briefje. roomkaas – blender – garde – guacamole – spatel – tortilla 2 Omkring de kruiden. kaneel kwast koriander paprika konijn tortilla kameel beslag salamander komijn

Noteer de juiste naam onder de foto.

Naam Datum Klas

Ingrediënten _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ Benodigdheden _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ KIJKER 2 Ik leer nieuwe woorden.
5 19 Woordenschat - Verrijking
3
KIJKER 2 Ik leer nieuwe
5 19 Correctiesleutel Woordenschat - Verrijking
2
3
Ingrediënten _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ Benodigdheden _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ roomkaas guacamole tortilla blender garde spatel garde spatel keukenkwast blender
woorden.
1 Noteer de woorden op het juiste briefje. roomkaas – blender – garde – guacamole – spatel – tortilla
Omkring de kruiden. kaneel kwast koriander paprika konijn tortilla kameel beslag salamander komijn
Noteer de juiste naam onder de foto.

4 Schrijf de zinnen opnieuw, maar gebruik één van de woorden bovenaan. voltooien – grondig – puntsgewijs – raadplegen

Voor je start met koken, lees je aandachtig het recept.

Ook als je twijfelt over de hoeveelheden, bekijk je het recept. Werk dan de stappen in volgorde af.

Proef van je eten voordat je het gerecht afwerkt.

5 Hoe verbind je deze woorden met elkaar? Verzin een situatie of enkele zinnen om dat uit te leggen. achtereenvolgens – observeren gedurende – markeren

6 Lees en kies de meest passende uitdrukking. aan de aandacht ontsnappen – er een puinhoop van maken – het ligt voor de hand –iets onder handen nemen

De nieuwe kok is een sloddervos. Het is hoog tijd om het menu te veranderen.

Verstrooidheid in de keuken is levensgevaarlijk! Iemand die graag kookt, moet ook van eten houden.

Naam Datum Klas

2
KIJKER
Ik leer nieuwe woorden.
5 20 Woordenschat - Verrijking

woorden.

bv.

4 Schrijf de zinnen opnieuw, maar gebruik één van de woorden bovenaan. voltooien – grondig – puntsgewijs – raadplegen

Voor je start met koken, lees je aandachtig het recept.

Voor je start met koken, lees je grondig het recept.

Ook als je twijfelt over de hoeveelheden, bekijk je het recept.

Ook als je twijfelt over de hoeveelheden, raadpleeg je het recept.

Werk dan de stappen in volgorde af.

Werk dan de stappen puntsgewijs af.

Proef van je eten voordat je het gerecht afwerkt.

Proef van je eten voordat je het gerecht voltooit.

5 Hoe verbind je deze woorden met elkaar?

Verzin een situatie of enkele zinnen om dat uit te leggen. achtereenvolgens – observeren gedurende – markeren

De juf liet alle leerlingen achtereenvolgens hun tekst voorlezen, zodat ze hun spreekvaardigheid kon observeren.

Gedurende deze les moeten we de tekst lezen en alle moeilijke woorden markeren.

6 Lees en kies de meest passende uitdrukking. aan de aandacht ontsnappen – er een puinhoop van maken – het ligt voor de hand –iets onder handen nemen

De nieuwe kok is een sloddervos. Het is hoog tijd om het menu te veranderen.

Verstrooidheid in de keuken is levensgevaarlijk! Iemand die graag kookt, moet ook van eten houden.

er een puinhoop van maken iets onder handen nemen aan de aandacht ontsnappen het ligt voor de hand

KIJKER 2 Ik leer nieuwe
5 20 Correctiesleutel Woordenschat - Verrijking

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.