

Ontdek
1.1 Herinneringen aan wie ik was
1 Bekijk de video. Beantwoord de vragen.
a Een van de meisjes had een meetlint in haar tijdcapsule. Weet jij waarom? Kruis aan.
Ze deed ballet en moest zichzelf daarom regelmatig meten.
Ze moest medicatie nemen om meer te groeien.
Ze maakte haar eigen kleding en gebruikte het meetlint om maten te nemen.
b Lees de moeilijke woorden uit de video. Verbind ze met hun betekenis.
all-inclusive wat jij denkt dat er in de toekomst zal gebeuren toekomstvoorspelling iets dat plots heel veel gedeeld wordt online hype iets dat plots heel populair is om te doen/hebben viral alles inbegrepen, alles zit erin
c Welke hypes en virals zijn nu helemaal ‘in’? Noteer.
2 Bekijk de identiteitskaarten. Herken jij de voorwerpen op de volgende pagina? Noteer een woord uit het woordkader onder de afbeelding. Verbind daarna de voorwerpen met de juiste persoon.
zelfgemaakt lappendeken – halsband – filmrolletje – snaren – treinticket –behangpapier – LEGO-mannetje – penseel


Passie: kunst
Lievelingskleur: als het maar fleurig is!
Weetje: Ik heb een heel hechte band met mijn familie.

Passie: muziek: ukelele en gitaar
Lievelingskleur: paars


Passie: fotografie
Lievelingskleur: rood
Weetje: Ik heb drie honden.
Weetje: Ik zit vaak op mijn kamer te gamen, superheldenfilms te kijken of met LEGO te bouwen. Nand sterke kleine gitaar

Weetje: Ik woon ver van de school. Ik ben elke dag een uur onderweg met de trein.


Passie: gamen, vooral World of Magic
Lievelingskleur: groen

Maud




Walt

Merel

Nand

3 Maak nu jouw eigen identiteitskaart. Teken jezelf en vul de gevraagde info aan. Noteer daarna twee voorwerpen die jij in je tijdcapsule zou stoppen.

Naam: Passie:
Lievelingskleur:
Weetje:
Dit stop ik in mijn tijdcapsule: 1 2
nauwkeuriger
4 Lees de persoonsbeschrijvingen en bekijk de tijdcapsules. Noteer de letter van de persoonsbeschrijving in de bol bij de passende tijdcapsule.
a Ik ben dol op verre reizen en lekker eten. Vorig jaar ging ik naar Griekenland. Daar at ik moussaka. Heerlijk! Mijn favoriet is de tajine. Die ontdekte ik toen ik naar Marokko ging. Al die kruiden ruiken zo lekker. Ik krijg al honger als ik eraan denk. Meestal ga ik naar warme landen. Ik kan niet zo goed tegen de kou.
b Mijn passie? Dieren! Vogels, om specifieker te zijn. Ik ga elk weekend op pad in de natuur, op zoek naar exemplaren die ik nog nooit zag. Ik zag ooit een jonge ijsvogel toen ik aan het kajakken was. Echt geweldig!
c Ik woon aan zee. Dat vind ik fantastisch. In de vakanties en in de weekends sta ik extra vroeg op. Dan ga ik samen met andere vrijwilligers het strand opruimen. Je kan niet geloven wat mensen achterlaten! Kledingstukken, handdoeken, drankflesjes, … Soms vinden we zelfs geld en juwelen!




















5 Er blijft nog één tijdcapsule over. Schrijf nu zelf een passend tekstje over de mogelijke eigenaar. Gebruik de voorwerpen die je ziet.
Routeplanner
2.1 Wie ben ik? Wie ben jij?
1 Lees het gedicht. Voer daarna de opdrachten uit.
ik
ben veel
stukjes een stukje van veel maar vooral van mij
a In dit gedicht zie je geen leestekens en hoofdletters. Waar stoppen de zinnen? Schrijf het gedicht over met de leestekens en hoofdletters op de juiste plaats.
b Ontleed het gedicht. Wat betekenen de zinnen? Kruis aan.
ik ben veel stukjes
Elke mens heeft veel gedachten.
Elke mens heeft veel eigenschappen: positieve en negatieve.
Elke mens bestaat uit veel stukjes: armen, benen, ogen, oren, vingers, teennagels, …
een stukje van veel
Je lichaam bestaat uit veel verschillende dingen: huid, bloed, spieren, …
Er zijn veel mensen in de wereld. Dat betekent niet echt iets bijzonders.
Je hebt eigenschappen gekregen van je (zorg)ouders, grootouders, vrienden, …
maar vooral van mij
Al je lichaamsdelen zijn met elkaar verbonden.
Als je ouder wordt, lijk je steeds minder op je (zorg)ouders en grootouders.
Al je eigenschappen, ervaringen die je hebt opgedaan en keuzes die je maakt, maken jou uniek.
2 Iedereen is anders. Thomas omschrijft zijn klasgenoten. Lees de teksten. Over welke eigenschap gaat het? Vul aan met een woord uit het woordkader.
creatief – handig – vriendelijk – eerlijk – avontuurlijk – enthousiast
Lora is mijn beste vriendin.

1 2
Ze vertelt altijd de waarheid. Daar kan je op rekenen. Je weet altijd
wat ze écht denkt. Ze is heel . Ze is bijna altijd vrolijk. Ze staat te springen om samen dingen te doen.
Ze is heel .
altijd druk bezig
Oscar is een bezig bijtje. Hij vindt het heel fijn om dingen te creëren.
Vorig weekend bouwde hij een vliegtuigje met een motor.
Hij bedacht het helemaal zelf, en stak het ook echt in elkaar.
Supercool toen hij het ding vanmorgen door de klas liet vliegen!
Oscar is heel en .

3

Niel kan met iedereen goed overweg. Dat komt omdat hij zo aardig is. Hij begroet iedereen en behandelt iedereen met veel respect.
Ik vind hem ontzettend .
In de zomervakantie geeft hij klimlessen aan kinderen. Hij helpt hen om dapper te zijn. De kinderen zijn dol op hem en vertrouwen hem. Niel is natuurlijk zelf ook heel sportief en
. Dat moet ook wel, als je wil muurklimmen. Dat is niet voor bangeriken!
Woorden die eindigen op -ik schrijf je in het meervoud maar met één k. bangeriken, haviken, monniken, slechteriken, perziken, flauweriken, …
3 Meningen verschillen! En dat mag, zolang je respect hebt voor elkaar. Wat de een leuk vindt aan jou, zal de ander misschien niet zo tof vinden. Net zoals jij niet iedereen even leuk vindt. Lees bijvoorbeeld mee met de mening van enkele andere klasgenoten.

Lora geeft soms haar mening op een botte manier. Daar kwetst ze anderen wel eens mee. Ze kan ook zo luid en druk zijn. En ze heeft zo’n sterke mening… Als ik met haar een groepswerk moet maken, voel ik me daar soms onzeker door.

Oscar? Een echte opschepper. Ja, het klopt dat hij leuke dingen maakt. En ik vind het ook wel tof om daarnaar te kijken. Maar hij wil altijd in het middelpunt van de belangstelling staan. Dat vind ik soms wel vervelend. Hij wil zo graag opvallen, dat hij soms geen aandacht heeft voor anderen.

Niel is inderdaad erg aardig. Hij praat met iedereen. Soms vind ik dat wel wat vervelend. Ik ken hem niet zo goed, maar plots staat hij naast mij en doet hij alsof we beste vrienden zijn. Dan loopt hij plots weer naar iemand anders, en voelt het alsof ik helemaal niet belangrijk ben.
4 Lees de eigenschappen. Welke ken je al? Bedenk telkens een voorbeeldzin. Markeer de eigenschappen die je niet goed begrijpt. Werk daarna per twee. Bespreek de eigenschappen en de voorbeelden die je bedacht. Zijn er dan nog eigenschappen die jullie niet begrijpen? Vraag uitleg aan een ander groepje of aan de leerkracht.
a geduldig b hulpvaardig c optimistisch d georganiseerd
e spontaan f grappig g koppig h gul i gevoelig j leergierig k chaotisch l sportief
5 Bekijk de afbeeldingen. Welke eigenschappen uit de vorige oefening herken je? Noteer.












6 Iedereen heeft verschillende eigenschappen. Sommige vind je leuk aan jezelf. Sommige vind je minder fijn. Sommige heb je misschien nog niet ontdekt. Hoe zie jij jezelf? Kleur het balkje bij elke eigenschap. Gebruik het schema.
Zo ben ik helemaal niet.
Zo ben ik maar een heel klein beetje.
Tussenin: dit past een beetje wel en een beetje niet.
Dit past wel bij mij.
Zo ben ik helemaal!
Ik vind mezelf… creatief handig vriendelijk eerlijk avontuurlijk enthousiast geduldig hulpvaardig optimistisch georganiseerd spontaan grappig koppig gul gevoelig leergierig chaotisch sportief
7 Lees de zinnen. De leestekens ontbreken. Vul aan.
a Cleo is heel sportief
b Haar favoriete sporten zijn zwemmen hardlopen hockey en paardrijden
c Ze was nog maar vier jaar toen ze begon met paardrijden
d Weet je wat de naam van haar eerste pony was
e Ook Cleo
f Wat een toeval
Leestekens
Er zijn verschillende leestekens.
– Als je iets zegt, schrijf je een punt Mijn video was zo populair
– Als je iets vraagt, schrijf je een vraagteken. Heb je die hype al gezien?
– Als je iets beveelt of uitroept, schrijf je een uitroepteken. Geweldig!
– Als je iets opsomt, schrijf je een komma Ik hou van lopen, fietsen, zwemmen en klimmen.
– Een dubbele punt schrijf je:
1 voor een opsomming:
Dit zijn mijn eigenschappen: eerlijk, vriendelijk, sportief en grappig.
2 bij een omschrijving:
Hij is populair: mensen komen van overal om hem te zien.
3 als iemand iets zegt:
Jan vraagt: “Wat zijn jouw positieve eigenschappen?”
8 Lees de zinnen. Vul aan met een komma of dubbele punt.
a Mijn broer is heel gezond hij wandelt of fietst elke dag.
b Wat vind jij van dat spel leuk of niet?
c Mijn broers heten Max Floris Jeroen en Kasper.
d Mijn moeder deed vandaag allerlei klusjes het tuinhuis schilderen een konijnenhok in elkaar timmeren het gras afrijden onkruid wieden en nog veel meer.
2.2 Wat. Wat! Wat?
1 Speel het eigenschappenspel. Werk in groepjes per drie of per vier. Volg het stappenplan.
Stap 1 Elk groepje krijgt een stapel kaartjes. Die wordt in het midden gelegd.
Stap 2 Om de beurt trekt een andere leerling een kaartje. Hij of zij leest luidop wat erop staat.
Stap 3 Bij wie past dit kaartje het best? Bespreek in je groepje de volgende vragen.
– Vind je dat het vooral bij jezelf past? Vertel waarom.
– Vind je dat het vooral bij een andere leerling uit je groepje past? Of bij iedereen? Leg uit.
– Vind je dat het bij niemand past? Dat kan ook! Bespreek.
– Wat vinden de anderen daarvan?
2 Leestekens zijn tekens die je helpen als je iets leest. Staat er een vraagteken? Of staat er een punt? Dat hoor je aan de zin.
Beluister de zinnen. Markeer welk leesteken er aan het einde van de zin komt.
a punt – vraagteken – uitroepteken f punt – vraagteken – uitroepteken
b punt – vraagteken – uitroepteken g punt – vraagteken – uitroepteken
c punt – vraagteken – uitroepteken h punt – vraagteken – uitroepteken
d punt – vraagteken – uitroepteken i punt – vraagteken – uitroepteken
e punt – vraagteken – uitroepteken j punt – vraagteken – uitroepteken
3 Lees de zinnen. Werk per twee of per drie. Volg het stappenplan.
Stap 1 Kies om de beurt een van de zinnen. De eerste spreker kiest een van de zinnen bij nr. 1. De tweede spreker kiest een van de zinnen bij nr. 2, enzovoort. Verklap niet welke zin je koos.
Stap 2 Lees de zin luidop voor aan de anderen. Let goed op het leesteken. Welke zin hoorden zij? Markeer.
Stap 3 Bespreek of het klopt. Probeer daarna ook de zinnen met de andere leestekens te lezen.
Je komt toch wel.
Je komt toch wel!
Je komt toch wel?
Echt gebeurd.
Echt gebeurd! Echt gebeurd?
Ze zal te laat zijn.
Ze zal te laat zijn!
Ze zal te laat zijn?
Je bent er nu al.
Je bent er nu al!
Je bent er nu al?
Geweldig idee. Geweldig idee! Geweldig idee?
Wat nu weer.
Wat nu weer!
Wat nu weer?
4 En een komma? Hoe klinkt die? Vertel. Werk per twee. Lees de zinnen luidop. Lees ze zoals ze er staan. Noteer hun letter in de bol bij de juiste afbeelding.
a Opa eet kinderen!
b Opa eet, kinderen!
Laat opa nu maar even rustig eten.

c De bel werkt, niet kloppen a.u.b.
d De bel werkt niet, kloppen a.u.b.


e Schiet op meneer!
f Schiet op, meneer!




Schiet op! Schieten!

5 Werk per twee. Lees de tekst aan elkaar voor. De leestekens en hoofdletters ontbreken. Probeer het toch zo goed mogelijk te doen.
soms wilde ik dat ik in een tijd was geboren waarin er nog landen te ontdekken waren gebieden te veroveren ik kijk naar de wereldkaart en vraag me af of daar nergens een vergeten eiland is waar iedereen al die tijd gewoon voorbij is gevaren laatst scheurde ik alle pagina’s uit een oude atlas en knipte de landen en oceanen in stukken ik mengde de snippers en plakte ze daarna weer samen als een nieuwe wereld het onontgonnen gebied was plots waanzinnig groot
nog niet ontdekt
6 Beluister nu de tekst. Markeer tijdens het luisteren waar je denkt dat de hoofdletters moeten staan. Voeg ook de leestekens toe. Probeer de tekst daarna opnieuw per twee luidop te lezen.
Hoofdletters
Wanneer schrijven we een hoofdletter?
Aan het begin van een zin: Ik schrijf een korte zin.
Bij namen (voornamen en familienamen, we noemen dat eigennamen): Lander Mertens
Bij aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan: Frankrijk, Noordzee, Italiaanse …
2.3 Wat wil je later worden?
1 Bekijk de video. Welke beroepen zie je op de afbeeldingen? Noteer.






2 In de video hoorde je ook enkele namen van beroepen die uit een andere taal komen. Noteer ze bij de juiste afbeelding. Kies uit:
journalist – actrice – stewardess – buschauffeur






3 De woorden uit de vorige oefening noemen we leenwoorden omdat ze uit een andere taal komen. Toch zijn er ook Nederlandse synoniemen. Verbind de volgende leenwoorden met hun synoniem.
actrice busbestuurder stewardess luchtvaartmedewerkster
journalist (nieuws)verslaggever buschauffeur toneelspeelster
4 En jij? Wat wil jij later worden? Sst… Nog niet verklappen. Hou het nog eventjes in je hoofd. De verslaggever in de video stelde die vraag ook aan enkele jongeren. Lees hieronder hun antwoord.

Waarom stel je eigenlijk die vraag? Ik vind het eerlijk gezegd best vaag Ik ben toch al iemand? Ja toch, oprecht. Een mens, persoon, en nu je het zegt. Later is voor later, geen benul. Ik vind die vraag echt flauwekul.
Ik heb meer dan antwoorden genoeg, maar om het echt te weten is het nog te vroeg. Laat mij lekker mijn vrolijke gang maar gaan. Later zal ik vast wel ergens van bestaan. En dan zul je me vertellen, zo wordt verwacht, “Oh ja, dat heb ik altijd al van jou gedacht!”

tijd doorbrengen eerlijk onduidelijk geen idee onzin

Ik word politie, brandweer of piloot. Of bak ik toch liever dagelijks brood?
Misschien dokter, jager of advocaat, of een politicus die heel veel praat? Tja, ik heb het lekker nog voor het kiezen, dus kom maar op met je goede adviezen!
de zee mijn doel
Oh daar weet ik wel een antwoord op. Later kies ik voor het ruime sop Ik ga varen op de golven van het leven, dat is mijn droom, mijn passie en mijn streven. Dan reis ik de wereld rond, vele keren, en overal zal ik wat tijd spenderen.

5 Lees de laatste zin van Laura opnieuw. Hoe heten de tekens (“ ”) die om de zin heen staan? Noteer. Waarvoor dienen ze? Vertel.
6 Lees de vragen en uitspraken. Bij wie hoort het? Markeer de juiste naam.
a Wie vindt het niet fijn om na te denken over de toekomst?
Ryan – Laura – Olivier – Nashira
b Wie weet al zeker wat hij/zij later wil worden?
Ryan – Laura – Olivier – Nashira
c “Ik zal later vanzelf wel ontdekken wat ik wil worden.”
Ryan – Laura – Olivier – Nashira
d “Ik weet echt niet wat ik later wil worden. Heb jij tips voor mij?”
Ryan – Laura – Olivier – Nashira
7 Noteer op een klein papiertje wat jij later wil worden of wat jij later wil bereiken. Het hoeft niet echt te kunnen. Wil jij bijvoorbeeld je eigen ruimteschip?
Dat klinkt nu best gek. Maar wie weet: misschien is het in de toekomst wel heel gewoon. Geef alle papiertjes aan je leerkracht. Die trekt daaruit telkens eentje en leest het luidop voor. Bespreek de volgende vragen klassikaal:
– Wie schreef dit kaartje volgens jullie?
– Waarom denken jullie dat?
– Zou het nog bij iemand anders kunnen passen?
2.4
Zorgen voor morgen
1 Bekijk de video. Je ziet mensen die vertellen waar ze zichzelf over tien jaar zien. Waarover zeggen ze iets? Zeggen ze wat ze zullen hebben (H), wat ze zullen doen (D) of wie/wat ze zullen zijn (Z)? Noteer de juiste letter (H, D of Z) naast de zin.
a Ik zal een actrice zijn.
b Ik zal een villa hebben.
c Ik zal veel plezier maken met mijn vrienden.
d Ik zal een kindje hebben.
e Ik zal in een bloemenwinkel werken.
f Ik zal dood zijn.
De toekomende tijd (later)
Toekomst = Wat nog gaat gebeuren.
Gebruik zal / zullen + infinitief.
De infinitief is de volledige vorm van het werkwoord en eindigt meestal op -en.
Ik zal draaien.
Zij zullen schrijven.
2 Beluister de zinnen. Welke zinnen staan in de toekomende tijd? Omcirkel de juiste nummers.
3 Beluister de zinnen in de toekomende tijd. Bij welke zin in de tegenwoordige tijd passen ze? Noteer het juiste nummer voor de zin.
Ik ben wakker.
Ik word ziek.
Mijn beste vrienden kijken samen naar een film.
Mijn hond heet Henry.
Mijn oma wordt 100 jaar.
4 Vul de tabel in. Volg het voorbeeld.
tegenwoordige tijd (nu) infinitief (volledige vorm) toekomende tijd (later)
hij luistert luisteren hij zal luisteren
a ze komen ze
b Omar schrijft Omar
c opa belt opa
d jij vergeet jij
e de meisjes lopen de meisjes
f wij dromen wij
g ik lees ik
5 Markeer het werkwoord in elke zin. Herschrijf de zinnen in de toekomende tijd.
a Mijn broer werkt in een pretpark.
b Het konijn wordt groot.
c De kinderen schrikken hard.
d Mijn vader zingt een liedje.
e Ik win de wedstrijd.
f Mijn broer en ik wonen in Italië.
g Jakob loopt snel.
6 Bekijk de afbeeldingen. Bedenk een toekomstdroom die erbij past. Noteer in de toekomende tijd. Volg het voorbeeld.


Ik zal rijk zijn.


7 Beluister de zinnen in de toekomende tijd. Bij welke vraag horen ze?
Noteer de zinnen onder de juiste vraag.
a Wat ga jij morgen doen?
b Met wie ga jij volgende week naar de kermis?
c Welk boek wil jij volgende week lezen?
d Welke naam heb je gekozen?
8 Wat zal jij dit weekend doen? Werk per twee. Vertel wat je zal doen. Gebruik in elke zin de toekomende tijd.
2.5 Liefste ik, …
1 Lees de brieven. Wie zijn de zenders? En wie zijn de ontvangers? Bespreek.
Hallo Toekomstige Ik,

Geef alsjeblieft niet op. Je kunt het! Heb vertrouwen in jezelf.
Hallo Toekomstige Ik,
Ben je al in de ruimte geweest?
Kom van je luie stoel en ga stuiteren op de maan.
Wat houdt je tegen? Te duur?
Je hebt wat ruimtevrienden nodig.
Zijn er al aliens geland?
Heb je hun hulp gekregen om naar de ruimte te gaan en rond Mars te vliegen?
Als je wel al bent gegaan: hoe was het? Donker en ruimtelijk, he? Dat dacht ik al. Heb je wat foto's genomen met een nieuw soort 3D-camera? Goed gedaan! Ik ga er nu alvast naar uitkijken.

Groetjes, Je vroegere ik

Hallo Toekomstige Ik,
Alles gebeurt echt met een reden.
Geluk is een keuze en is enkel mogelijk als je je niets aantrekt van wat anderen van je denken.
Wees vriendelijk.
Hallo Toekomstige Ik,
Voor het geval je het vergeten bent:
1. Wees gelukkig. Het had veel erger kunnen zijn.
2. Word niet boos op mensen, want dan verlies je sowieso.
3. Alles heeft zijn voordelen. Leef dus nooit met spijt.
4

Tot later, ruimtevaarder! (Oh ja, gelukkige verjaardag trouwens!) 1 3 5
Hallo Toekomstige Ik,

verdrietig, vol gevoel
Ik word een beetje emotioneel terwijl ik dit schrijf omdat ik nu veel op mijn schouders heb. Het volwassen worden maakt me bang. Ik wil mezelf niet teleurstellen. Daarom ga ik hard werken om mijn dromen waar te maken.
Ben je nog steeds samen met die blonde jongen die je vlinders geeft elke keer dat je hem ziet? Of zijn jullie geen koppel meer? Wat er ook gebeurt, ik weet zeker dat hij altijd een plek in je hart zal hebben.
Ik wil dat je weet dat ik trots op je ben, wat er ook gebeurt en waar je ook eindigt. Trots op al het harde werk dat je waarschijnlijk doet. En sorry als ik, de persoon die nu schrijft, niet hard genoeg werk voor jou, maar ik doe mijn best.
Ik hoop dat ik niet meer zo bang zal zijn voor de toekomst. Hopelijk zal alles voor toekomstige ik iets duidelijker zijn.
Kusjes van mij
2 Lees de uitspraken. Over welke brief (of brieven) gaat het? Kruis aan.
a De schrijver voelt zich onzeker.
b De schrijver probeert zichzelf moed in te spreken.
c De schrijver vertelt over doelen voor de toekomst.
d De schrijver maakt grapjes.
3 Schrijf nu zelf een brief aan je toekomstige ik. Volg het stappenplan.
Stap 1 Hoe ver in de toekomst?
Schrijf je aan jezelf over zes maanden? Of over tien jaar? Kruis aan. Ik schrijf aan mezelf … over zes maanden over één jaar over tien jaar
Stap 2 Begroet jezelf.
Hoe wil je jezelf begroeten? De schrijvers van de brieven op de vorige pagina begonnen allemaal met ‘Hallo Toekomstige Ik’.
Dat kan jij misschien wel origineler.
bv. liefste ik, beste toekomstige superster, dag meneer/mevrouw, …
Ik spreek mezelf op deze manier aan:
Stap 3 Hoe gaat het nu?
Vertel kort wie je nu bent. Beschrijf bijvoorbeeld je hobby's, interesses, dromen, doelen, ... Zo kan je toekomstige ik het zich weer herinneren.
Stap 4 Schrijf over een situatie of over je gevoelens.
Hoe voel je je nu? Ben je ergens naartoe aan het werken?
Zijn er dingen waar je naar uitkijkt? Maak je je ergens zorgen over?
Markeer bij elk woordduo het woord dat het beste bij je past.
Ik voel me op dit moment … zelfzeker – onzeker gelukkig – ongelukkig eenzaam – goed omringd rustig – gestrest teleurgesteld – trots moe – enthousiast veilig – bang
Stap 5 Denk na over de toekomst. Schrijf over wat je hoopt. Wat hoop je dat er nog hetzelfde is? Wat hoop je dat er veranderd is? Wat wens je jezelf toe?
Stap 6 Schrijf een afsluiting.
Schrijf je naam en de datum van vandaag.
Stap 7 Schrijf hier de kladversie van je brief.
4 Ben je klaar? Schrijf je brief over in een nette versie. Stop je brief in een enveloppe en schrijf er de datum op waarop je hem mag openen. Bewaar je brief goed. Je kan de brief ook naar jezelf mailen via FutureMe.org.
2.6 Elke dag een beetje beter
1 Lees de brief van Lennert. Wat vind jij van het probleem van Lennert? Bespreek met je buur.

praten
verliefdheid
Liefste ik,
Hopelijk gaat het beter met je als je de brief leest dan toen je hem schreef.
Ik heb namelijk een GROOT probleem. Ik zit net op een nieuwe school. Ik ken hier helemaal niemand. Stomme ouders, tuurlijk moesten ze precies op dit moment naar de andere kant van het land verhuizen. Midden in het schooljaar… Ik ben er zeker van dat iedereen me raar vindt.
Groetjes, Vroegere ik
Maak jij je ergens zorgen om? Heb je ergens verdriet over?
Dan kan het deugd doen om er net als Lennert over te schrijven. Maar soms kan het probleem ook opgelost worden. Vind je zelf geen oplossing? Praat er dan over. Vraag advies.
2 Lees de problemen. Noteer daarna de letter bij het juiste advies in de tabel.
a Niemand in mijn omgeving luistert naar Olivia Rodrigo. Ik wil graag over haar kletsen, maar met wie?
b Ik heb al drie keer naar Heartstopper gekeken en mijn crush op Nick wordt steeds groter… Help!
c Ik wil graag meer bewegen, maar weet niet goed welke sport bij me past. d Tijdens de sportles voel ik me altijd een enorme kluns, want ik ben nergens goed in.
Maak een lijstje. Wil je een teamsport? Ben je lenig? Hou je van muziek? Ben je een waterrat? Op deze manier kun je sporten wegstrepen die je niks lijken. Plan wat proeflessen in en kies voor de allerleukste.
Misschien kan je jouw beste vriend(in) fan maken! Stuur je favoriete liedjes door en laat je vrienden luisteren. Zijn ze nog steeds geen fan? Kijk of er klasgenoten of teamgenoten van je sportclub zijn die ook helemaal gek zijn op Olivia. Sommige mensen zijn nu eenmaal beter in sport dan andere. En dat is helemaal niet erg! Vraag om extra hulp van je klasgenoten of leerkracht tijdens de les zodat je wel een voldoende haalt. Focus je verder vooral op de vakken waar je wel goed in bent.
verzonnen
Nick is inderdaad heel leuk, maar houd er rekening mee dat hij niet echt bestaat. Het is een fictief personage in een serie. Natuurlijk zijn er genoeg jongens die op hem lijken qua innerlijk en/ of uiterlijk, dus ga op zoek naar een lookalike bij jou in de buurt.
iemand die sterk op iemand anders lijkt
3 Adviezen verschillen van mens tot mens. Het is eigenlijk ook maar gewoon een mening. Wat vind jij van de adviezen die gegeven werden? Misschien ben jij het er niet mee eens. Vertel.
4 Lees de brief van Lennert op de vorige pagina opnieuw. Lees dan de adviezen. Welk advies zou jij geven? Kruis aan.
De beste manier om snel vrienden te maken, is een hobby zoeken. Sluit je bijvoorbeeld aan bij een sportclub. Kies liefst voor een teamsport. Dan ontmoet je meteen een hele groep nieuwe mensen. Probeer contact te houden met je vrienden uit je vorige school. Via je telefoon of via de computer gaat dat heel gemakkelijk. Op die manier voel je je minder eenzaam terwijl je went aan je nieuwe omgeving. Online gamen is een goede manier om vriendschappen op te bouwen. Dan maakt het helemaal niet uit of je verhuist. Als je je computer meeneemt naar je nieuwe dorp of stad, zijn je vrienden er automatisch ook bij. Iedereen voelt zich wel eens eenzaam. Gebruik deze tijd om rustig om je heen te kijken en de mensen uit je nieuwe omgeving te bestuderen. Wacht tot je weet met wie je graag vrienden wil zijn. Spreek ze daarna gewoon aan.
Dat werkt nog altijd het best.
5 Bespreek in groepjes van vier wie welk advies koos en waarom.
Probeer elkaar te begrijpen.
6 Schrijf nu zelf een advies voor de volgende problemen. Probeer rekening te houden met de verschillende meningen die je tijdens het groepsgesprek hoorde.
a Ik ben verliefd op mijn buurmeisje. We kennen elkaar al sinds de kleuterklas. Ik durf het haar niet te vertellen. Maar ik ben ook bang dat ze straks verliefd wordt op een ander… Wat moet ik doen?
Mijn advies:
b Ik heb een slecht rapport. Misschien moet ik het jaar wel overdoen… Ik heb daardoor al geen zin meer om mijn best nog te doen. Hoe kan ik mezelf terug motiveren?
Mijn advies:
c Ik heb het gevoel dat mijn ouders me niet begrijpen. Soms wil ik wel met hen praten, maar ze snappen me niet… Hoe kan ik een betere band met hen krijgen?
Mijn advies:
7 Werk opnieuw in groepjes van vier. Bespreek samen de problemen en het advies dat jullie gaven.
2.7 Ik ben geweldig!
1 Beluister het lied. Lees tijdens het luisteren mee met de tekst.
Soms is het zwaar om jezelf te zijn. Soms doet de wereld je zoveel pijn. Ooit komt de dag dat de zon weer schijnt.
Maar soms is het zwaar om jezelf te zijn.





En ik, ik vind je zo mooi. Laat de mensen maar praten, dat verander je nooit. Ja jij, je bent wie je bent.
Je hebt een kracht diep vanbinnen die jij nog niet kent.
Soms is het zwaar om jezelf te zijn. Soms doet de wereld je zoveel pijn.
Ooit komt de dag dat de zon weer schijnt.
Maar soms is het zwaar om jezelf te zijn.
Nee jij, je bent niet alleen. Er zijn zoveel momenten, dat het voelt of je breekt.




Soms is het zwaar om mezelf te zijn. Soms doet de wereld mij zoveel pijn. Ooit komt de dag dat de zon weer schijnt.
Oh oh
Maar soms is het zwaar om mezelf te zijn. Soms is het zwaar om mezelf te zijn. Soms is het zwaar om mezelf te zijn.
Soms is het zwaar om mezelf te zijn.
2 Werk per twee of per drie. Bespreek samen waarover het lied gaat. Gebruik de onderstaande vragen.

– Wat bedoelen Jaap en Pommelien met 'Soms is het zwaar om jezelf te zijn'?
– Jaap en Pommelien zingen dat het soms voelt of je breekt. Wat bedoelen ze daarmee?
– In het lied zingen Jaap en Pommelien dat je je niks moet aantrekken van wat anderen over je zeggen. Vind jij dat soms moeilijk?
– Wat zouden ze bedoelen met deze zin: 'Ooit komt de dag dat de zon weer schijnt'?
JEZELF ZIJN, JAAP REESEMA EN POMMELIEN THIJS
3 In het liedje spreken Pommelien en Jaap tegen anderen, maar ook tegen zichzelf. Als je in een zin wil tonen dat iets wordt gezegd, gebruik je aanhalingstekens. Lees de zinnen en markeer wat tussen de aanhalingstekens staat. Noteer het daarna in de juiste tekstballon.
a Lora zegt tegen haar vriendin: “Je bent de beste!”
b “Ik zal je wel helpen”, zegt papa tegen Marnix.
c “Kom je nog?” vraagt Nina aan me.
d Jonas zegt: “Ik voel me soms eenzaam.”




Aanhalingstekens
We schrijven aanhalingstekens rondom wat er letterlijk gezegd wordt.
Als de aanhalingstekens op het einde van een zin staan, dan schrijven we het leesteken binnen de aanhalingstekens.
Nona zegt: "Ik weet niet wat ik later wil worden."
Nona vraagt: "Weet jij dat al?"
Nona roept: "Dan heb je geluk!"
Als de aanhalingstekens aan het begin van een zin staan, dan schrijven we bij een vraagzin en uitroepende zin het vraagteken of uitroepteken binnen de aanhalingstekens.
"Wat doe jij graag in je vrije tijd?" vraagt Olivier.
"Voetballen is mijn favoriete bezigheid!" roept Max.
Bij een mededelende zin schrijven we geen punt binnen de aanhalingstekens, wel een komma erbuiten.
"We moeten luisteren naar elkaar", zegt Laura.
Let op! We schrijven geen hoofdletter na het tweede aanhalingsteken.
4 Lees de zinnen. Markeer wat gezegd wordt. Noteer de aanhalingstekens op de juiste plaats.
a Toon en Lize roepen luid: Hoera!
b Marie zegt: We kunnen dit!
c Wat een weertje , zegt Loran.
d Rea vraagt of ik zin heb in een drankje.
e Ga je die film ook kijken? vraagt Ward.
f Mon vraagt: Wat gaan we eten?
g Farah zegt: Het is al bijna middag.
h Peter zegt dat hij geen hond heeft.
5 Lees de tekst. Markeer wat er wordt gezegd. Noteer het daarna in de tekstballonnen.
Noa ligt languit in de zetel. Haar voet zit in het verband. Wat een pech, net op haar verjaardag.“Dit is de stomste verjaardag ooit”, zucht ze luidop.
Dan gaat de bel. Met haar krukken hopt Noa naar de voordeur.
“Lang zal ze leven!” klinkt het luid. Het zijn haar vrienden! Ze hebben een taart voor haar meegebracht. “Ik heb echt de beste vrienden!” zegt Noa gelukkig.


6 Lukt het je ook andersom? Bekijk de afbeeldingen en schrijf er zelf een tekstje bij. Gebruik aanhalingstekens. Je mag zelf namen en andere details verzinnen.
Wie weet het antwoord?


Het antwoord is 35!
Dat klopt niet. Wat een klungel!
2.8 Roadtrip
1 Lees de zinnen. Vul de ontbrekende leestekens aan.
a Mijn buurman houdt van dieren
b Hij heeft er veel een hond drie kippen een cavia en een varken
c Elke ochtend laat hij zijn hond Gust buiten
d Dan hoor ik hem luid roepen “Gust Kom je terug naar binnen ”
e Weet jij wat voor films ik graag zie
f Musicals
g Daar ben ik verzot op
h Ik kijk ze meestal samen met mijn familie mijn zus mijn moeder mijn broer en zelfs mijn grootouders
i Wat ik de allerleukste musical OOIT vind
j Wicked
k Daar speelt Ariana Grande de hoofdrol
l Ken je haar
m Ik vind haar FANTASTISCH
2 Lees de zinnen. De hoofdletters ontbreken. Schrijf de zinnen over met de hoofdletters op de juiste plaats.
a mijn naam is romy.
b ik woon in berlijn.
c dat is de hoofdstad van duitsland.
d ik woon er samen met mijn mama en mijn oma.
e zij heten lies en betty.
f hallo! ik ben sofie. ik heb twee zussen. ze heten fien en lotte. ik heb ook nog een oudere broer, max. wij wonen in de stationsstraat in lokeren. dat ligt in oostvlaanderen.
3 Lees de tekst. De hoofdletters en leestekens ontbreken. Schrijf de tekst over met de hoofdletters en leestekens op de juiste plaats.
jorien en mats wonen in dezelfde straat de molenstraat in hoogstraten ze wonen er al hun hele leven jorien woont op de hoek van de straat in een klein wit huisje mats komt vaak op bezoek ze hebben allebei een passie voor reizen samen dromen ze ervan om de wereld rond te reizen naar het gardameer in italië de tempels in griekenland of het strand in costa rica weet je wat hun absolute droomreis is een wereldreis dan zien ze het allemaal
4 Lees de zinnen. Markeer de zinnen die in de toekomende tijd staan.
a Ik zal mijn huiswerk maken. – Ik maakte mijn huiswerk. – Ik maak mijn huiswerk.
b Ik loop naar school. – Ik zal naar school lopen. – Ik liep naar school.
c De man werkte hard. – De man zal hard werken. – De man werkt hard.
d Ik zal het lied beluisteren. – Ik beluisterde het lied. – Ik beluister het lied.
e De vrouw drinkt thee. – De vrouw dronk thee. – De vrouw zal thee drinken.
f De meeste mensen slapen. – De meeste mensen sliepen. –De meeste mensen zullen slapen.
g Mijn beste vriend is grote fan van Dua Lipa. Volgende week zal hij naar haar concert gaan. Hij kocht zijn tickets al maanden geleden. Eindelijk is het bijna zover. Het zal vast een fantastische show worden. Ik kan niet meegaan.
Ik ga naar het trouwfeest van mijn oom. Hij zal ’s middags al trouwen in het stadhuis. We zullen de hele avond feesten in een echte spiegeltent.
Dat zal vast ook fantastisch zijn! En Dua Lipa, die zal ik volgende keer wel zien!
5 Lees de zinnen. Zet ze om naar de toekomende tijd. Volg het voorbeeld.
Ik speel met de hond. Ik zal met de hond spelen.
a Ik bouw een nestkastje.
b De man schrijft een brief.
c Fiets jij naar school?
d Ik speel gitaar.
e De kinderen gaan naar binnen.
6 Lees de tekst. Schrijf de tekst over in de toekomende tijd.
Mijn broer is piloot. Hij vliegt naar verre landen: Egypte, Australië, Mexico ... Ik ga vaak met hem mee op pad. Soms mag ik in de cockpit zitten. Dan lijkt het alsof ik de piloot ben.
7 Lees de zinnen. Markeer wat tussen de aanhalingstekens staat. Schrijf daarna de gemarkeerde zinnen in de juiste tekstballon.
a “Hoe schrijf je dat?” vraagt Simon.
b Luna zegt: “Ik eet veel spaghetti.”
c Maurice zegt: “Ik ben gevallen.”
d Oom Joris vraagt aan mij: “Kom jij ook?”
e “Probeer dit draadje eens”, zegt Katrijn.





8 Lees de zinnen. Markeer wat gezegd wordt. Noteer de aanhalingstekens op de juiste plaats.
a Frances roept: Ik weet het antwoord!
b Wat een mooie schoenen! zegt Béa.
c Zino vraagt: Waar ga jij naartoe?
d Dat is de waarheid , zegt Yasmine.
e Annabel fluistert: Vertel het niet verder.
9 Lees de zinnen. Schrijf de zinnen over met aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste plaats.
a Nena zegt Ik heb geen zin in pasta.
b Wat voor weer wordt het? vraagt Ben.
c Mijn broer is stapelgek, zegt Lucca.
d We hebben gewonnen! juicht Amber.
e Frans vraagt Hoe gaat het?
10 Lees de zinnen. Schrijf de zinnen opnieuw. Voeg leestekens en hoofdletters toe waar nodig.
a lola zegt we spreken af om 8 uur
b dinsdag heb ik geen tijd zegt gert
c fred zegt dat hij er geen zin in heeft
d we vertrekken dadelijk zeggen de jongens
e teun roept hou op
f wat zeg je vraagt valerie
11 Lees de zinnen. Zet ze om naar zinnen met aanhalingstekens. Schrijf eerst een zin met de aanhalingstekens vooraan en daarna achteraan in de zin. Volg het voorbeeld.
Mama zegt dat ik naar school moet. --> “Je moet naar school”, zegt mama. --> Mama zegt: “Je moet naar school.”
a Pedro vraagt of hij een pen mag lenen.
b Stine roept dat ze er genoeg van heeft.
c Conner zegt dat hij geen idee heeft.
Panorama
3.1 Reis door de tijd
Herinner je je de video in het begin van het werkkatern nog? Kinderen toonden er hun tijdcapsule. Die maakten ze tien jaar eerder.
Ze waren erg benieuwd naar wat erin zat: – welke voorwerpen ze toen belangrijk vonden. – of hun eigen toekomstvoorspellingen waren uitgekomen.
Dat gaan wij ook doen. Je maakt een eigen tijdcapsule en binnen vier jaar, aan het einde van de middelbare school, doe je de capsule terug open.
Stap 1 Versier een kartonnen (schoen)doos. Gebruik stiften, stickers, verf, glitter, …
Schrijf je naam erop.
Schrijf ook de datum van vandaag én de datum waarop je afstudeert van de middelbare school.
Stap 2 Kies welke voorwerpen je wil bewaren. Zoek er minstens vier.
Enkele afspraken:
– Stop geen waardevolle spullen zoals juwelen in de doos.
– Stop niets in de doos dat kan bederven. Geen voedsel, dus.
Wat kan je er dan wel in stoppen?
– een voorwerp dat iets zegt over de belangrijke mensen in je leven bv. een foto van je beste vrienden, een gebruikt bioscoopkaartje, … – een voorwerp dat iets vertelt over je hobby
Speel je bijvoorbeeld elektrische gitaar? Stop er dan een plectrum in. Kook je graag? Stop dan je lievelingsrecept in de doos.
– Heb je inspiratie nodig? Kijk dan terug op p. 4-5.
Stap 3 Schrijf een brief aan jezelf binnen vier jaar. Herbekijk de verschillende stappen op p. 21-22.
1 Hoe ver in de toekomst?
binnen vier jaar, als je afstudeert van de middelbare school
2 Begroet jezelf.
Stel je voor… Je bent net klaar op de middelbare school.
Hoe wil je jezelf begroeten?
3 Hoe gaat het nu?
Vertel kort over je leven nu.
Verwijs daarbij ook naar de voorwerpen die je in de doos stopt. Vul de tabel aan.
a Wat voor voorwerpen zijn het?
b Waar/waarvoor/met wie gebruik je ze?
c Waarom zijn ze zo belangrijk voor je?
voorwerp Waar gebruik je het voorwerp?
Wat doe je ermee?
Met wie gebruik je het?
extra weetje over het voorwerp
Stap 4
4 Schrijf over een situatie of over je gevoelens.
Schrijf hoe het nu met je gaat op school. Hoe voel je je? Ben je ergens naartoe aan het werken? Zijn er dingen waar je naar uitkijkt? Maak je je ergens zorgen over?
5 Denk na over de toekomst.
Hoe hoop je dat de volgende vier jaar op de middelbare school zullen verlopen?
Wat hoop je dat hetzelfde blijft als nu?
Wat hoop je dat er nog verandert?
Wat wens je jezelf toe?
Maak ook enkele voorspellingen. Hoe ziet jouw leven er binnen vier jaar uit, denk je?
6 Schrijf een afsluiting.
Schrijf je naam en de datum van vandaag.
7 Maak eerst een kladversie.
Lees je brief goed na en pas aan waar nodig.
Stop alle voorwerpen en de brief in de doos en sluit ze goed af.
Beslis samen met je leerkracht wat er met de dozen van de klas gaat gebeuren. Worden ze op school bewaard tot jullie laatste schooldag?
Neemt iedereen zijn eigen doos mee naar huis? Spreek af.
Ik kan
het onderwerp, de hoofdgedachte en relevante informatie uit narratieve en informatieve teksten halen.
verschillende eigenschappen herkennen en linken aan een persoon. leestekens en hoofdletters toevoegen aan een zin. beroepen benoemen.
werkwoorden in de toekomende tijd herkennen en gebruiken. een brief aan mijn toekomstige ik schrijven. advies geven als iemand een probleem heeft. aanhalingstekens gebruiken aan het begin en einde van een zin.
Woordenlijst
bekijk: kijk naar beantwoord: geef het antwoord kruis aan: zet een kruisje in het vakje verbind: trek een lijntje
noteer: schrijf vul aan: schrijf wat ontbreekt voer uit: doe bedenk: verzin
markeer: kleur met je markeerstift bespreek: praat erover volg: doe zoals
vertel: zeg het aan de klas
beluister: luister naar
omcirkel: teken een cirkeltje rond zet om: verander herbekijk: bekijk nog een keer
Colofon
Auteur Anne-Marie Debloudts
Design & Lay-out die Keure
Eerste editie - ISBN 978 90 4865 123 8
Bestelnummer 90 850 0201 (module 4 van 8)
KB D/2025/0147/054 - NUR 117 - Thema YPCK21
Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge
RPR 0405 108 325 - © Copyright by die Keure, Brugge
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.