

Veilig op weg: je fiets



1 Benoem de verplichte fietsonderdelen en noteer het juiste cijfer.

Als het donker wordt of is, bij felle regen, mist of sneeuw:
2 Bespreek wat je ziet op de tekeningen: wanneer komt dit voor?
De lading van je fiets
3 Vul de zinnen aan zodat de afspraak klopt.
Je schooltas of een andere lading maak je vast op of maar nooit .
Je mag iemand meenemen op je fiets als je een ____________________ met hebt.
Tip:
De lading mag vooraan niet uitsteken voorbij het voorwiel.
De lading mag achteraan 50 cm uitsteken voorbij het achterwiel. De lading mag niet breder zijn dan 1 meter.
4 Zoek in het rooster 12 woorden die te maken hebben met verkeer. Vul de zinnen naast het rooster aan met de woorden die je vond. Twee woorden blijven over: leg ze uit in de tekstballonnen.
Wie jonger is dan 10 jaar mag op de stoep fietsen. Vanaf 10 jaar moet het op het fietspad of de . Je beschermt je als je _______________ Je dient om je te laten . Je en laten je in het donker maar ook als het slecht weer is. Goeie zijn belangrijk om op tijd te kunnen
wil zeggen dat wil zeggen dat
H O F F E L I J K R M N E R O T C E L F E R E F R S B A G X T M A T F I E T S H E L M L H L J E Z O M M A E E C S B O T V P K V N R I T A N E S K P J F T L K A D E E B S E L N O V N A H O R E N N A I E N E I Z I D L O A
Op weg in het verkeer: zo hoort het


Links afslaan


1 De fietser wil links afslaan. Duid op elke tekening aan hoe het hoort.
2 Waarop moet je zeker letten? Noteer.
Rechts afslaan
3 De fietser wil rechts afslaan. Duid op de tekening aan hoe het hoort.


4 Let op voor voetgangers. Wie heeft voorrang? Noteer.

Inhalen
5 De fietser wil de twee voorliggers inhalen. Duid aan bij elke optie: goed of fout .


Roep naar de fietsers: ‘Pas op!’. Kijk over je schouder naar achter.
Geef met je arm een signaal zodat de mensen achter je weten wat je van plan bent.
Geef een belsignaal.
Kijk of er een tegenligger nadert.
Rijd vlot voorbij de fietsers. Blijf naast de mensen rijden voor een korte babbel.

6 Inhalen? Wat doe je altijd eerst? Noteer.
Een hindernis voorbijrijden
7 De fietser wil de hindernis voorbijrijden. Zet de stappen in de juiste volgorde van 1 tot 5.
Fiets de hindernis voorbij.
Strek je arm naar links en wijk uit.
Wacht als er een tegenligger nadert. Die heeft voorrang.
Neem je plaats opnieuw in.
Kijk naar het verkeer voor je, kijk ook opzij en achterom. Zoek oogcontact.


8 Waarom is het oogcontact met de achterliggers belangrijk? Noteer.













Klaar
1
iets over de woorden in de groene vakken. In je uitleg moet je het woord of de woorden in het rode vak gebruiken.
voor voetgangers haaientanden regelt het verkeer
goed aansluiten per twee
dode hoek afstand houden oogcontact maken zebrapad


stopstreep de agent
oversteken volle witte streep gaat voor op borden en lichten 9 Fietser
Deze borden helpen mij
Let op: een overweg met slagbomen.
Let op: een overweg zonder slagbomen.
Vanaf hier rij je op een voorrangsweg.
Hier eindigt de voorrangsweg.
Hier maakt de voorrangsweg een bocht.
Hier is een opstelvak voor fietsers.

ZONE 30
De onderborden verduidelijken de situatie voor de fietsers.
Hier begint een zone waar de maximumsnelheid 30 km per uur is.
Brugge
Hier begint een fietsstraat.
Hier begint de bebouwde kom.
Hier is een doodlopende weg, behalve voor fietsers en voetgangers.
De pijl wijst de aanbevolen fietsroute naar een bepaalde plek aan.
= matig = goed = heel goed

















































Ik kan rechts op de rijbaan fietsen.
Ik kan kruisen met een tegenligger.
Ik kan ritsen.
Ik kan een hindernis voorbijrijden.
Ik kan iemand inhalen zoals het hoort.
Ik kan afstand houden van andere fietsers.

Ik kan een rotonde oprijden zoals het hoort.
Ik kan rechts afslaan op een kruispunt.
Ik kan links afslaan op een kruispunt.
Ik kan oversteken aan een fietsoversteekplaats.
Ik kan rekening houden met de voorrangsregels aan een kruispunt.
Ik kan rekening houden met de dode hoek van een vracht- of bestelwagen.
Ik kan compact rijden als ik in een groep fiets.
Ik kan communiceren als ik in een groep fiets.
Ik weet waar ik in het verkeer moet fietsen. Ik weet hoe ik als fietser moet oversteken. Ik kan op een kruispunt fietsen zoals het hoort.


Dit kan ik al met mijn fiets:
- Ik kan rechts op de rijbaan fietsen.
- Ik kan kruisen en inhalen zoals het hoort.
- Ik kan een hindernis voorbijrijden.
- Ik kan links en rechts afslaan.
- Ik kan oversteken op een fietsoversteekplaats.
- Ik kan in groep fietsen zoals het hoort.
Ik kan de voorrangsregels uitleggen.
Ik kan als fietser rekening houden met de dode hoek.
Ik ken de meest voorkomende verkeersborden die ik als fietser moet opvolgen.
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen. Deze uitgave is dan ook gedrukt op papier dat het FSC®-label draagt. Dat is het keurmerk van de Forest Stewardship Council
in samenwerking met