Handleiding
Inleiding
Kinderen grondig voorbereiden op hun (dagelijkse) deelname aan het verkeer is enorm belangrijk. Het verkeer is immers niet aangepast aan kinderen. Tussen de vele auto’s, vrachtwagens en bussen vallen kinderen nauwelijks op. Het is daarom uitermate belangrijk dat kinderen zelf leren hoe ze gevaarlijke situaties kunnen herkennen en vermijden. Vandaar dat verkeersopvoeding een belangrijk onderdeel van de basisschool vormt.
Fluo wil de leerlingen op een zo efficiënt mogelijke manier de kennis en inzichten rond verkeer laten verwerven waardoor er maximale oefentijd vrijkomt om de kennis en inzichten toe te passen. Veilig deelnemen aan het verkeer leer je immers het beste door praktijkervaring op te doen.
Fluo focust op actieve verkeerslessen op maat van je omgeving. Regelmatig ga je aan de slag met foto’s en observaties uit de eigen schoolomgeving of bespreek je de vergelijking tussen illustraties in de methode en de eigen ervaringen en verkeersomgeving.
Fluo maakt in de methode gebruik van een uitgebreid aanbod visueel materiaal. Alle foto’s en video’s zijn gemaakt in de Vlaamse verkeerssituatie.
De verkeersvaardigheid tussen kinderen verschilt grondig naarmate zij al of niet (dagelijks) actief deelnemen aan het verkeer. Daarom is Kai er met adaptieve individuele leerpaden, zodat elke leerling vanuit zijn of haar eigen achtergrond op maat begeleid wordt om de doelen te bereiken.
Fluo deelt een leerjaar op in verschillende thema’s: schoolomgeving, passagier, voetganger, fietser en mobiliteit.
Voor elk thema verloopt de opbouw op dezelfde manier:
- Je start met een digitale opwarmreeks. In dit adaptieve traject wordt de voorkennis van de leerlingen opgefrist en maken ze via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
- Voor wie niet digitaal aan de slag kan, voorziet Fluo een alternatieve opwarmactiviteit. Die vind je als Fluomoment kort omschreven in de handleiding. Deze lesfiche en de eventuele bijhorende materialen vind je terug op Kabas.
- Vervolgens krijg je een lessenreeks van één of meerdere lessen waarin de centrale doelen van het thema aangeleerd worden.
- Na de lessen maken je leerlingen de digitale oefenreeks. Hierin tonen ze aan dat ze de doelen van het thema beheersen. Ze krijgen hiervoor opnieuw een adaptief oefeningenaanbod. Nadat de leerlingen voor alle doelen van het thema voor hun leerjaar aangetoond hebben dat ze die verworven hebben, zijn ze klaar voor de praktijklessen.
- Deze oefenreeks geldt als evaluatiemoment. Voor wie liever een klassieke papieren toets afneemt, is deze beschikbaar op Kabas.
- In de praktijklessen krijgen de leerlingen eerst uitgebreid de kans om de vaardigheden te verwerven op een parcours. Elke les bevat meerdere opstellingen, waaruit je als leerkracht een keuze kan maken of waarmee je een combinatie kan opstellen.
- Bij thema’s waar geen vaardigheden ingeoefend worden zoals schoolomgeving, vind je een Fluo-actie omschreven in de handleiding. Deze lesfiche en de eventuele bijhorende materialen vind je terug op Kabas.
Fluo volgt de leerlijn van het VSV in de leerlingenmaterialen en maakt voor de praktijklessen gebruik van de activiteiten die het VSV aanbiedt in hun brochures voor de voetgangers- en fietsbrevetten.
We verwijzen hierbij graag naar twee belangrijke sites waarop je meer informatie terugvindt: www.verkeersouders.be, www.verkeeropschool.be/brevetten/
3 Fluo 3: handleiding
Jaaroverzicht
Schoolomgeving
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 In de omgeving van onze school 50 minuten
Les 2 Zo word ik geholpen 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Leerwandeling 100 minuten
Passagier
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Op stap met de trein 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Voetganger
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Als voetganger op stap 50 minuten
Les 2 Ik steek over als het kan en mag 50 minuten
Les 3 Borden helpen mij 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 4 Oversteken op een veilige plaats 100 minuten
Les 5 Oversteken in het verkeer 100 minuten
4 Fluo 3: handleiding
Fietser
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Les 1 Mijn fiets en ik 50 minuten
Les 2 Borden helpen mij 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Omkijken over de linkerschouder 100 minuten
Les 4 Slalommen op korte afstand 100 minuten
Les 5 Arm strekken 100 minuten
5 Fluo 3: handleiding
Schoolomgeving
Themaoverzicht Schoolomgeving
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Fluo-moment in de klas 25 minuten
Les 1 In de omgeving van onze school 50 minuten
Les 2 Zo word ik geholpen 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Leerwandeling 100 minuten
9 Fluo 3: handleiding
Overzicht opties Fluo-moment
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
25’ De leerlingen maken met Kai kennis met de inhoud van dit thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
1
Opwarmreeks
2
Rondom de school
25’ De leerlingen vergelijken diverse beelden van schoolomgevingen onderling en maken de vergelijking met de voorzieningen die in de eigen schoolbuurt aanwezig zijn.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
1
2
10 Fluo 3: handleiding
Opwarmreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen maken in het adaptieve leerpad kennis met de inhoud van het thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
Enerzijds bestaat de opwarmreeks uit een combinatie van doelen die in de vorige leerjaren al aangereikt werden. Zo frissen de leerlingen die kennis weer even op vooraleer ze erop voortbouwen. Anderzijds biedt de opwarmreeks ook verkennende oefeningen en/of video’s aan die bij de nieuwe doelen in dit thema aansluiten. Zo wordt de voorkennis goed gepeild en worden de leerlingen uitgedaagd voor de lessen die volgen.
Het doel van de opwarmreeks is dus tweeledig: de voorkennis van de leerlingen in kaart brengen, zodat je dit als leerkracht van bij de start van je lessen kan meenemen, en ook de leerlingen motiveren voor het thema.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de opwarmreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de opwarmreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de opwarmreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
De leerlingen krijgen een aanbod op maat van 20 minuten. Doen ze er minder lang over om alle doelen te doorlopen, dan zal de reeks vroeger beëindigd worden. In het andere geval verschijnt voor elke leerling na 20 minuten de melding dat ze de opwarmreeks afgerond hebben en klaar zijn voor de les.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de opwarmreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren. Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
Zet de opwarmreeks Rondom de school en Passagier samen open. Beide thema’s zijn opgenomen in werkboekje algemeen en worden na elkaar gegeven. Deze reeksen bevatten een heel beperkte set doelen en vormen dus zeker een haalbare opstart.
11 Fluo 3: handleiding
Les 1 In de omgeving van onze school
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen aangeven wat je plaats is in het verkeer naargelang hoe je aan het verkeer deelneemt.
2. De kinderen kennen de basiswoordenschat om verkeerssituaties te benoemen.
3. De kinderen kunnen gevaarlijke verkeerssituaties in de eigen omgeving inschatten.
4. De kinderen kennen de afspraken om zich in het verkeer als voetganger en passagier te gedragen zoals het hoort.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 2 - 4 - poster 1: alles heeft een naam - video 1: aan de schoolpoort 1 - video 2: aan de schoolpoort 2 - video 3: aan de schoolpoort 3 - video 4: aan de schoolpoort 4
Vooraf
In deze eerste les brengen we de situatie rond de school in kaart. Dit is enorm divers naargelang de omgeving waar je school gelegen is. Pas deze les daarom aan zodat die tenvolle aansluit bij jullie realiteit.
In een ideale situatie vervang je de video’s van de instap door een opname van een ochtend aan jullie eigen schoolpoort.
12 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
Start de les met het bekijken van een aantal video’s. Die geven de sfeer, drukte en gevaren aan een aantal schoolpoorten weer.
Open video 1 tot en met 4 en laat de leerlingen observeren. Ze nemen de richtvragen in hun werkboek algemeen op pagina 2 erbij.
Bespreek met de leerlingen wat ze zagen en overloop de vraagjes in het werkboek.
Maak ook de vergelijking met de eigen situatie:
- Waar loop je als voetganger gevaar in onze schoolomgeving?
- Welke voorzieningen zijn er voor voetgangers en fietsers?
- Staat er een gemachtigd opzichter aan onze schoolpoort?
- Is er een kiss-en-ridezone of parking vlakbij de school?
Bespreek vervolgens ook al kort hoe de leerlingen zich voelen op weg naar school. Start met de eerste vraag van opdracht 2 om in kaart te brengen hoe de leerlingen naar school komen. Afhankelijk van die eerste vraag, vullen ze de rest van opdracht 2 aan. Respecteer de verschillende meningen en zorg dat de leerlingen ook respect hebben voor elkaars gevoel. (Het is perfect oké om wat bang te zijn of je niet op je gemak te voelen als kind in het drukke verkeer van de ochtendspits.)
2 Kern
Bespreek met de leerlingen de illustraties in het werkboek algemeen op pagina 3. Ze brengen een aantal situaties in kaart die je vaak in de schoolomgeving terugvindt. Overloop de naam van elke illustratie en laat de leerlingen aankruisen wat er in de buurt van jullie school is. Bespreek ook voor wie de voorziening bedoeld is (voetgangers, fietsers, de voertuigen in de straten rondom de school ...). Hang eventueel poster 1 op als extra hulpmiddel.
Laat de leerlingen de situaties bij opdracht 5 in duo’s bekijken en de afspraken formuleren. De illustraties herhalen een aantal basisregels in het verkeer als voetganger of passagier. Laat de leerlingen voor zichzelf nadenken in welke mate ze zich aan deze basisregels houden.
3 Slot
Laat de leerlingen tot slot opdracht 3 individueel maken. Ze verwoorden of tekenen wat zij het grootste gevaar in de schoolomgeving vinden.
13 Fluo 3: handleiding
Les 2 Zo word ik geholpen
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen de betekenis van veelvoorkomende wegmarkeringen verwoorden.
2. De kinderen kunnen de betekenis van de aanwijzingen van een agent verwoorden.
3. De kinderen begrijpen de aanwijzingen van een gemachtigd opzichter.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 6 - 7, 10 - poster 2: de agent helpt me
- powerpoint 1: wegmarkeringen - powerpoint 2: de agent helpt me
14 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
Bekijk klassikaal powerpoint 1. Die toont je diverse wegmarkeringen in het verkeer. Kunnen de leerlingen benoemen van welke situatie de foto een onderdeel vormt?
- zebrapad - haaientanden
- fietsopstelvak - voorsorteervak
- fietspad - kiss-en-ridezone
- volle witte lijn in het midden van de baan - bushalte
- stopstreep
2 Kern
Neem het werkboek algemeen op pagina 6. Hier zien de leerlingen ook bepaalde wegmarkeringen aangeduid. Bespreek de betekenis en laat hen verbinden.
Vertel vervolgens: Niet enkel wegmarkeringen helpen ons om ons veilig te gedragen in het verkeer. Hoe worden we nog geholpen?
Laat de leerlingen kort brainstormen. (verkeersborden en -lichten, door bevoegde personen zoals de agent of gemachtigd opzichter)
Overloop de illustraties in het werkboek op pagina 7 en laat de leerlingen vertellen.
- De agent regelt het verkeer op een druk kruispunt of wanneer er een ongeluk is gebeurd.
- De gemachtigd opzichter helpt oversteken aan de schoolpoort.
- Verkeersborden tonen ons wat er in de buurt is en welke regels we moeten volgen. Soms zijn er wegmarkeringen die erbij horen (een zebrapad, stopstreep, haaientanden …).
- Kom je een gevaarlijke situatie tegen zoals werken, dan worden er tijdelijk extra verkeersborden gezet die je helpen.
- Gebeurt er een ongeluk, dan komt een agent het verkeer regelen. De gevaarlijke situatie wordt afgezet zodat je er veilig om heen kan/moet.
Open powerpoint 2. Vertel dat agenten verschillende taken hebben in het verkeer. Eén ervan is het verkeer regelen wanneer het heel druk is of op plaatsen waar er een ongeluk is gebeurd. Overloop de verschillende houdingen van de agent en laat de leerlingen benoemen wat ze betekenen.
Hang poster 2 op.
Laat de leerlingen in hun werkboek op pagina 10 opdracht 1 bij het onderdeel over de agent invullen.
3 Slot
Bespreek tot slot de illustraties bovenaan het werkboek algemeen op pagina 10. In het verkeer is oogcontact één van de belangrijkste zaken om gevaren te vermijden. Bespreek wie op beide illustraties wel of niet zichtbaar is.
- Illustratie 1: De voetganger staat tussen de geparkeerde auto’s. Hij is niet zichtbaar voor de bestuurder van de rode auto. Dat is gevaarlijk en moet je vermijden. Probeer altijd over te steken op een plaats waar geen voertuigen staan die het zicht hinderen.
- Illustratie 2: De fietser staat te dicht achter de groene vrachtwagen. De chauffeur kan de fietser niet zien, de fietser heeft zelf geen zicht op wat er op het kruispunt gebeurt. Dit is een gevaarlijke situatie. Vermijd de dode hoek van voertuigen door er een drietal meter van te blijven.
15 Fluo 3: handleiding
Overzicht opties Fluo-actie
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
1
Oefenreeks
50' De leerlingen tonen met Kai dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze oefenen op hun niveau tot ze minstens 75% scoren op elk doel. 2
100' Houd met de leerlingen een observatiemoment in de schoolomgeving en breng de situatie en mogelijke gevaren in kaart.
Leerwandeling 2
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
1
16 Fluo 3: handleiding
Oefenreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.
De leerlingen kunnen kiezen of ze zelf een doel aanklikken en zo alle doelen afwerken, of ze kiezen voor de blauwe knop ‘ga verder’ links in het scherm. Dan stelt het programma zelf een volgorde van doelen samen die best geschikt lijkt voor de leerling.
Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.
Wanneer de leerlingen alle doelen voldoende beheersen, veroveren zij een eerste badge. Jij krijgt als leerkracht in jouw resultatenscherm dan te zien dat die leerlingen klaar zijn voor de doe-lessen in de verkeersomgeving.
Expert worden is niet nodig om veilig de rijbaan op te kunnen. Het biedt wel extra inoefenkansen voor de leerlingen om verder te herhalen en de simulaties opnieuw te spelen. Wie expert is in alle doelen van een thema, verdient nog een extra badge.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de oefenreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de oefenreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de oefenreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.
Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
17 Fluo 3: handleiding
Les 3 Leerwandeling
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen veilige en onveilige situaties in de eigen schoolomgeving herkennen.
2. De kinderen kunnen zich als voetganger in het verkeer correct gedragen.
3. De kinderen kunnen verkeerssituaties in de eigen omgeving correct benoemen.
Lesmateriaal
- werkboek algemeen p. 5 - kopieerblad 1: observatiefiche
18 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
Plan een leeruitstap in de straat van de school. Voorzie voor elke leerling een exemplaar van kopieerblad 1 Kopieer indien nodig pagina 5 uit het werkboek algemeen indien je denkt dat het werkboekje meenemen op straat niet vlot zal lopen.
Voorzie een paar rustige plaatsen om het verkeer rond de school te observeren.
2 Kern
Observeer met de leerlingen de omgeving van de school. Laat hen enerzijds in kaart brengen wat er in de schoolomgeving te zien is. Hiervoor gebruiken ze kopieerblad 1. Ze kruisen aan wat ze tegenkomen op jullie wandeling. In de hokjes onderaan is plaats om vier verkeersborden te tekenen vanop jullie route.
Daarnaast brengen ze ook het verkeer en de situatie voor voetgangers / fietsers in kaart. Je kunt hiervoor de klasgroep in drie splitsen: een groep focust op de verkeersdrukte, een tweede groep observeert de toestand van de stoep en een derde groep observeert de fietspaden.
3 Slot
Breng de informatie van de verschillende observaties samen in de klas. Vergelijk de observaties op kopieerblad 1 met wat de leerlingen eerder op pagina 3 in het werkboek algemeen aankruisten.
Wanneer de leerlingen vaststellen dat de situatie van de stoep en fietspaden allesbehalve veilig is, kun je hen ook mobiliseren om dit aan te kaarten bij de gemeente. Laat hen een brief opstellen waarin ze hun observaties verwoorden en vragen om hier iets aan te doen.
19 Fluo 3: handleiding
Fietser
Themaoverzicht Fietser
Opwarmreeks met Kai 25 minuten
Fluo-moment in de klas 25 minuten
Les 1 Mijn fiets en ik 50 minuten
Les 2 Borden helpen mij 50 minuten
Oefenreeks met Kai 50 minuten
Les 3 Omkijken over de linkerschouder 100 minuten
Les 4 Slalommen op korte afstand 100 minuten
Les 5 Arm strekken 100 minuten
53 Fluo 3: handleiding
Overzicht opties Fluo-moment
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
25' De leerlingen maken met Kai kennis met de inhoud van dit thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
25' De leerlingen verkennen het thema fietser in enkele video’s en vergelijken met hun eigen fietservaringen.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
1
Opwarmreeks 1
2
in beeld 2
Fietsers
54 Fluo 3: handleiding
Opwarmreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen maken in het adaptieve leerpad kennis met de inhoud van het thema. Ze herhalen wat ze al weten en maken via verkennende oefeningen of video’s kennis met de nieuwe leerstof.
Enerzijds bestaat de opwarmreeks uit een combinatie van doelen die in de vorige leerjaren al aangereikt werden. Zo frissen de leerlingen die kennis weer even op vooraleer ze erop voortbouwen. Anderzijds biedt de opwarmreeks ook verkennende oefeningen en/of video’s aan die bij de nieuwe doelen in dit thema aansluiten. Zo wordt de voorkennis goed gepeild en worden de leerlingen uitgedaagd voor de lessen die volgen.
Het doel van de opwarmreeks is dus tweeledig: de voorkennis van de leerlingen in kaart brengen, zodat je dit als leerkracht van bij de start van je lessen kan meenemen, en ook de leerlingen motiveren voor het thema.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de opwarmreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de opwarmreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de opwarmreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
De leerlingen krijgen een aanbod op maat van 20 minuten. Doen ze er minder lang over om alle doelen te doorlopen, dan zal de reeks vroeger beëindigd worden. In het andere geval verschijnt voor elke leerling na 20 minuten de melding dat ze de opwarmreeks afgerond hebben en klaar zijn voor de les.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de opwarmreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren. Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
55 Fluo 3: handleiding
Les 1 Mijn fiets en ik
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen de voornaamste delen van een fiets benoemen.
2. De kinderen kunnen aangeven wanneer je als fietser wel of niet op de stoep mag rijden.
3. De kinderen kunnen de betekenis verwoorden van veelvoorkomende wegmarkeringen voor fietsers.
4. De kinderen kunnen verwoorden hoe ze als fietser oversteken aan een zebrapad of een fietsoversteekplaats.
Lesmateriaal
-
werkboek fietser p. 2 – 5 - poster 7: mijn fiets en ik - poster 8: mijn plaats op de weg als fietser - poster 9: ik steek over als fietser - kopieerblad 2: de delen van de fiets - powerpoint 8: de delen van de fiets - kleefband of etiketten per groepje
Vooraf
Afhankelijk van de voorkennis van je leerlingen (zie instap): Zorg dat een aantal leerlingen hun fiets meebrengen naar school. In de ideale situatie heb je één fiets per twee of drie leerlingen. Maak per aanwezige fiets één kopie van kopieerblad 2 en knip de woordkaarten al los. Voorzie kleefband of etiketten voor elk groepje.
56 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
Laat het begin van deze les afhangen van de voorkennis van je leerlingen: in de eerste graad werd al aandacht besteed aan de onderdelen van de fiets. Merk je dat dit voor je leerlingen gekende materie is, ga dan vlot over naar de kern van de les. Indien nog moeilijk voor je leerlingen, voer dan dezelfde instap uit als in leerjaar 2.
Ga met de leerlingen naar de speelplaats. Verdeel de leerlingen volgens het aantal fietsen. Geef elk groepje een set woordkaarten en een rol kleefband of set etiketten waarmee ze de woordkaarten kunnen vastkleven op de fiets.
Afhankelijk van het talige niveau van je klasgroep werk je deze opdracht geleid af of zet je de groepjes zelfstandig aan het werk.
Bij talig zwakkere leerlingen lees je samen alle woordkaarten zodat de namen van de fietsonderdelen eerst opgefrist worden. Vervolgens hangen de leerlingen de naam op de juiste plaats op de fiets.
Leerlingen die de woordenschat al vlot beheersen, zet je als groepje zelfstandig aan het werk. Ze lezen de kaartjes en kleven die op het juiste onderdeel van de fiets. Ga nadien de groepjes af en controleer hoeveel woordkaarten op de juiste plaats kleven.
2 Kern
2.1 Oversteken op het zebrapad
Neem powerpoint 8 en toon de slides. Laat de leerlingen raden van welk fietsonderdeel de foto een close-up is.
Laat de leerlingen hun werkboek fietser nemen op pagina 2. Opdracht 1 tot en met 6 is herhaling van het vorige jaar. Zet de leerlingen zelfstandig aan het werk. Hang eventueel poster 7 en 9 op als extra hulpmiddel.
2.2 Mijn plaats op de weg
Bespreek:
Als fietser kom je veel verschillende strepen en vakken tegen op de weg. Het is belangrijk om de betekenis te weten, zodat je goed weet waar je voorrang hebt en waar niet.
Hang poster 8 op. Neem het werkboek fietser op pagina 4. Bespreek met de leerlingen de vier illustraties en ga na of ze de juiste naam weten. Verbind. Bespreek daarna opdracht 2 klassikaal.
- Op een fietsoversteekplaats kunnen fietsers oversteken. Ze hebben echter geen voorrang op het aankomend verkeer. Het is dus belangrijk dat je als fietser heel goed uitkijkt vooraleer je start met oversteken. Ben je al bezig met oversteken en komt een voertuig dan pas in de buurt, dan moet het voertuig jou verder laten oversteken.
- Aan een zebrapad hebben voetgangers wel voorrang om over te steken. Het blijft echter altijd belangrijk om eerst goed te kijken of er verkeer nadert en pas over te steken als er geen verkeer is of als de voertuigen gestopt zijn voor jou. Maak in dat geval altijd oogcontact met de chauffeur zodat je zeker bent dat hij/zij jou gezien heeft.
Wil je als fietser oversteken op het zebrapad, dan doe je dat best te voet. Zo heb je dezelfde voorrang als een voetganger. Fiets je op het zebrapad, dan heb je geen voorrang. Dat is niet veilig en dat vermijd je als fietser.
57 Fluo 3: handleiding
- Een fietspad is een afgescheiden stuk van de weg speciaal voorzien voor fietsers. Een fietssuggestiestrook is een deel van de rijbaan bedoeld voor fietsers. Hier kom je dus dichter in de buurt van voertuigen. Het kan ook vaker gebeuren dat voertuigen op de strook rijden (bv. in smalle straten). Een fietssuggestiestrook vraagt dus extra aandacht van de fietser.
Bekijk de illustraties bij opdracht 3. Net zoals een voetganger altijd oplet dat hij/zij op de juiste plaats stapt, moet je dat als fietser ook doen. Laat de leerlingen eerst zelfstandig nadenken en overloop klassikaal:
- Het meisje kan kiezen uit de stoep of het fietspad.
- De man moet op het fietspad.
- De jongen moet op de fietssuggestiestrook. Er is geen stoep op deze weg.
- Het meisje fietst rechts in de rijrichting tegen de rand van de rijbaan. Er is geen fietspad of fietssuggestiestrook op deze weg.
3 Slot
Bespreek met de leerlingen enkele variaties op de verplichte fietsonderdelen:
- Tegenwoordig hebben fietsen vaak geen reflectoren meer in de wielen. Wil dat zeggen dat die niet meer belangrijk zijn? Weten de leerlingen wat er in de plaats gekomen is? (Nee, dit blijft belangrijk. Fietsen hebben meer en meer een reflecterende strook op de velgen van de twee wielen.)
- Tegenwoordig hebben fietsen niet altijd meer een reflector en een achterlicht. Vaak zit dat samen verwerkt in één. Laat de leerlingen dit nagaan voor hun eigen fiets.
Het is zinvol om een fietscontrole op school uit te voeren.
Het VSV heeft hiervoor een Actiepakket ontwikkeld voor scholen. Dit is kant-en-klaar materiaal om een fietscontrole te organiseren en om de wettelijk verplichte uitrusting van een fiets bij te brengen. Je kunt deze controle ook uitvoeren als voorbereiding op een klasuitstap met de fiets.
58 Fluo 3: handleiding
Les 2 Borden helpen mij
Lesdoelen
1. De kinderen kennen de verschillende soorten verkeersborden en kunnen hun betekenis verwoorden. 2. De kinderen kunnen de betekenis van veelvoorkomende verkeersborden voor fietsers verwoorden.
Lesmateriaal
- werkboek fietser p. 6 – 8 - poster 10: deze borden helpen mij
Vooraf
Heb je het thema voetganger nog niet gegeven, start deze les dan met de beginactiviteit van les 3 bij voetganger. Zo fris je de soorten verkeersborden op en zal deze les vlotter verlopen.
59 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
Fris de kennis van de soorten verkeersborden op: Wat zijn verbodsborden? (Borden die zeggen wat je niet mag doen. Het is verboden.)
Wat zijn gebodsborden? (Borden die aangeven wat je moet doen. Het is verplicht.)
Wat zijn voorrangsborden? (Borden die zeggen wie voorrang heeft op het kruispunt.)
Laat de leerlingen ook voorbeelden geven van elke soort.
2 Kern
2.1 Wat zeggen de borden?
Laat de leerlingen hun werkboek fietser nemen op pagina 6. Bekijk de vier tekeningen en bespreek: Welk bord zie je? Wat wil dit bord zeggen? Wat moet de fietser hier doen?
- Het bord geeft aan dat de fietser daar moet fietsen. De fietser doet het goed en mag gewoon verder rijden.
- Het bord geeft aan dat de fietser deze straat niet in mag in deze richting. De fietser moet een andere weg nemen.
- Het bord geeft aan dat de fietser deze straat niet in mag, in geen enkele richting. Enkel voetgangers mogen deze straat in.
- Het bord geeft aan dat deze weg specifiek voor fietsers verboden is. De fietser moet dus een andere weg nemen.
Laat de leerlingen bij opdracht 2 de borden verbinden met de juiste betekenis.
Hang poster 10 op. Bespreek met de leerlingen de vier verkeersborden van de onderste rij. Die zijn nieuw in het derde leerjaar.
Bespreek bord 1. Dit kwam ook al kort bij de voetganger aan bod. Zijn er rotondes in onze buurt? Wie weet waar het bord staat aan een rotonde? (Het bord staat altijd op de rotonde, zodat de bestuurders dit goed zien.)
Moet je als fietser ook de richting van de pijlen volgen of mag je kiezen? (Alle bestuurders moeten de richting van de pijlen volgen.)
Bespreek bord 2. Dit bord duidt aan dat je de richting van de pijl moet volgen. Bespreek of de leerlingen dit bord al in jullie buurt zagen. Geef voorbeelden van straten die je kent, misschien woont één van de leerlingen er wel vlakbij.
Bespreek bord 3 en 4.
Deze borden zijn voorrangsborden. Ze geven aan wie het eerst mag op het kruispunt. Beide borden gaan ook samen met een wegmarkering:
Het stopbord gaat samen met een stopstreep.
Het bord en de streep geven aan dat je sowieso moet stoppen. Dan pas kijk je of er verkeer uit de andere richtingen komt. Die hebben voorrang. Komt er niemand, dan mag jij het kruispunt oprijden.
60 Fluo 3: handleiding
De omgekeerde driehoek gaat samen met kleine driehoekjes op de weg. We noemen die haaientanden. Ze geven aan dat de bestuurders uit de andere richting voorrang hebben. Indien nodig stop je voor hen. Komt er niemand, dan hoef je niet te stoppen en kun je het kruispunt oprijden.
Bespreek ook van deze borden situaties in je schoolomgeving. Benadruk dat de haaientanden en de omgekeerde driehoek wel eens genegeerd worden door fietsers (zeker aan rotondes). Beklemtoon dat zij geen voorrang hebben en dus moeten stoppen voor voertuigen.
Neem vervolgens het werkboek fietser op pagina 7 en laat de leerlingen de opdrachten invullen.
2.2 Wie mag voor?
Bespreek vervolgens dat niet voor elke voorrangssituatie een verkeersbord bestaat. Soms zijn er afspraken die moeten gevolgd worden.
Laat de leerlingen hun werkboek fietser nemen op pagina 8. Overloop de drie illustraties bij opdracht 1.
- Je rijdt als fietser op de stoep. Wat doe je: Moet jij opletten voor de voetgangers of moeten zij opletten voor jou? (Jij moet opletten voor hen. Je zorgt dat je fietsers niet hindert en je rijdt voorzichtig als je voetgangers tegenkomt.)
- Een voetganger op een zebrapad heeft voorrang. Wanneer jij een zebrapad nadert waar een voetganger aan het oversteken is, stop je en wacht je tot de voetganger overgestoken is.
- Je volgt altijd de verkeersborden. Soms vertellen die je waar je moet fietsen, zoals op een gedeelde stoep. In dit geval deel je hetzelfde stuk stoep met de voetgangers. Jullie dienen beide op te letten voor elkaar. Rij voorzichtig.
Laat de leerlingen de juiste antwoorden aankruisen bij elke illustratie.
Bespreek nadien de illustraties onderaan de pagina kort:
- Mag je als fietser over het zebrapad fietsen? (Ja, in principe mag dat maar als je dat doet heb je geen voorrang. Het is daarom veiliger om af te stappen en over te steken met de fiets aan de hand.)
- Wanneer je wil oversteken in een straat, strek je je arm uit en kijk je goed of er achterliggend verkeer is. Komt er niemand, dan rijd je over.
- Je mag de straat niet dwarsen als fietser wanneer er een volle witte middenlijn staat. Hier mag het enkel te voet. Je moet dus stoppen aan de zijkant van de rijbaan en te voet oversteken.
3 Slot
Speel tot slot een korte ‘wie is het?’ om de verkeersborden nog wat verder in te oefenen. De leerlingen kunnen op de poster 10 kijken of nemen pagina 10 in hun werkboek fietser.
Start een omschrijving van een bord. Hou een pauze na elke zin zodat de leerlingen kunnen nadenken over welk bord dit gaat. Zodra een leerling denkt te weten over welk bord je het hebt, gaat hij/zij rechtstaan. Elke leerling heeft slechts één kans om te antwoorden. Laat de leerling telkens ook de betekenis in eigen woorden benoemen.
Ik ben een rood verkeersbord.
Ik ben een verbodsbord.
Ik heb een witte streep op mijn rode bord.
Er staat een pijl op mijn bord.
Ik ben een blauw bord.
De pijl vertelt naar waar ik moet afslaan.
61 Fluo 3: handleiding
Er staat een fietser op mijn bord.
Het bord vertelt me iets dat ik moet doen.
Het bord vertelt ook iets aan de voetgangers.
Zo kennen we elk ons deel van de weg.
Ik ben een voorrangsbord.
Ik ben het enige verkeersbord met deze vorm.
Dit is de laatste les van het thema fietser vooraleer je naar de parcourslessen overgaat. Zet op Kabas de oefenreeks Fietser open voor je leerlingen indien je dit nog niet deed. Wanneer alle leerlingen 75 % bereikt hebben op de doelen, weet je dat ze klaar zijn om aan de parcourslessen op een veilige manier deel te nemen.
Bekijk de scores in je leerkrachtenoverzicht. De leerlingen die veel moeite hadden met bepaalde doelen of die de 75% nog niet bereikten, voorzie je tijdens de parcourslessen van extra begeleiding.
62 Fluo 3: handleiding
Overzicht opties Fluo-actie
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.
50' De leerlingen tonen met Kai dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze oefenen op hun niveau tot ze minstens 75% scoren op elk doel.
Oefenreeks
100' De leerlingen oefenen om vlot over hun linkerschouder te kijken al fietsend. Ze doen dit zonder te slingeren of af te wijken van hun rechte lijn.
Omkijken
100' De leerlingen oefenen het gecontroleerd slalommen tussen hindernissen.
100' De leerlingen oefenen de vaardigheid om hun arm te kunnen strekken zonder af te wijken van de rechte lijn.
Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.
1
1
2
over de linkerschouder 2
3 Slalommen op korte afstand 3
4 Arm strekken 4
64 Fluo 3: handleiding
Oefenreeks met Kai
Doel en opbouw
De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.
De leerlingen kunnen kiezen of ze zelf een doel aanklikken en zo alle doelen afwerken, of ze kiezen voor de blauwe knop ‘ga verder’ links in het scherm. Dan stelt het programma zelf een volgorde van doelen samen die best geschikt lijkt voor de leerling.
Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.
Wanneer de leerlingen alle doelen voldoende beheersen, veroveren zij een eerste badge. Jij krijgt als leerkracht in jouw resultatenscherm dan te zien dat die leerlingen klaar zijn voor de doe-lessen in de verkeersomgeving.
Expert worden is niet nodig om veilig de rijbaan op te kunnen. Het biedt wel extra inoefenkansen voor de leerlingen om verder te herhalen en de simulaties opnieuw te spelen. Wie expert is in alle doelen van een thema, verdient nog een extra badge.
Praktisch
Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:
- Ga naar Kabas.
- Open de inhoudstafel en klik de oefenreeks aan.
- Ga naar het tabblad ‘leren’.
- Vink de oefenreeks aan.
- Klaar! Je leerlingen krijgen de oefenreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.
Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.
Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.
65 Fluo 3: handleiding
Les 3 Omkijken over de linkerschouder
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen zich binnen een afgebakende ruimte met de fiets bewegen zoals de opdracht voorschrijft.
2. De kinderen kunnen als fietser vlot over hun linkerschouder kijken zonder te slingeren of af te wijken van hun rechte lijn.
Lesmateriaal
- fluitje - fiets per leerling - parcours handje kantje:
• stoepkrijt
• 20 afgeplatte kegels
Vooraf
Laat de leerlingen hun fiets meebrengen naar school.
Naargelang de mogelijkheden qua lesuren, kun je les 3, les 4 en les 5 ook combineren tot een uitgebreide parcoursmiddag. Neem de fiches door en maak de keuze die voor jouw situatie het beste uitkomt.
Maak de voorbereidingen voor de parcours op de speelplaats vooraf, zodat je leerlingen meteen aan de slag kunnen.
66 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
Lesverloop
1 Instap
In deze parcoursles oefenen de leerlingen om vlot over hun linkerschouder te kijken. Ze moeten dit kunnen doen zonder te slingeren of af te wijken van hun rechte lijn.
Deze les maakt gebruik van lesactiviteiten uit het educatief pakket ‘fietsersbrevet zilver’ van het VSV.
2 Kern
Bouw een parcours voor Cijferkoning, Namen noemen en Handje kantje. Je hebt niet veel materiaal nodig.
2.1 Cijferkoning
De leerlingen fietsen per twee achter elkaar rond de speelplaats. Wanneer je fluit, steekt de achterste leerling een aantal vingers op met zijn linkerhand. Bij het tweede fluitsignaal kijkt de eerste leerling over de linkerschouder en zegt het aantal vingers. De leerlingen wisselen na elke ronde van positie.
67 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
samenwerking met:
2.2 Namen noemen
De leerlingen fietsen vrij rond in de ruimte. Wanneer je fluit gaan ze in een cirkel achter elkaar rijden. Wanneer je een tweede keer fluit, kijkt elke leerling over zijn linkerschouder en zegt de naam van de persoon achter hem. Bij het derde fluitsignaal fietsen de leerlingen opnieuw door elkaar. Je kunt de opdracht verschillende keren herhalen.
68 Fluo 3: handleiding in
2.3 Handje kantje
Verdeel de leerlingen in twee groepen, die in twee rijen achter de startstreep gaan staan. Wanneer je fluit, rijden ze rechtdoor tussen de rij kegels. Wanneer je een tweede keer fluit, moeten de leerlingen omkijken, je steekt een hand in de lucht. Bij de linkerhand slaan de leerlingen op het einde van de kegels links af, bij de rechterhand slaan ze rechts af. De leerlingen sluiten opnieuw aan achter de startstreep.
3 Slot
Hou een korte bespreking in klas. Laat de leerlingen hun ervaringen verwoorden.
69 Fluo 3: handleiding
in
samenwerking met:
in samenwerking met:
Les 4 Slalommen op korte afstand
Lesdoelen
1. De kinderen kunnen zich binnen een afgebakende ruimte met de fiets bewegen zoals de opdracht voorschrijft.
2. De kinderen beheersen de technieken van het slalommen: gedoseerd remmen, traag rijden, het inschatten van de draaibeweging, evenwicht houden en de juiste kijktechniek.
Lesmateriaal
- fiets per leerling - parcours aandACHT: • fluitje • 20 afgeplatte kegels
Vooraf
Laat de leerlingen hun fiets meebrengen naar school.
Maak de voorbereidingen voor de parcours op de speelplaats vooraf, zodat je leerlingen meteen aan de slag kunnen.
70 Fluo 3: handleiding
Lesverloop
1 Instap
In deze parcoursles oefenen de leerlingen het gecontroleerd slalommen tussen hindernissen. Deze les maakt gebruik van lesactiviteiten uit het educatief pakket ‘fietsbrevet zilver’ van het VSV.
2 Kern
Bouw een parcours voor Freeze, Slangen, Figuren fietsen en AandACHT op de speelplaats.
2.1 Freeze
Verdeel de leerlingen in twee groepen. Eén groep leerlingen zijn de ‘standbeelden’. Die verdelen zich over de ruimte op minstens vier meter van elkaar. De andere groep leerlingen geef je de opdracht om minstens één keer rond elk standbeeld te fietsen. Wanneer ze klaar zijn, fietsen ze naar de leerkracht, stappen af en zetten hun fiets op de staander. Daarna wisselen de groepen.
71 Fluo 3: handleiding
in samenwerking met:
2.2 Slangen
Je fietst op de speelplaats, alle leerlingen fietsen in een slang achter jou. Je neemt zo veel mogelijk bochten en fietst rond zoveel mogelijk hindernissen: rond een speeltuig, rond de banken, rond de bomen, enzovoort. De leerlingen volgen. Eventueel kun je een leerling vooraan laten fietsen
72 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
2.3 Figuren fietsen
De leerlingen fietsen door elkaar in de ruimte. Op een bepaald moment roep je een geometrische vorm: driehoek, cirkel, vierkant … De leerlingen fietsen de vorm die de leerkracht zegt. Ze mogen zelf kiezen hoe groot of hoe klein ze deze vorm ‘fietsen’. Vervolgens fietsen de leerlingen weer door elkaar tot je een volgende geometrische vorm roept.
73 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
in samenwerking met:
2.4 AandACHT
Maak met de afgeplatte kegels een groot achtparcours over een lengte van 20 meter en een breedte van 10 meter. De afstand tussen de kegeltjes moet ongeveer 60 cm bedragen.
Verdeel de klas in twee groepen. Een groep staat achter elkaar met hun fiets, de andere groep wacht even aan de kant en kijkt toe. Wanneer je fluit, vertrekt de eerste leerling.
De leerling rijdt de acht verschillende keren na elkaar. Bij het tweede fluitsignaal komt er een leerling bij, bij het derde fluitsignaal nog een leerling …
De leerlingen moeten uitkijken dat ze elkaar niet hinderen bij het kruisen. Je probeert zoveel mogelijk leerlingen tegelijk de acht te laten rijden zonder dat ze elkaar hinderen. Daarna is het de beurt aan de andere groep
3 Slot
Hou een korte bespreking in klas. Laat de leerlingen hun ervaringen verwoorden.
74 Fluo 3: handleiding
Les 5 Arm strekken
Lesdoelen
1 De kinderen kunnen zich binnen een afgebakende ruimte met de fiets bewegen zoals de opdracht voorschrijft.
2. De kinderen kunnen als fietser hun arm strekken zonder af te wijken van hun rechte lijn.
Lesmateriaal
- fiets per leerling - parcours vuistje:
• fluitje - parcours kegeldrager:
• twee kegels - parcours ballenkraam:
• stoepkrijt
• tafel
• drie dozen
• 30 balletjes (tennisballen, pingpongballen ...)
• fluitje
Vooraf
Laat de leerlingen hun fiets meebrengen naar school.
Maak de voorbereidingen voor de parcours op de speelplaats vooraf, zodat je leerlingen meteen aan de slag kunnen.
75 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
samenwerking met:
Lesverloop
1 Instap
In deze parcoursles oefenen de leerlingen de vaardigheid om hun arm te kunnen strekken zonder af te wijken van de rechte lijn.
Deze les maakt gebruik van lesactiviteiten uit het educatief pakket ‘voetgangersbrevet zilver’ van het VSV.
2 Kern
Bouw een parcours voor Vuistje, Kegeldrager en Ballenkraam op de speelplaats.
2.1 Vuistje
De leerlingen fietsen kriskras door elkaar in de ruimte. Telkens wanneer ze iemand kruisen, geven ze elkaar een ‘vuistje’. Een variant kan zijn: wuiven naar elkaar, een high five, elkaar een hand geven, enzovoort.
76 Fluo 3: handleiding in
samenwerking met:
2.2 Kegeldrager
De leerlingen fietsen kriskras door elkaar in de ruimte. Geef de kegels aan twee willekeurige leerlingen. De leerlingen geven de kegels aan elkaar door zonder ze te laten vallen
77 Fluo 3: handleiding
in
in samenwerking met:
2.3 Ballenkraam
Teken een start- en een stopstreep op 15 meter van elkaar. In het midden zet je een tafel met een doos met balletjes op. Achter de stopstreep zet je voor elke groep een lege doos
Verdeel de leerlingen in twee groepen en zet ze in een rij achter de startstreep. De eerste leerling van elke groep staat klaar met zijn fiets. Na het fluitsignaal begint de eerste leerling van elke groep te fietsen. Bij het naderen van de tafel, houden ze de benen stil, bollen ze tot aan de tafel en grijpen ze een balletje. De leerlingen fietsen verder en mikken het balletje in de doos achter de stopstreep. Daarna draaien ze terug en geven de fiets door aan de volgende leerling van hun groep. De groep die op het einde de meeste balletjes heeft verzameld, wint.
3 Slot
Hou een korte bespreking in klas. Laat de leerlingen hun ervaringen verwoorden.
78 Fluo 3: handleiding