
2 minute read
Wandelen met Nico Dijkshoorn
from De Wandelgang #3
by dewandelclub
Ik heb slechts één keer echt gewandeld, maar dan wel meteen in Noorwegen. Met echt wandelen bedoel ik: rare schoenen aandoen, opeens een andere trui aantrekken, dingen aan je riem hangen waarop je kunt zien dat je aan het wandelen bent en zoveel water meesjouwen dat je onderweg een middelgroot kinderbadje kunt vullen.
Dat had ik dus allemaal niet. Ik droeg roze sokken, sneakers met een zool die de dikte had van een bierviltje, een sportief jasje waardoor ik, volgens mijzelf dan, minder kaal leek en een verrekijker van mijn opa, waarmee hij waarschijnlijk keek of mijn oma alweer terug kwam van boodschappen doen zodat hij snel zijn broek weer aan kon doen.
Advertisement
Totaal onvoorbereid. Geen idee. Onverantwoordelijk. Zo zou ik mijn voorbereiding willen noemen. Tanja, mijn vriendin, droeg opeens schoenen waarvan ik niet eens wist dat ze die had. Ze dirigeerde mij naar een waterval. Daar begon de wandeling.
Dat beviel me matig. Water valt van boven naar beneden en wij stonden beneden. Dit werd het bekende geklauter en dan om de twee meter net doen alsof ik van het uitzicht stond te genieten. Ik oefende, terwijl ik achter Tanja aan liep, op het roepen van Noorse dierennamen. Konden we even stilstaan.
‘Kijk, stil, niet bewegen, daar, een Bjorrefikke met jongen!’ Tanja zocht en ik pakte, met de kijker tegen mijn ogen, even wat rust. Bij het derde Noorse dier vertrouwde Tanja het niet meer. ‘Een Mukkebakke, hoe ziet die er dan uit Dijkshoorn?’
Nu kwam het er op aan. ‘Ja, met van die kenmerkende pootjes en die bek van ze. Ze leven tegen de boomgrens aan. Ze zijn te herkennen aan hun kenmerkende geluid.’ Tanja keek me aan. ‘Doe dan eens, dat geluid’ Ik deed alsof ik twijfelde. Ondertussen stonden we stil. Dat was pure winst.
‘Nee, dat moet je nooit doen bij de Mukkebakke’ zei ik ‘Die reageert heel impulsief op het nadoen van zijn geluid. Als er één klank verkeerd is dan vallen ze aan, met die kapstok op hun hoofd.’ Tanja liep door. ‘Gewei bedoel je.’
Ik denk dat het door het geluid van de waterval kwam. Ik was even afgeleid, wilde snel naar Tanja toe lopen om een van mijn heerlijke observaties met haar te delen - de waterval klonk net als onze wasmachine tijdens het wolprogramma - en daar lag ik opeens. Op mijn rug, tussen twee stenen. Met mijn kinderschoentjes.
Tanja schrok. Later vertelde ze me dat ze meteen had gekeken of er een plek was waar helikopters konden landen. Maar het viel mee. We klimwandelden door. Vrij plotseling viel de schemering in. Daar schrok ik van. We waren al drie uur onderweg, moesten nog terug lopen en ik schatte dat het een half uur later pikdonker zou zijn. Dit begon verdacht veel te lijken op een B-film met Dijkshoorn als Sylvester Stallone.
Ik tikte Tanja op haar rug. ‘Het wordt donker’, zei ik. ‘Te donker om te zien’. Ze keek om. ‘Ja, mooi. Bob Dylan, maar nu even niet Niek.’ In paniek deed ik daarna een Mukkebakke na. In de verte hoorden wij een kudde daverend in beweging komen.