1 minute read

DE TREKSCHUITJAGER

je, als je je eigenwaarde durft op te eisen. Het is die waardevolle les die, na het overlijden van The Queen of Rock ‘n roll op 24 mei 2023, achterblijft. Dank je wel Tina, voor je muziek en je kracht! ■

Door technologische ontwikkelingen bestaan veel oude beroepen niet meer. Dat geldt ook voor de trekschuitjager, die dit keer centraal staat in onze rubriek Vergeten Beroepen.

Advertisement

In de Gouden Eeuw (1600-1700) nam de handel in ons land toe. Passagiersvervoer tussen de verschillende steden werd daardoor belangrijker. De trekschuit was een snelle en betrouwbare manier om van A naar B te komen en had meestal vaste vertrektijden.

Trekschuiten waren boten zonder zeil die over trekvaarten voeren. Ze werden door paarden of mensen getrokken. Dat heet jagen. De trekschuitjager moest de boot, die met een lijn aan de mast vastzat, vooruit trekken. Deze lijn zat vrij hoog in de mast, zodat hij over bosjes en struiken heen liep. Op de wal was een jaagpad waar de jager op liep. Meestal zat die op een paard, maar soms moest hij het ook met alleen spierkracht doen. Vaak was de jager een knecht, maar het kon ook de schipper zelf zijn of een boer die zich met zijn paard liet inhuren. Soms ging het om een hele jonge jager, ook wel snikjong genoemd. Het kwam af en toe voor dat de vrouw van de schipper de trekschuit de taak van het jagen op zich nam.

Trekschuitjager was een zwaar beroep, dat de nodige behendigheid vereiste; de jager moest een beladen schip vooruit zien te krijgen en door sluizen en bruggen loodsen. Hij moest daarnaast bekend zijn met de regels in het scheepsverkeer. In de bochten werd gebruik gemaakt van dikke rolpalen die op de wal stonden. Daar werd de lijn omheen geleid, anders belande het schip in de walkant.

Een trekschuit vervoerde goederen en/of passagiers. In de wat grotere schepen kon men in de roef of in het ruim zitten. De roef was de eerste klas en had plek voor ongeveer acht mensen. Je zat je een stuk luxer en warmer dan in het ruim, waar enkele tientallen mensen plaats konden nemen op houten banken.

Uiteindelijk kon de trekschuit in de negentiende eeuw niet meer concurreren met diligences en treinen. Daardoor verdween ook het beroep van trekschuitjager.

Veel jaagpaden bestaan nog steeds. Bij Tjerkwerd langs de Workumertrekvaart ligt een jaagpad dat deel uitmaakt van de fietsroute ‘Lytse Marren' (44 kilometer). Voor de wandelliefhebbers is er de 6 kilometer lange ‘Kuiertocht Tjerkwerd’.

En wist je dat er in Leeuwarden gevelstenen zijn waarop een trekschuitjager te zien is? Hieronder zie je de gevelsteen uit de Pijlsteeg (links) en die op de hoek van de Oostersingel en het Noordvliet. ■

This article is from: