8 minute read

De Martina’s in het Odensehuis Gerard Smit

Iedere week spelen De Martina’s liedjes uit de jaren zestig in het Odensehuis Gerard Smit in Leeuwarden. Dit is een inloophuis voor mensen met (beginnende) alzheimer en hun mantelzorgers. De band is vernoemd naar de oprichtster van dit Odensehuis, Martine Adema. Zij hoorde dat een paar bezoekers, waaronder Max Triebert (82), graag weer muziek wilden maken. Martine koppelde twee oud-muzikanten aan huisdiskjockey Cees Jolmers, die ook keyboard speelt. Cees vroeg een paar van zijn muzikale vrienden om mee te doen en de band was een feit. Een optreden van De Martina’s is niet alleen een mooi moment voor de muzikanten, maar ook voor de bezoekers van het inloophuis. Ze zingen mee en wagen zich soms zelfs aan een dansje. Onze redacteur nam een kijkje en deed enthousiast mee.

Tekst en foto: Ritsko van Vliet.

Advertisement

Vooraan zittend Johan Juckers (links) en Max Triebert. Achter hen bij de piano, Cees Jolmers.

“ALSOF WE HEM UIT EEN WINTERSLAAP HAALDEN”

Cees Jolmers (73) kon eigenlijk niet geloven dat muzikant Max Triebert, die dementie heeft, het spelen weer zo gemakkelijk oppakte. “Het is opmerkelijk hoe Max opleeft bij de repetities en de optredens. Het was alsof we hem uit een winterslaap haalden. Vraag hem niet wat hij gisteren heeft beleefd, dat is hij vaak kwijt. Maar alle liedjes uit zijn carrière van vijftig jaar geleden speelt hij zo mee. Geen noot en woord verkeerd.” Max vult met pretoogjes aan: “Ik ga iedere keer terug in de tijd. Dat is fantastisch. Ik had geweldige jaren in Duitsland. Het was de opkomst van de Indorock. De dames in de zaal genoten niet alleen van de muziek.”

ELK OPTREDEN EEN FEESTJE

Toen Johan Juckers (74), bekend van de folkband Irish Stew, voor de eerste keer met De Martina’s speelde, was hij gelijk verkocht. “Ik had kippenvel van boven tot onder. Die matte gezichten gingen ineens stralen toen we begonnen te spelen. Er zaten maar vijftien bezoekers in de ruimte, maar zo voelde het niet.“ Cees is ook enorm blij dat dit muzikale experiment zo geslaagd is. “Ik hoop dat er meer muzikanten met dementie mee willen doen. Elk optreden is een feestje en het applaus geeft iedereen een voldaan gevoel. Dat gunnen we andere oudmuzikanten ook. Meld je maar aan!”

“We zijn zelfs gaan toeren en dus te boeken,” zegt Johan met een vette knipoog. “We hebben al optredens verzorgd in andere Friese Odensehuizen en hier in Leeuwarden bij Nieuw Mellens en het Vissershuis. Er komen steeds nieuwe aanvragen bij.” Max vindt dat best spannend. “Maar ik neem mijn vriendin altijd mee. Anders doe ik het niet. We noemen haar onze tourmanager. Zij zorgt dat ik er kom, mijn gitaar bij mij heb en me rustig kan voorbereiden. Heel vertrouwd.”

IEDEREEN KAN MEEZINGEN

Niemand twijfelt eraan dat er nog de nodige boekingen zullen binnenkomen. “We hebben inmiddels een passend repertoire opgebouwd”, zegt Cees. “Zoals Bye bye love en Una Paloma Blanca met tussendoor een Indisch liedje van Max. Allemaal heel geschikt voor deze doelgroep. De teksten staan afgedrukt in boekjes die we uitdelen, zodat iedereen uit volle borst kan meezingen.” Johan merkt op dat de muzikale voorstellingen er niet alleen voor het plezier zijn, maar ook een hele duidelijke andere functie hebben. “Door weer muziek te maken verdwijnt de ziekte naar de achtergrond. Sterker nog, de progressie van Alzheimer wordt afgeremd. Toch moesten we helaas afscheid nemen van onze andere muzikant. Hij werd zo slecht dat hij is opgenomen in Nieuw Mellens. Spelen zit er voor hem niet meer in. Maar hij heeft nog een prachtig jaar bij ons gehad.”

GOUDEN MOMENTEN

Cees (keyboard) en Johan (gitaar en zang) doen dit project geheel vrijwillig. Gerrit en Matty van der Meer (accordeon) en Piet Langius (basgitaar) maken De Martina’s compleet. Vol overgave spelen zij bijna de platen uit het systeemplafond. Ik ben er getuige van dat Johan en Max samen met veel plezier La Bamba spelen, terwijl zij elkaar op de gitaar met een korte solo afwisselen. Aan het eind van het optreden sluiten alle Martina’s de muzikale ochtend af met een lunch, samen met de andere bezoekers. Cees fluistert me nog even toe: “Gouden momenten zijn dit. Die neemt niemand ons af!” ■

Het Odensehuis Gerard Smit

Het Odensehuis Gerard Smit op het Noordvliet in Leeuwarden is een inloophuis voor mensen met dementie, mantelzorgers en hun familieen vriendenkring. Er is ruimte voor ontmoeting, ondersteuning, activiteiten en advies. Het biedt de bezoekers een stem en een veilige plek naast hun eigen woonomgeving. Mantelzorgers kunnen informatie krijgen over het ziektebeeld en hoe daar het beste mee om te gaan. Inmiddels zijn er in Friesland zes Odensehuizen.

Voor mensen met dementie is het belangrijk om zo lang mogelijk een sociaal leven te houden met activiteiten die er toe doen. Het Odensehuis wil maatwerk aanbieden, omdat iedere bezoeker een eigen belangstelling en achtergrond heeft. De oprichting van De Martina’s is daar een voorbeeld van. Net als iemand meenemen naar een theatervoorstelling of een schilderles. Daarvoor zijn meer vrijwilligers nodig. Belangstellenden kunnen zich melden bij het Odensehuis op maandag t/m vrijdag tussen 10.00 en 15.00 uur. Bellen kan ook via 06 42996645.

‘LEEUWARDEN WAS ALTIJD MIJN THUISBASIS’

Harm Wiersma (68) is een wereldberoemd dammer, geboren en getogen in Leeuwarden. “Een echte Liwwadder”. Hij reisde de hele wereld over, woonde een paar jaar in Haarlem, maar bleef Leeuwarden altijd als zijn thuisbasis beschouwen.

We hebben afgesproken in de woning van zijn moeder, die 97 is. Hij is mantelzorger/zorgverlener. Terwijl hij koffie inschenkt vraagt hij of ze een koekje wil. “Ik weet precies welke ze mag hebben.” Harm groeide op in een samengesteld gezin. Vader en moeder waren allebei al een keer getrouwd geweest. Uit hun tweede huwelijk kwamen Harm en zijn tweelingzus voort. Ze werden geboren in een huis aan de IJsbaanstraat, “vlakbij de Prinsentuin, waar nu dat bejaardencomplex staat”. Harms vader was koopman, hij ging bij boeren en ondernemers langs met huishoudelijke producten. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw werden de woningen afgebroken en de straat verdween. Het gezin verhuisde naar de Verstolkstraat, in de wijk Achter de Hoven. “Ik heb daar een heel leuke tijd gehad. Het was een echte volksbuurt. Op de hoek zat kruidenier Zelle, familie van onze bekende Mata Hari. Die kruidenier had een broer, dominee Zelle. Die zag ik regelmatig lopen, al wist ik toen nog niet wie hij was. Hij liep altijd heel opvallend, met aan zijn voeten grote, zwarte schoenen. Dan ging hij op bezoek bij zijn moeder die in de Gysbert Japicxstraat woonde.” W RUSLAND Zijn jeugd stond in het teken van twee passies: voetballen en dammen. In de buurt van de Verstolkstraat zat de Van Sytzamaschool, “ook al afgebroken”, met een pleintje. “Op dat pleintje waren we altijd aan het voetballen. Ik vergat regelmatig mijn jas. Dan had ik het warm en trok ik die uit. Jacob, de oudste broer van Foeke Booy (voormalig profvoetballer en nu technisch manager bij Cambuur, red.) was er ook altijd bij. Hij had rood haar, weet ik nog. Die wilde je in je team hebben want hij kon heel hard schieten.” Op zijn tiende werd Harm lid van Blauw Wit ’34. Hij speelde linksbuiten. Toen hij negen was begon hij met dammen. “Mijn vader was een damliefhebber.” Binnen no time versloeg hij zijn vader en de senioren van de damclub waar hij lid van werd. “Dammen was toen nog niet zo populair onder de jeugd.” Op zijn dertiende werd hij, op grond van de resultaten in het NK senioren, afgevaardigd voor het eerste daminterland tegen de voormalige Sovjet Unie in Moskou. Het was ten tijde van de Koude Oorlog. “Roebels kocht ik op de zwarte markt, dat was veel goedkoper.” Het avontuur lonkte. “Op mijn zestiende liftte ik naar Parijs.”

INDRUKWEKKENDE ERELIJST

Harm ging via de mavo naar de havo, waar hij bij Ritsko van Vliet, redacteur van deze krant, in de klas zat. “Op mijn zeventiende ging ik aan de Rijksuniversiteit Groningen wiskunde studeren, bedoeld om daarmee de lerarenopleiding wiskunde te halen.” Vanwege het dammen stopte hij met zijn studie. “Dammen was toen al mijn beroep. Ik maakte boeken, schreef voor de krant, ik had een vaste column.” Wiersma zou 39 jaar voor De Telegraaf over dammen schrijven. Ook begeleidde hij andere dammers in hun spel. Hij was ruim twintig jaar trainer-coach van de Koninklijke Nederlandse Dambond. Zijn erelijst is lang en indrukwekkend. Wiersma was acht keer Fries kampioen en Nederlands kampioen, één keer Europees kampioen en zes keer wereldkampioen. Hij staat nog steeds op de wereldranglijst bij de eerste tien van ’s werelds beste dammers en is in het bezit van de titels Internationaal Grootmeester en Nationaal Grootmeester. Ook is hij houder van het wereldrecord damsimultaan. “Je bent als het ware de maarschalk van je leger. Je moet zodanig manoeuvreren dat je beter bent dan je opponent”, verklaart hij de aantrekkingskracht van zijn ‘hobby’, zoals hij het dammen consequent blijft noemen. “Dammen komt vooral aan op onderscheidend vermogen en analytisch denken.”

KARATE EN AIKIDO

Het dammen bracht hem over de hele wereld. “Ik ben wel honderd keer in Oost-Europa geweest, denk ik.” Zijn tweede vrouw is geboren in Rusland. Omdat hij door het dammen weinig fysiek bezig was, begon hij met karate. “Karate is een gedisciplineerde sport waar een goede conditie voor nodig is. Je moet goed kunnen ontwijken, incasseren en initiatief nemen.” Later stapte hij over op aikido. “Dat was minder een contactsport. Veel conditietraining ook, anders hield je het niet vol.” Na een ongeluk durfde hij niet meer. “In een hotel gleed ik uit in de badkamer, met een schedelbasisfractuur tot gevolg. Daarna durfde ik geen koprol meer te maken, iets wat je veel doet bij aikido.”

Inmiddels is Harm Wiersma met pensioen, al is hij drukker dan ooit. Hij begeleid nog steeds anderen op het gebied van dammen en onlangs gaf hij damles op een school. En hij is dus mantelzorger. “Ik ben zo’n tachtig tot honderd uur in de week bezig”, schat hij.

FRYSLÂN BOPPE

Ondanks het vele reizen blijven Friesland en Leeuwarden voor hem een aantrekkelijke woon- en verblijfplaats. Hij maakt zich zorgen over het midden- en kleinbedrijf in de stad. “Ik ben in feite zelf ook ondernemer. De middenstander heeft het momenteel zwaar, terwijl juist die kleine winkeltjes de stad zoveel sfeer geven. Kijk maar naar de Kleine Kerkstraat en de Oosterstraat.”

Dan is het tijd voor de lunch van zijn moeder. “Griesmeelpudding en een ei. Dat vindt ze het lekkerst.” ■

“DAMMEN KOMT VOORAL AAN OP ONDERSCHEIDEND VERMOGEN EN ANALYTISCH DENKEN”

This article is from: