11 minute read

Mia Timmerman met pensioen

‘Tevreden, maar niet zonder enige weemoed’

Na ruim 32 jaar verlaat Mia Timmerman de sociale dienst van het OCMW van Hoogstraten. Er is in die periode heel veel veranderd in het maatschappelijk werk, niet alleen de aard en de manier van werken, maar ook het publiek, de mensen die om hulp komen vragen. Maatschappelijke veranderingen worden misschien nergens zo duidelijk ervaren als binnen het werk van een lokale sociale dienst. Het is niet altijd gemakkelijk, maar wel boeiend.

Wie is Mia Timmerman?

Ik ben niet afkomstig van Hoogstraten, maar een inwijkeling van Oost-Vlaanderen. Ik ben geboren in Aalst op 23 november 1949. Dit is mijn officiële geboorteplaats maar eigenlijk woonden mijn ouders in Haaltert, een dorp in de buurt. Mijn man, Walter De Wolf, is nu ook met pensioen. Na zijn opleiding maatschappelijk assistent heeft hij nog academie gedaan, afdeling keramiek, in Antwerpen. Na deze studie is hij gelukkig snel kunnen gaan werken aan de academie in Turnhout, avondonderwijs aan volwassenen, tot vorig jaar. Ik heb twee kinderen. De oudste heet Eva en was even actief in de journalistiek (ATV) en is nu woordvoerster van Monica De Coninck, schepen van Antwerpen en OCMW-voorzitter. De jongste, ons Anneke, is maatschappelijk assistent en werkzaam in de thuisbegeleiding bij mensen die moeilijk alleen kunnen wonen. Onze twee dochters wonen nu in Antwerpen.

Via Nederland naar Hoogstraten

Ik heb de opleiding maatschappelijk werk gedaan en mijn man ook. Hij moest stage doen in de sociaal-culturele sector in Nederland. Ik heb daar toen ook werk gezocht en daarom hebben wij een tijdje in Nederland gewoond. Maar België bleef wat het wonen betreft toch de voorkeur genieten. Zo zijn wij terecht gekomen in het begijnhof van Hoogstraten. Dat was toen (1977) nog niet het begijnhof wat het nu is. Er woonden nogal wat jonge mensen op het begijnhof. Enkele jaren later zijn we verhuisd naar de Lodewijk de Konincklaan, in het huis van de familie Fransen. Daarna hebben we in Wortel (Grote Plaats) ons eigen huis gebouwd.

In Nederland ben ik ruim vijf jaar actief geweest in het vormingswerk met werkende jongeren. Toen bestond daar al het deeltijds onderwijs. Wie 14 jaar was en stopte met leren mocht gaan werken maar moest nog twee dagen per week naar school gaan en een bepaalde vakopleiding kiezen of naar het vormingswerk gaan. Dat was vooral algemeen maatschappelijke vorming en handenarbeid. Die jongeren werden in groepen verdeeld en ik heb daar (in Etten-Leur) zo’n groep gedurende die tijd begeleid. Heel toevallig – we woonden toen al in het begijnhof – zag ik een advertentie in een reclameblad: OCMW-Hoogstraten zocht een maatschappelijk assistent. Frans Meyers had zijn ontslag gegeven. Ik schreef me zonder veel hoop in voor het examen want ik was toch niet van Hoogstraten en ik had hier geen politieke connecties. In die tijd was nog algemeen aanvaard dat men toch iemand moest kennen. Maar ik kwam blijkbaar als beste uit het examen en werd aangenomen voor deze functie. Zo ben ik er ingerold, bijna 33 jaar geleden.

Mia Timmerman

Mia Timmerman

Het werk is veel veranderd

Ik ben in het OCMW begonnen op een ‘éénmanspost’ in opvolging van Frans Meyers. Kort daarna is ook collega Jan Vermeiren aangenomen. Ik ben altijd ‘direct werk’ blijven doen; het werken met cliënten en dossiers: de mensen ontvangen, problemen proberen op te lossen en hen hierbij begeleiden. Na een aantal jaren ben ik hoofd van de sociale dienst geworden. Dat is ook een stuk coördinatie want er is wel heel veel variatie gekomen in het werk van de sociale dienst.

Vandaag is er een groot verschil met toen ik hier begon te werken. Vroeger hadden we vooral te maken met oudere mensen. Er was een traditie van ouderenzorg en wij functioneerden dan als een soort ombudsdienst voor de oudere Hoogstraatse bevolking, o.a. begeleiding op sociaal administratief gebied. Denk maar aan de mensen die geen raad wisten met formulieren. De mensen waren ook veel minder mondig dan nu. We gaven ook vrij veel voorschotten op pensioenen en kinderbijslag omdat de federale diensten veel logger werkten en het soms lang duurde vooraleer alles in orde was. Dat is tegenwoordig veel verbeterd. De dossiers worden vlugger afgewerkt en de mensen moeten niet meer zo lang wachten op de betalingen waarop ze recht hebben. Je voelt ook de administratieve vereenvoudiging zodat de mensen minder problemen hebben. Het publiek dat we nu helpen is veel verjongd. Daardoor is de problematiek ook veranderd. Nu werken we vooral voor jongere gezinnen die met financiële of andere problemen zitten. De jongste jaren is er ook een opmerkelijke stijging van jongeren tussen 18 en 25 jaar. Dat is trouwens merkbaar in elk OCMW, in heel de sector. Ze vinden moeilijk de juiste weg om zelfstandig te worden. Er is een veelheid aan factoren: ze hebben onvoldoende scholing, de drugsproblematiek en de ontwrichting van gezinnen. Er zijn jongeren die als ze 18 jaar zijn het gezin verlaten of er zijn ouders die tegen de 18-jarigen zeggen: adieu en gaat maar naar het OCMW.

Het waren mensen met een goede opleiding en zij waren niet zwart.

Dat was vroeger onbestaande. Dit soort problemen blijft toenemen. Onze eerste sociale tewerkstellingen bij de gemeente waren dikwijls mensen met te weinig arbeidsdiscipline. Maar vandaag wordt dat niet meer aanvaard en daarom geraken deze jongeren nu veel moeilijker nog aan werk. Vroeger was hiervoor meer tolerantie. Daarom hebben we nu een dienst arbeidstrajectbegeleiding, specifiek voor deze doelgroep. Dit is zeer arbeidsintensief werk en vraagt heel nauwkeurige opvolging, zowel met de werknemer als met de werkgever. Die groep breidt uit: geen opleiding, geen werk, drugsproblemen en (voor hen) de onbetaalbaarheid van huisvesting. De doelgroep is veranderd en ook de manier van werken is veranderd.

De jongste jaren is er een opmerkelijke stijging van jongeren tussen 18 en 25 jaar oud.

De jongste jaren is er een opmerkelijke stijging van jongeren tussen 18 en 25 jaar oud.

Samenwerking, overleg en advies

De grote lijnen van onze werking worden door het bestuur bepaald. Anderzijds hebben wij als sociale dienst altijd een vrij grote autonomie gehad binnen de werking van het OCMW. Maar we zijn vaak uitvoerders van Vlaamse en federale wetten waar het plaatselijke bestuur weinig aan kan veranderen. Het leefloon, bijvoorbeeld, is een federale uitkering. Wij maken het verslag maar elke steunaanvraag wordt beoordeeld door het bestuur. Maar er zit gewoonlijk weinig beoordelingsmarge in. Wij werken dus autonoom binnen de bestaande regelgeving. Het sociale beleid vandaag overstijgt voor een flink deel het lokale niveau. Een OCMW-bestuur wordt niet altijd op basis van interesse of deskundigheid samengesteld. Er spelen daarin andere elementen mee. Maar wij hebben hier in Hoogstraten op dat vlak weinig conflicten gehad. Er bestaat ook een regionale overlegstructuur (Vemasok) voor de sociale diensten van de OCMW’s van Rijkevorsel, Beerse, Baarle-Hertog, Merksplas, Vosselaar en Hoogstraten. De laatste jaren staat die werking wel op een laag pitje omdat alle sociale diensten nu veel meer uitgebreid zijn. Vroeger was de sociale dienst in veel gemeenten een éénmanspost. Wij werken hier vandaag met negen mensen. Daardoor is de behoefte aan regionaal overleg verminderd. In de deelwerking binnen de sociale dienst, zoals de thuisdiensten, gezins- en bejaardenhulp, schuldbemiddeling, e.a. bestaat wel meer overleg. Daardoor komt het algemene overleg enigszins in het gedrang. Wij hebben ook een dienst schuldbemiddeling voor mensen die op een of andere manier in de problemen zijn geraakt en een grote schuldenlast hebben. Die komen dan in aanmerking voor budgetbeheer. Hiervoor hanteert men een regionaal draaiboek zodat in elke gemeente dezelfde werkwijze wordt gevolgd. De Lokale Advies Commissie (LAC) is geen echt overleg. Dat is in het leven geroepen door een Vlaams decreet zodat een leverancier van energie (elektriciteit en gas) en water niet zomaar de levering hiervan kan afsluiten. Het diensthoofd van de sociale dienst is tevens de voorzitter van deze adviescommissie. De commissie bestaat verder uit een vertegenwoordiger van de leverancier en een vertegenwoordiger van het OCMW-bestuur. Als de commerciële leverancier een woning afsluit, komt men terecht bij de sociale leverancier. Voor de elektriciteit is dat Eandis. De mensen krijgen dan een budgetmeter. Hebben ze dan toch nog problemen met de betaling van de energie moet Eandis aan de voorzitter vragen om de commissie bijeen te roepen vooraleer de levering te stoppen. De definitieve beslissing moet altijd in consensus genomen worden. Het is echt niet sporadisch. Bijna elke maand zitten we met Eandis aan tafel voor de bespreking van gemiddeld een twintigtal dossiers. Het zijn geen gemakkelijke beslissingen. Eerst worden de mensen gehoord zonder onmiddellijke afsluiting. Dan wordt er een afbetalingsplan afgesproken of opgelegd. Als dat niet lukt wordt het dossier opnieuw behandeld en de mensen weer opgeroepen. Zo blijven sommige dossiers in behandeling, maar er komen ook altijd nieuwe bij. Het is niet eenvoudig. Water bijvoorbeeld, is een basisbehoefte. De leverancier is Pidpa. Maar er is geen alternatieve leverancier en de watermaatschappij heeft geen budgetmeter zoals Electrabel. We praten dan soms over schulden van twee à drieduizend euro. De leverancier is geen OCMW. Als maatschappelijk werker zit je daar een beetje met een dubbele pet. Je zit met de eis tot betaling van de leverancier en je weet ook dat sommige mensen denken dat ze toch niet zullen afgesloten worden. Toch is het al enkele keren gebeurd. Het blijft heel moeilijk.

Assistent van wie?

Vandaag spreken we meestal over maatschappelijk werk. Maar het diploma heet officieel maatschappelijk assistent. Veel mensen hadden – vroeger meer dan nu – problemen met die titel. De titel suggereerde dat men assistent was van iemand, terwijl de onderliggende idee was dat je mensen assisteert in het helpen functioneren binnen de maatschappij. Zo is later de term maatschappelijk werker in zwang gekomen, maar dat is geen officiële benaming. Onder die term verzamelt men vandaag ook mensen die niet het diploma van maatschappelijk assistent hebben, maar bijvoorbeeld wel gezinswetenschappen, sociale readaptatie wetenschappen, e.a. hebben gestudeerd. De term maatschappelijk werker is moderner.

Vluchtelingen

Wij moeten ook de asielzoekers opvangen. Toen de eerste vluchtelingen in Hoogstraten aankwamen was dat echt nieuws. Ik stond toen, samen met de burgemeester, met een foto in de krant onder de titel: ‘Acht Iranezen opgevangen in Hoogstraten’. Het waren mensen met een goede opleiding én zij waren niet zwart. Heel Hoogstraten sprak daarover. Zij kregen een woning in de Van Aertselaerstraat. We hoorden dan wel opmerkingen zoals: Het geld, ons geld, gaat naar die vreemdelingen. Nu is dat geen nieuws meer. De federale overheid verwijst de asielzoekers naar een gemeente. Ondertussen hebben we zoal een paar honderd dossiers behandeld. Wij hebben hiervoor twee werkingen. LOI is het lokaal opvang initiatief. Vluchtelingen kregen niet langer financiële steun - in een poging om de toestroom te verminderen - maar alleen materiële hulp. De OCMW’s moesten deze lokale opvang organiseren. Anders kreeg je alleen financiële vluchtelingen: ze kwamen hier hun geld ontvangen en gingen dan elders, vooral in de grote steden, een onderdak zoeken. Daarom heeft Hoogstraten toen twee huizen gekocht en een appartement gehuurd in de Mouterijstraat voor de opvang van elf vluchtelingen. Die krijgen wel nog wekelijks het leefgeld voor voeding en voor de rest dus onderdak en gratis energie. Daarnaast krijgen we steeds meer dossiers van vluchtelingen die we wel geld moeten geven. Dat bedrag is gelijk aan het leefloon dat ook aan Belgen wordt betaald. Elke gemeente krijgt een bepaald quotum dat je moet opvangen. De gemeente moet deze mensen een woning aanbieden maar zij zijn niet verplicht om dat aanbod ook te nemen. Meestal geven zij er de voorkeur aan om toch naar een stad te trekken waar ze meer mensen van hun land kunnen ontmoeten. Het is dus niet zo dat zij in de steden worden gedumpt. Zij kiezen zelf. Op dit moment hebben we 15 dossiers van deze groep vluchtelingen. Ondertussen wonen hier al een aantal ex-asielzoekers die ondertussen geregulariseerd zijn, die hier werken en soms ook al de Belgische nationaliteit hebben.

Straks met pensioen …

Het was soms zwaar werk maar wel boeiend. We hebben een hele evolutie doorgemaakt van een éénmanspost met vooral de zorg voor oudere mensen. Ondertussen is de dienstverlening uitgebreid, het cliënteel is heel erg veranderd en juist zoals overal is ook hier de manier van werken nu anders. De tijd dat we hier met papiertjes zaten te werken en veel brieven schreven is voorbij, nu gaat alles online. De administratie is ook een stuk eenvoudiger geworden. Maar al bij al is het toch een leerzame en leuke periode in mijn leven geweest. Natuurlijk zal ik hier ook wel met enige weemoed vertrekken. De plaats is deze zomer officieel vacant gesteld, er zijn al proeven en examens geweest, maar een nieuwe benoeming is op dit moment (5 november) nog niet bekend. Mijn opvolger zal geen maatschappelijk assistent zijn maar wel iemand met een universitaire opleiding.

… en wat dan?

Dan is het december, een drukke maand, maar toch eerst en vooral eens goed uitrusten en uitwaaien aan de zee waar we een appartement hebben gehuurd. Daarna zien we wel weer. Natuurlijk moet een mens zijn sociale contacten onderhouden én ook tijd maken voor zijn persoonlijke conditie. Misschien zoek ik straks wel één of andere vorm van vrijwilligerswerk. Ik voel me wel te jong om te gaan kaarten. Het is toch vreemd dat men blijkbaar alle mensen die ouder dan zestig jaar zijn, bekijkt als één doelgroep, terwijl de onderlinge verschillen toch heel groot zijn. In dit soort werk word je heel veel geconfronteerd met miserie maar ik heb ook fijne herinneringen: mensen die je later komen bedanken of een bloempje komen geven. Nog niet zo lang geleden kreeg ik een mail uit Groot-Brittannië van één van de Iranezen die we hier destijds hebben opgevangen. Hij heeft ginder nu goed werk en voelt zich er ook thuis. Maar hij vond het wel nodig om ons nog eens extra te bedanken voor de opvang, zoveel jaren geleden. Kijk, dat zijn ervaringen die dit werk zo mooi maken. (js)