20 minute read

"Wij waren altijd een hechte vriendengroep"

Drie inwonende priesters-leraars in het Klein Seminarie

HOOGSTRATEN - Louis Verbraeken, Gaston Cogge en Corneel Vandekeybus zijn met z’n drieën de enige nog inwonende priesters in het Seminarie. Samen zijn ze goed voor meer dan 165 jaren trouwe dienst aan de school waar ze respectievelijk 63, 57 en 45 jaar geleden terechtkwamen als pas gewijde priesters. Ze waren al die tijd bevoorrechte getuigen van het veranderende schoollandschap: van subregenten ging het naar opvoeders, priesters-leraars kregen het gezelschap van leken, naast internen stapten externen de poort binnen, naast jongens ook een al maar groeiend aantal meisjes. De school en het internaat weerspiegelden grote maatschappelijke veranderingen: de groeiende democratisering en stijging van de welvaart hadden een keerzijde van verlies aan waardenbeleving en zingeving. Het is een evolutie die ook vandaag nog de harten van de drie priesters-leraars beroert.

LOUIS VERBRAEKEN

“Ik ben het bisdom nog altijd dankbaar…”

Louis Verbraeken

Louis Verbraeken

HOOGSTRATEN - In 1944 verruilde Louis Verbraeken als pas gewijde priester zijn geboortedorp Zandhoven voor Hoogstraten waar hij aan de slag zou gaan als “subregent” in het internaat van het Klein Seminarie. De oorlogsjaren lagen nog vers in het collectieve geheugen. Geen mens kon op dat ogenblik nog maar vermoeden dat het leven van “meneer Verbraeken” 63 jaar later nog altijd onlosmakelijk verbonden zou blijven met de school. Al die tijd werkte en woonde hij er als subregent, leraar, later ook als oud-leraar. In 2004 vierde hij er zijn diamanten priesterjubileum. Daarnaast maakt hij zich nog dagelijks verdienstelijk als celebrant in het rusthuis.

Louis Verbraeken is geen oud-leerling van de school. Hij was het vijfde kind uit een Zandhovens doktersgezin dat negen kinderen zou tellen. “Na de lagere school in het eigen dorp studeerde ik enkele jaren aan het college in Lier en tenslotte twee jaar bij de Jezuïeten in Turnhout. Vervolgens mocht ik vanaf 1938 naar het Seminarie in Mechelen. Op 4 juni 1944 kreeg ik mijn priesterwijding, waarmee ik niet de enige roeping in ons gezin zou zijn want ook mijn recent gestorven zus is ingetreden in het klooster van het H. Graf in Turnhout.” Hij is het bisdom dankbaar dat ze hem de keuze lieten om als priester aan de slag te gaan in een parochie of in een school. Voor hem was het duidelijk: hij had een onomwonden voorkeur voor het onderwijs - in zijn dankwoord in de eucharistieviering ter gelegenheid van zijn priesterjubileum drukte hij dat zo uit: “Ik ben het bisdom nog altijd dankbaar dat ze me niet naar een parochie hadden gestuurd. Dat zou immers niet alleen een ongelukkige pastoor maar ook een ongelukkige parochie opgeleverd hebben…”

Oorlogsschade

Het Klein Seminarie kende hij enkel van naam en faam toen hij er aangesteld werd. De eerste maanden in deze nieuwe omgeving staan hem ook nu nog scherp voor de geest. Het waren dan ook bijzondere tijden. “Ik kwam hier terecht in het bevrijdingsjaar 1944, twee dagen na mijn priesterwijding en zou hier op 31 oktober van datzelfde jaar ook benoemd worden. Hoogstraten had toen net vier jaren bezetting achter de rug, en als laatste cadeau hadden de terugtrekkende Duitsers hier nog de toren opgeblazen. Het Seminarie bleef toen grotendeels onbeschadigd. In de week na Allerheiligen viel er echter nog een V2 in de Vossengang tegenover de school. Bijna alle huizen hier tegenover lagen daar plat, zij hadden daarbij ook de grootste schok van de ontploffing opgevangen. Dat neemt niet weg dat er ook in de school hierboven nogal wat schade was aangericht - alle ramen lagen eruit, de alkoven waren ontwricht en zo meer. Pas na een viertal maanden konden er noodreparaties beginnen, het zou jaren duren eer alles zo goed als volledig hersteld was, ik meen zelfs dat het uiteindelijk zelfs tot het begin van de jaren ‘50 geduurd heeft.”

Strengheid

Ook het schoolleven zelf ondervond heel wat hinder toen. “Er waren noodgedwongen allerlei speciale regelingen getroffen. Sommigen dienden in de kelders te slapen, de retorica was ondergebracht in de toren. In de feestzaal waren er een tijdje Amerikaanse en Canadese bevrijdingstroepen ondergebracht. De leerlingen moesten een tijdlang in shiften naar huis, ze bleven dan bijvoorbeeld een maand binnen, waarna hun jaren met huiswerk konden vertrekken om plaats te maken voor enkele andere jaren. Het schooljaar liep dan ook door tot augustus omdat het jaarprogramma anders niet afgewerkt geraakte.” Dit alles deed evenwel weinig afbreuk aan de strengheid waardoor de schoolsfeer gekenmerkt was in de beginjaren van zijn loopbaan. “Een voorbeeld kan dat wel duidelijk maken. Wanneer er in de kelder geslapen werd, moest het daar volledig stil zijn. Eén woord zeggen, betekende dat men aan de deur gezet zou worden, wat ook effectief gebeurd is. Maar al bij al maakte iedereen het beste van deze bewogen tijd. Zelfs in die moeilijke omstandigheden werd er toch ook aanleiding gezocht en gevonden om plezier te maken …”

Toezicht

Het schoolleven van toen was in weinig vergelijkbaar met het Klein Seminarie van vandaag de dag. Er was enkel een internaat voor jongens, lange tijd waren er uitsluitend priesters om te surveilleren (de “subregenten”) en om les te geven (de “heren”) - enkel de lessen lichamelijke opvoeding kwamen al snel in handen van een leek. Daarnaast waren er de zusters van het klooster en de “miekes”, die hielpen in de keuken en bij het schoonmaken maar die ver van het jonge volk gehouden werden. “De eerste zeven jaar heb ik

hier enkel als surveillant gewerkt, dat was toen zo,” zo vertelt Louis, “vanaf 1951 mocht ik ook les geven. In de lagere school mochten wij zowat alles geven, in het middelbaar waren dat de vakken waarvoor men een opleiding had gehad en die op dat moment vacant waren. Zelf begon ik de eerste vier jaren in de 6 de Latijnses - toen telde men de leerjaren nog van zes naar een, omgekeerd dus van de huidige regeling. Vervolgens gaf ik les in het 7 de , 5 de en in 1962 ging ik naar het 3 de .

Louis Verbraeken: ‘‘Aan het lesgeven heb ik altijd veel genoegen beleefd. Aan het toezicht doen heel wat minder.

Louis Verbraeken: ‘‘Aan het lesgeven heb ik altijd veel genoegen beleefd. Aan het toezicht doen heel wat minder.

Uiteindelijk heb ik les gegeven tot in 1982, mijn vakken waren Latijn, Grieks, Nederlands en godsdienst. Aan het lesgeven heb ik altijd veel genoegen beleefd. Aan het toezicht doen heel wat minder, eerlijk gezegd.”

Geheugen

Zoals vele priesters was hij betrokken bij parochiewerking. “Van 1951 tot in ‘57 waren dat vooral weekenddiensten in Brecht, vervolgens tot 1994 in Wortel. Sindsdien verzorg ik dagelijks de dienst in het rusthuis hier in Hoogstraten.”

Al die tijd, en ook nog jaren na zijn pensionering bleef hij actief in het internaat. In de school nam hij o.m. jarenlang de redactie van het schoolblad Komaan waar. Zijn voorliefde voor literatuur en voor een correct taalgebruik werden binnen de schoolmuren legendarisch, evenals zijn stiptheid en de bescheidenheid waarmee hij zich steevast in de schaduw lijkt op te stellen. Al wie om een datum of een naam uit de verre of nabije schoolgeschiedenis verlegen zit, doet zelden vergeefs een beroep op zijn schitterende geheugen. Op zijn eigen onnavolgbare manier getuigt Louis Verbraeken nog iedere dag van een groot hart voor de mensen rondom hem, en voor “zijn” Seminarie…

Louis Verbraeken vierde in 1969 zijn zilveren priesterjubileum o.m. in het gezelschap van Neel Vandekeybus en superior Sus Verwimp.

Louis Verbraeken vierde in 1969 zijn zilveren priesterjubileum o.m. in het gezelschap van Neel Vandekeybus en superior Sus Verwimp.

GASTON COGGE

“Al die tijd heb ik geen krimp gegeven”

Gaston Cogge

Gaston Cogge

HOOGSTRATEN - Gaston Cogge is evenmin oud-leerling van de school. “Want zowel mijn lagere school als middelbaar heb ik gedaan in St.-Jan Berchmans in Antwerpen. Vader werkte als gevolmachtigde in een export- en importfirma in Antwerpen, moeder kwam uit een meubelmakersgezin. We woonden in Borgerhout, zelf was ik de jongste zoon in een gezin van drie kinderen. In 1944 ben ik naar het Seminarie in Mechelen gegaan om na mijn wijding in 1950 in Hoogstraten benoemd te worden waar ik altijd in school en internaat gewerkt heb. Daarnaast deed ik weekenddienst in de O.L.V. parochie in Schilde waar mijn ouders sinds 1958 woonden. Nadat Fons Denis met pensioen ging, deed ik ook bij de zusters van het Spijker de diensten, en sinds enige tijd ook in het begijnhof.”

Als pas gewijde priester kreeg men de keuze tussen parochie of onderwijs. “Dat was zowat de enige keuze die wij zelf mochten maken,” zegt Gaston lachend, “waar we dan uiteindelijk effectief naar toe gestuurd werden, werd door het bisdom voor ons beslist. Voor mijzelf was het altijd duidelijk dat ik bij voorkeur in een internaat tewerkgesteld zou worden. Ik wilde bijzonder graag met kinderen werken. Zo is het dus ook gegaan: op 16 april werd ik gewijd, een week later al kreeg ik mijn aanstelling in Hoogstraten. De enige vraag die ik daarover kreeg, was of ik bang was om voor een grote groep leerlingen te staan. Ik heb daar neen op geantwoord, en dat volstond blijkbaar.”

Jongste vrij

In het Seminarie begon ook Gaston als subregent. “Al vanaf de eerste dag voelde ik mij hier bijzonder goed opgevangen. Het was de toenmalige collega Renée De Laet die mij op een heel collegiale en vriendelijke manier rondleidde in de school.

“Ik dien” - zo staat niet toevallig op het bord naast de brevierende Gaston Cogge vermeld.

“Ik dien” - zo staat niet toevallig op het bord naast de brevierende Gaston Cogge vermeld.

Ik werd hartelijk ontvangen, kreeg meteen te horen waar ik een goede sigaar of een borrel kon krijgen… Onder de subregenten was er een grote samenhorigheid. Toen was dat echt nog een afgescheiden groep die apart van de leraars stond. Om u een idee te geven: de leraars hadden een kaartersclub, welnu wij maakten daar geen deel van uit, hooguit mochten wij eens toezien of uitzonderlijk eens inspringen als er een man te kort was aan de kaarttafel. Of er was hier een grote biljarttafel waar slechts een beperkt aantal van de oude “heren” en de superior konden spelen. Als subregent had je die tafel bij wijze van spreken hooguit eens gezien. Maar daar maakte niemand een probleem uit, dat was toen een normale zaak. Ook binnen de subregenten was er iemand die de zaken regelde, terwijl de jongste bijvoorbeeld automatisch opdraaide voor de taken die de anderen liever niet deden. Niemand voor het toezicht aan de pianohokjes? Dat is dan voor de “jongste vrij”, zoals dat heette.”

Samen met collega’s en leerlingen werden de zolders tot speelzalen verbouwd.

Samen met collega’s en leerlingen werden de zolders tot speelzalen verbouwd.

Brommen

Ook het surveilleren had zijn plezante en spannende momenten, daarvan getuigen de herinneringen van Gaston voluit. “Daar zaten echt wel grappige kanten aan. Zoals de keer dat ik in een klas bij het proefwerk aan het surveilleren was en een leerling mij in vertrouwen nam dat het blad van een medeleerling vol met fouten stond! Of de keer dat we met een hele groep leerlingen in rijen over de volledig donkere speelplaats gingen van de studiezaal naar de speelzaal. Dat diende in volledige stilte te gebeuren, maar natuurlijk kon je onmogelijk zien wie er lawaai begon te maken. Dan klapte de subregent in zijn hand alsof hij een leerling een oorveeg gaf en voegde daar dreigend aan toe dat de lawaaimaker er zo nog een kon krijgen - waarna heel die groep prompt muisstil was. Het gebeurde ook wel eens dat de leerlingen uw autoriteit op de proef stelden: zo was er ooit in volle zomertijd een nieuw drinkkraantje afgebroken, waarna alle kraantjes afgezet werden. De mannen waren daar zo slecht gezind over dat ze hadden afgesproken om het “Vidi aquam” te zingen in de refter. Heel die groep staat voor mij, ik wil aan het gebed beginnen maar zij beginnen uit protest te brommen. Zingen durfden ze niet, dan kun je immers zien wie er meedoet. Ik heb simpelweg gewacht, drie keer vergeefs een poging gedaan om het gebed aan te vatten en daarna tegen de deur gewacht. Zonder nog iets te zeggen tot ze vanzelf zouden zwijgen. Meer dan 22 minuten duurde dat, en al die tijd heb ik geen krimp gegeven. Ik moet zeggen dat ze dat nooit meer geprobeerd hebben bij mij in de refter. Later zou ik door superior Fleerackers gepromoveerd worden tot baas in groep 5-6”

Hecht blok

De loopbaan van Gaston Cogge liep onder meer via de lagere school waar hij samen met Gust Wuyts de “Klikliclan” (naar de zogenaamde Kleine Koer voor de jongste leerlingen) aanvoerde. Het schoolregime bleef lange tijd vrij streng “maar er waren ook wel genoeg plezante momenten die het schoolleven zeker draaglijk maakten. Zo was er lange tijd een feest van de leraars waarbij er toneeltjes in de klassen gebracht werden. Ik zie Louis Verbraeken bij zo’n gelegenheid nog tuba spelen, of Sus Coomans en Fons Denis teksten aanleren aan leerlingen. Voor de benodigde attributen werden dan de kamers wel eens half leeggehaald, en daar kwam de hulp van de subregenten goed van pas. Met de elf subregenten vormden we een goede ploeg, mag ik wel zeggen. Daar werd ook wel aan gewerkt, onder andere kwamen wij elke vrijdagof zaterdagavond bijeen op een kamer in de toren. Daar werd er dan gelezen, getekend, gekaart… eigenlijk ging het om een vriendengroep die een hecht blok vormden en samen plezier maakten. Dat was precies ook onze kracht naar de groep leerlingen als er toch eens een probleem was.” Het systeem met de surveillanten zou verdwijnen vanaf 1956.

Gaston Cogge: ‘‘De enige vraag die ik kreeg, was of ik bang was om voor een grote groep leerlingen te staan. Ik heb daar neen op geantwoord, en dat volstond blijkbaar.

Gaston Cogge: ‘‘De enige vraag die ik kreeg, was of ik bang was om voor een grote groep leerlingen te staan. Ik heb daar neen op geantwoord, en dat volstond blijkbaar.

Schoon mannen

Gaston kwam zelf voor de klas te staan met Latijn en godsdienst in de toenmalige 6 de Latijnse. “Het klaslokaal lag naar mijn aanvoelen zo vuil dat ik er prompt met leerlingen alles geschilderd heb, de gordijnen vervangen, lusters gekocht en opgehangen. Het jaar daarop schoof ik echter op naar de 5 de Latijnse - “ja maar, jullie zijn schoon mannen,” heb ik toen gezegd want ik kon natuurlijk weer helemaal van nul beginnen in dat volgende lokaal.”

Gaston gaf ook Grieks tot op het moment dat hij ook voor Engels gevraagd werd “toen we met een viertal leraars naar Londen geweest waren, waar ook nog een familielid woonde. In de school was er niemand die dat toen kon of wilde geven, blijkbaar was het een vak dat niet echt gegeerd was in Leuven. Gevolg was dat ikzelf kon vragen om naar de Modernes te gaan. Ik had dan een opdracht met ongeveer 26 uren Latijn, godsdienst en Engels. Nog wat later kwam er meer Engels bij en kon Fernand Thijs het Latijn overnemen.” De school en de schoolbevolking ondergingenal maar meer veranderingen. Na de lekenleraars deden vanaf 1959externe leerlingen hun intrede. “Dat lukte ook goed, hoor. Al gauw kwam er een burgemeester en secretaris die mee de orde en een goede klasgeest bewaakten, men had een kritische inbreng, tot en met de plaatsen van de leerlingen in de klas. Leerlingen gaven bijlessen aan mekaar, op een rustige en zinvolle manier. Zoiets werd georganiseerd vanuit de leerlingen zelf. Ik heb tot 1986 in de klas gestaan en heb daartot het laatst veel plezier aan beleefd.”

Modelbouw

Sindsdien bleef Gaston actief in het internaat. Tot vandaag de dag is hij geregeld in de weer met de jongsten van leefgroep één met wie hij in de speelzaal samenwerkt aan het opbouwen van wat ondertussen een indrukwekkend landschap is met modelbouwtreintjes. “Dat begon toen ik zelfbestuurde zeilboten maakte met de gasten van 3-4. Maar een boot heeft natuurlijk water nodig om te kunnen varen, en nadat de vijver achter de atletiekpiste verdween, had het nog weinig zin om verder actief te blijven in die branche. Daarna hebben we een tijdlang zwevers gemaakt, echt wel grote tuigen met een touw waarmee we tot zo’n 200 meter hoogte konden halen. Maar het vroeg zoveel discipline en volharding van de mannen dat velen dat niet konden blijven opbrengen. Toen ik dan naar de leefgroep 1-2 ging zag Kurt Lemmens het best wel zitten dat we begonnen aan de bouw van een heel Legodorp met treintjes en alles erop en eraan. Tot op een dag een van de leerlingen mij aansprak: “Mag ik eens iets vragen, meneer Cogge? Ik heb een trein van Märklin, mag ik die eens meebrengen voor de groep…?” Van het een kwam het ander, ondertussen hebben we al zo’n zes, zeven jaar verder gebouwd en is er na het verbouwen van de zaal zelfs een hele aparte ruimte voor voorzien. Een deel van de mannen doet dat heel graag, al vraagt het werken toch ook veel discipline van hen!”

De ziekenbroeder uit het leger werd de ziekenverzorger op het internaat.

De ziekenbroeder uit het leger werd de ziekenverzorger op het internaat.

Naast het toezicht kreeg hij sinds 1976 ook de taak van ziekenbroeder toegewezen. “Omdat hij in het leger daar al ervaring mee had,” weet Louis Verbraeken. “Dat klopt,” zegt Gaston zelf, “een priester die in dienst moest kreeg wel vaker te maken met ziekenverpleging. Ik meen dat mijn allereerste opdracht in dat verband was om met een dienstweigeraar te gaan praten. We kregen overigens een maandenlang durende Rode Kruis-opleiding in het leger. Dat zal dus wel de reden geweest zijn waarom ik in het internaat al sinds 1976 de ziekenzaal beman, een tijdlang deed ik dat voor de hele school maar die taak is daar nu overgenomen door een van de preventie-adviseurs.”

Hoe dan ook blijven de weekdagen meer dan gevuld met deze internaatstaken. “Met de schoolwerking zelf hebben wij als inwonende priesters verder niet zo veel meer te maken. Ik durf te bekennen dat ik momenteel niet meer alle leerkrachten bij naam ken, niet verwonderlijk wellicht want er zijn de laatste jaren zeer veel jonge mensen bijgekomen in het leerkrachtenkorps. Al vind ik het wel jammer dat sommigen ook ons helemaal niet meer lijken te kennen…” Hopelijk komt aan dit laatste alvast een einde met de lectuur van dit hartelijke gesprek dat ongetwijfeld nog heel wat langer had kunnen duren…

CORNEEL VANDEKEYBUS

“Genoeg kansen op verdieping geven”

Corneel Vandekeybus

Corneel Vandekeybus

HOOGSTRATEN - Neel Vandekeybus is met zijn 71 lentes de jongste van de drie. Zijn wortels liggen in Essen, meer bepaald in Essen Hoek. Hij was de oudste van een landbouwersgezin met zes kinderen. Na de lagere school daar belandde hij op de middelbare schoolbanken in het Klein Seminarie. Via Leuven en Mechelen kwam hij in diezelfde school terecht voor een loopbaan als leraar en internaatsopvoeder. Goed tien jaar geleden ging hij er met pensioen, al is ook voor hem een deel van de werkdagen nog altijd benomen door de zorg voor internen. Daarnaast is hij sinds jaar en dag betrokken bij de pastorale zorg in zijn thuisparochie Essen Hoek.

Neel als twaalfjarige communicant in 1948.

Neel als twaalfjarige communicant in 1948.

De keuze voor een benoeming in het onderwijs was voor Neel al snel een uitgemaakte zaak geweest. “Zoals Gaston Cogge al zei, was de keuze tussen onderwijs of parochie eigenlijk één van de enige keuzes die je als jonge priester zelf kon maken. Wie voor de school ging, was weliswaar niet verplicht om daarnaast nog parochiewerk te verrichten, maar dit werd toch wel als een gewone zaak beschouwd. In de praktijk was het dan de pastoor van uw eigen parochie die u vroeg of laat wel een keer polste om wat bij te springen. Dat heb ikzelf altijd heel graag gedaan, ook nu nog trouwens. Behalve weekenddiensten in Essen Hoek, doe ik ook de diensten bij de zusters van Mariaberg in Essen. Bij het randgebeuren van de parochie ben ik nauwelijks betrokken, wel breng ik af en toe bijvoorbeeld nog ziekenbezoeken thuis.”

Klas

“Anders dan voor mijn twee collega’s was ik dus aanvankelijk geen subregent hier, om de eenvoudige reden dat dit systeem niet meer bestond tegen de tijd dat ik begon.” Het schoolleven zou in de zestiger jaren een veel minder gesloten karakter krijgen. Daarmee volgde het in feite de snel veranderende maatschappij. Dat hield onder meer in dat de internen niet langer zoals voorheen lange periodes binnen bleven. Jaren vroeger bleef men maandenlang op internaat en waren de “sorties” beperkt tot enkele keren per schooljaar, later enkele keren per trimester, nog later maandelijks, tot het regime terugviel op het weekverblijf zoals het tot vandaag het geval is. “Aanvankelijk mochten ze dan op zaterdagmiddag al naar huis, tot een aantal jaren later ook de lessen op zaterdag wegvielen.” “Als leraar begon ik in de toenmalige 1 ste Moderne met als vakken Nederlands, godsdienst en aardrijkskunde. Eerlijk gezegd kende ik van dit laatste aanvankelijk weinig, heel wat van die technische termen en dat vakjargon waren kompleet nieuw voor mij. Dan kwam het er op aan om genoeg raad te gaan vragen, goed voor te bereiden zodat je de eerste keer dat je zulk vak gaf tenminste elke keer een les voor stond op de leerlingen zelf. Na een paar jaar werd ik leraar Latijn.in de 1 ste Latijnse. De laatste jaren gaf in Latijn en godsdienst in het 1 ste jaar.”

In 1997 vormden de 20 leerlingen van 1A2 de laatste klasgroep voor titularis Neel Vandekeybus.

In 1997 vormden de 20 leerlingen van 1A2 de laatste klasgroep voor titularis Neel Vandekeybus.

Leefgroep

Neel bewaart aan de vele jaren internaatswerk de beste herinneringen. “In het begin van mijn loopbaan gaf ikzelf dus les aan de jongsten, maar stond ik enkele jaren in het internaat voor de Poesis en de Retorica, de hoogste jaren dus. Dat betekende dat je moest werken met mannen waar je zelf geen les aan gaf, in tegenstelling tot Jef van Dongen of Jan Van Geet. Dank zij de goede collegialiteit liep dat echter vrij vlot.” Van 1964 tot ‘76 stond hij voor de lagere school en de jongste leerlingen. “Heel erg plezant waren de woensdagnamiddagactiviteiten en de kampen. De organisatie gebeurde onder meer samen met Jef Derkinderen. We hadden de assistentie van leiders uit de Retorica, een aantal van de oudste leerlingen dus die de activiteiten mee voorbereidden. Dat zal wel zowat voortgekomen zijn uit de leiderstraditie van bij de KSA. Die gasten volgden daar dan wel een monitorencursus voor.” Het werken met grote groepen vergde veel samenwerking en goede afspraken. “Je staat immers in voor een leefgroep van meer dan honderd kinderen. Maar ik heb daarbij echt wel goede collega’s gehad al die jaren, mensen zoals Jef Van Gils, Marc Buyens, Cor Van Boxel, later nog Tony Verhelst. In de leefgroepen stond je niet alleen in voor activiteiten, er was ook het nodige toezicht in studiezaal en de speelzaal. Samen met Bert Pluym was ik een tijdlang verantwoordelijk voor de lagere school.”

Neel Vandekeybus: ‘‘Bij een nieuw vak kwam het er op aan om genoeg raad te vragen en je goed voor te bereiden zodat je de eerste keer tenminste telkens een les voor stond op de leerlingen zelf.’’

Neel Vandekeybus: ‘‘Bij een nieuw vak kwam het er op aan om genoeg raad te vragen en je goed voor te bereiden zodat je de eerste keer tenminste telkens een les voor stond op de leerlingen zelf.’’

Dakgoot

De openstelling van het internaat voor de “buitenschoolsen”, jongensleerlingen van de collega-scholen uit Markdal, ging niet ongemerkt. “In die zin dat dit toch wel een hele aanpassing was. Een leerling die in de eigen school les volgt, is allicht makkelijker vertrouwd met de schoolcultuur en met de mensen die de begeleiding doen. De buitenschoolsen hadden deels andere verwachtingen, dat was aanvankelijk toch wel zoeken naar een goede manier om daar mee om te gaan. Het betekende bijvoorbeeld dat je voor een deel van de groep minder studie en meer speelzaalactiviteiten diende te voorzien. Ik mag ook wel zeggen dat er al eens iemand bij was die het allemaal wat losser opnam. Het is nog gebeurd dat er op een bepaald moment een leerling afwezig was op de speelzaal. Het bleek dat die doodgemoedereerd in de dakgoot boven de speelplaats liep… Maar gelukkig was dat wel de uitzondering, hoor!” Uiteraard ging ook de verminderde rol van kerk engeloof aan de priesters niet ongemerkt voorbij. De drie priesters treden mekaar meteen bij wanneer ze dit omschrijven als “een pijnlijk gevoel, meest van al nog door het verlies van waarden dat je ziet bij zovele mensen. Van de jongeren hoor je dan dingen als dat sommigen niet gedoopt zijn, dat ze nauwelijks nog iets lijken te kennen van het geloof of van de bijbel.

Zovele zaken die vanzelfsprekend waren, die nu van thuis uit niet meer gedragen worden. Het jammere ervan is dat men niet alleen die buitenkant maar vooral ook authentieke waarden zo kwijt geraakt zonder dat er iets voor in de plaats komt. Jongeren krijgen in onze samenleving nog maar weinig kans op verdieping. Daar ligt zeker een blijvende taak weggelegd voor de school en het internaat. Wij durven te hopen dat onze kinderen tenminste daar nog volop kansen op echte zingeving krijgen, want vergis u niet: dààr heeft ieder mens blijvend nood aan…”

In 1985 bestond de school 150 jaar. Op dat moment waren er nog 13 inwonende priesters: (boven) Paul Nuyens, Bert Pluym, Neel Vandekeybus, Fons Denis, Sus Coomans, Jan Sneyers, Ward Van Laeken; (onder) Gust Christiaensen, Gaston Cogge, Louis Verbraeken,superior Jef Lievens, Louis Swaegers en Walter D’Hauwe.

In 1985 bestond de school 150 jaar. Op dat moment waren er nog 13 inwonende priesters: (boven) Paul Nuyens, Bert Pluym, Neel Vandekeybus, Fons Denis, Sus Coomans, Jan Sneyers, Ward Van Laeken; (onder) Gust Christiaensen, Gaston Cogge, Louis Verbraeken,superior Jef Lievens, Louis Swaegers en Walter D’Hauwe.

DE WERELD VAN KRIZ

© Kris Martens