
37 minute read
Papboer, professor, podcastmaker en expert in niets...
Gert Thielemans ‘Proper Geknipt’ in de Hoogstraatse Maand
Er zijn zo van die mensen, waarvan je gewoon weet dat ze ooit met een interview in de Hoogstraatse Maand zullen komen. Omdat het ‘dorpsfiguren’ zijn, zoals dat heet. Het exemplaar waarmee we dit keer een lang gesprek hadden, zet regelmatig zélf zo’n figuren in de spotlights met een gezellige babbel in een vlotte podcast. Ook in die gesprekken gaan ze vlotjes terug naar vroeger, gaat het van ‘weet ge nog’ en ‘den dieje en den dieje’. Zoals wij het graag hebben, tiens. Onze eigen gast van vandaag: Gert Thielemans. Ene van Minderhout. Professor statistiek. Maar dan wel één die zijn carrière startte in de Hubo en die voorzitter is van het kermiscomité. Je kent hem misschien wel van de podcast Proper Geknipt, of van het biljarten, of van ‘t Withofke, of… Wij zetten hem niet in de kappersstoel, maar stellen hem gewoon zijn eigen vraag. Gert, voor wie jou niet kent, vertel eens, wie ben je, en hoe ben je gekomen waar je nu staat?

Gert van Jef van de Zwingel
DHM: Waar liggen je roots Gert?
Mijn roots liggen geheel en al in Minderhout. Mijn ouders woonden in een van de destijds nieuwe wijken uit de jaren 70. Venhoef, Sint-Clemenswijk en Borselhoeve. Ik ben opgegroeid in de Sint-Clemensstraat.
Mijn ouders zijn beiden van Minderhout. Pa werd Jef van de Zwingel genoemd, die naam komt al van mijn grootvader, geboren in Rijkevorsel en later naar Minderhout verhuisd. Hij had hier een café waar nu De Vlinder is. Ik heb het zelf nooit meer geweten. De zwingel is een heel oude bijnaam, die komt ergens uit de Vlaanders, van de vlas-zwingelaars. En onze pa was dus Jef van de Zwingel. Ik word niet meer Gert van de Zwingel genoemd, maar ik gebruik het soms nog wel. Zoals met de volksspelen, mijn eigen bengels noem ik ook zwingel. Zoals dat ging bij mijn grootvader, riepen ze Gust dan luisterde hij niet, er waren wel meer Gusten in het café. Maar als men zwingel riep, keek hij meteen op. Dat werkt bij mijn bengels ook. Als die niet luisteren roep ik zwingel, en dan kijken ze meteen op.
Mijn moeder, Bet Fockaert - ook wel Bet Foenk genoemd, is van Hal. Ze zijn vrij vroeg samen in Minderhout gaan wonen.

DHM: Je groeide dus op als dorpskind?
Een echt dorpskind. Ik heb altijd gezegd dat ik niet weg wil uit Minderhout. Van in het begin dat ik met Aranka samen was, zij is van Hoboken, heb ik dat tegen haar gezegd. Wil je met mij samen zijn, dan gaan wij samen in Minderhout wonen. Dat was oké. Ik dacht dat ik daar best direct duidelijk in kon zijn. Ze zag dat wel zitten en wil er ondertussen ook niet meer weg.
Ik liep hier lagere school en was lange tijd in de jeugdbeweging, vanaf mijn veertiende. Daarvoor had ik niets anders nodig want we woonden in een wijk met nogal wat bengels van dezelfde leeftijd. Bovendien heb ik langs de Thielemanskant een grote familie, langs ons ma hare kant was er ook een nichtje van mijn leeftijd. We woonden allemaal in de wijk. Ik had altijd wel graag dat er volk bij ons kwam. Als er eens een tante langskwam om te buurten met m’n ma en die was nog niet terug van de winkel of van het werk, dan zette ik alvast koffie en was ik al aan het buurten met tante. Ik heb me later wel eens afgevraagd hoe ik dat eigenlijk deed. Over koetjes en kalfjes praten ligt me nu niet zo goed, maar toen ging mij dat heel goed af blijkbaar. Nu hangt het meer van de gesprekspartner af. Het moet wederkerig zijn, een beetje pingpongen.
DHM: Geen broers of zussen?
Ik ben enig kind. Er was wel een oudere broer maar die overleed al voor mijn geboorte. Ook een Gert. Als je in Minderhout op het kerkhof komt, is het eerste graf dat je tegenkomt dat van Gert Thielemans. Hij is gestorven drie maanden voordat ik geboren ben. Hij is maar 3 jaar geworden. Dat is misschien ook waarom ons ma heel beschermend is geweest voor mij. Ze had een heilige schrik als wij buiten aan het spelen waren. De Clemensstraat is in de vorm van een acht. Aan de andere kant van die acht van waar wij woonden, was een speeltuintje. Ik mocht daar als twaalfjarige niet zomaar naar toe. Ze was bang dat ik een hangjongere zou worden, want op zo’n pleintje hing altijd volk rond en dat was buiten haar controle. Het waren sociale woonwijken, daar was ook wel wat moeilijkere jeugd. Buiten spelen gebeurde dan ook in ons eigen gedeelte van de wijk.
Vrijheid
DHM: En de jeugdbeweging was een manier om daar van weg te zijn?
Het waren rustige straten, je kon op straat spelen, we hadden daar dus eigenlijk geen jeugdbeweging nodig. Toen we wat ouder werden, was het wat meer hangen. Met ons Katrien (Thielemans) en ons Ellen (Fockaert), maar ook bijvoorbeeld Nick de Ruysscher, Evelien Janssen, Joël Krols… Door hen ben ik bij de jeugdbeweging terechtgekomen. Zij waren bezig over kampen en de KSJ. Zo werd ik ook lid.
En al was ik nooit bij een vereniging geweest, het was wel heel plezant om onder de mensen te zijn. Wat me er eigenlijk in aantrok, kan ik niet zeggen, behalve dat het plezant was. Zeker in de leiding gaf dat ook een soort van vrijheid. Als jeugdbeweging was je baas over de eigen stek. Vrijheid van thuis ook, die hadden daar niets te zeggen. Al was het maar in de Schoolstraat, dat leek ineens een eind verder. In het leiderslokaal kon ik al eens een pintje drinken, ik vond er een stuk van mijn vrijheid.
DHM: Ben je lang in de leiding gebleven?
Acht jaar, best een heel traject, hè? We waren ook gewoon een heel plezante hoop vrienden: Bert Roos, Nick De Ruysscher, Evelien Jansen, Tim Willekens, Dries Houben, Tuur Saenen, Koen Roos. We zijn samen lang doorgegaan. Al was na acht jaar het beste er wel vanaf, dat had ik toen ook wel door. Tijd voor de volgende lichting.
Er ging veel tijd naar de KSJ, maar dat kostte mij weinig moeite, mentaal al zeker niet. Eigenlijk ben ik een luie mens en ik doe niet graag dingen tegen mijn goesting. Misschien deed ik het vaakst wel de dingen die ik gewoon graag zelf deed. Wat soms wel eens voor strubbelingen zorgde, omdat ik misschien te weinig de dingen deed die er daarnaast ook moesten gebeuren.
Ik heb heel goede herinneringen aan de jeugdbeweging. Ik organiseerde graag dingen. Dat deed ik daarvoor ook al in de wijk, alleen op mezelf. In de hof een minigolfterreintje maken en dan een bordje vooraan tegen het straat ‘Hier kun je bij ons komen minigolfen’, voor de drie man die dag bij ons door de straat zouden komen. Dingen waar ik mijn creativiteit en ‘organisatietalent’ kwijt kon. Dat er ook effectief mensen waren, meestal bekenden, die dat tegen wil wel eens moesten doen. Dat was dus mijn publiek.
Ook in de KSJ stak ik dus graag van alles in elkaar. Als er een show was op kamp, dan kon Gert een uur kwijt zijn en zat die daar te knutselen. Iedereen druk bezig met het decor, met de bengels actjes maken en alles. En Gert zat daar op z’n eigen een Lordi-pakje ineen te knutselen met touwtjes zodat de vleugels omhoog kwamen. Als dat dan voor 10 seconden werkte en iedereen het geweldig vond, dan was het goed voor mij… De voldoening dat het werkt. Ja, het maken is alles.
Kloeffer
DHM: Waar liep je middelbare school? Meester Hermans van de school in Minderhout woonde een paar huizen voorbij ons. Toen ik elf jaar was, kwam die eens op de oprit bij ons thuis en zei tegen onze ‘Gert, dat wordt er een voor de Latijnse in het Seminarie’. Onze pa had nooit de kans gehad om te studeren. Ik voelde op een bepaalde manier al direct dat ik mijn ouders daar trots mee kon maken… Ik weet niet of ik per se zelf goesting had om Latijnse te gaan doen. Op dat moment denk je daar ook niet echt over na hè? Ik ben ook effectief de Latijnse in het Seminarie begonnen, maar stopte na één jaar. Niet omdat mijn punten slecht waren, ik had een A-attest, maar ik deed dat gewoon niet graag. Toen ben ik moderne gaan doen, economie en wiskunde. In het zesde middelbaar moest ik blijven zitten, omdat ik gebuisd was voor… economie en wiskunde (lacht). Dus mocht ik dat jaar nog eens opnieuw doen.
Het probleem was dat ik nooit had leren studeren. Tot dan was het mij allemaal heel gemakkelijk afgegaan. Dat jaar blijven zitten heeft er niet aan geholpen, want je zag alles voor de tweede keer en had toch wel goeie punten. Misschien door nog minder moeite te doen dan de eerste keer. Als ik daar op terugkijk, is er een hoop misgelopen toen.

DHM: Om vervolgens Germaanse te gaan studeren?
Jawel, ik was goed in Nederlands en Engels. Daar haalde ik makkelijk veel punten van. Voor economie en wiskunde was ik blijven zitten, niet dat ik die vakken niet graag deed. Alleen had ik het idee dat ik dat niet kon. Dus maar Germaanse in Antwerpen, op kot ja. Maar het bleek al redelijk snel dat ik dat niet graag deed. Als ze zo elke week afkomen met een kloeffer van een klassieker, een James Joyce ofzo, en zie dat je die tegen volgende week gelezen hebt! Ik lees wel graag, maar ook alleen dingen die mij interesseren.
Dit marcheerde voor mij dus echt niet. Maar zoals in het middelbaar kon je lang doorgaan met heel weinig moeite erin te steken en nog wel çava punten te halen zodat het leek alsof je nog wel goed genoeg bezig was. Mijn kandidaturen en het begin van de licenties heb ik nog afgewerkt, bij het begin van mijn masterproef ben ik gestopt.
DHM: Andere bezigheden ondertussen?
Ik was niet echt een modelstudent. Ik zal al snel in de studentenvereniging Nordkempus. Praeses geworden en cantor. En altijd veel op café gegaan, van tevoren ook al, maar toen zeker. Als tapper ook, op een gegeven moment zat ik zeven dagen van zeven in het café. Als het niet was om te werken, dan was het om daar gewoon te hangen en met vrienden te zijn.
DHM: Maar dat was niet het studentenleven dat leidt tot een diploma?
Nee, voilà. Ik was een heel slechte student, maar een heel goeie... student, ja. Nordkempus was opgericht is door mensen vooral uit Hoogstraten. Dat was eigenlijk een heel klein clubje, maar uiteindelijk zaten wij in de kringraad van de universiteit waar je effectief dingen mee mocht beslissen. Wat eigenlijk nooit de bedoeling was, ik heb nooit de ambitie gehad om zoiets mee te beslissen. Maar dat gebeurde gewoon, wij waren populair en de mensen vroegen om dat te doen. Dan deed ik dat omdat ze dat graag hadden…
Maar ja, dus ben ik zonder diploma gestopt. Ik vond dus geen diploma in Antwerpen, maar wel een vrouw. Ik leerde Aranka kennen. Op café, zij zat bij een andere studentenclub, maar onze club zat daar ook.
De sjot gegeven
DHM: Je stopt met de studies en zoekt werk, op een moment dat dit niet zo vanzelfsprekend was? Wel, ik heb daar altijd veel chance mee gehad. Ik kom uit een arbeidersgezin, mijn vader is metser en camionchauffeur geweest, mijn moeder poetsvrouw. In heel de nochtans grote familie langs de beide kanten heeft het heel lang geduurd voordat er iemand kwam die hogeschool of unief gedaan heeft. Na mij moeten we al naar de achternichten gaan kijken. Ik zat heel erg in die twee werelden. ‘Onze Gert, dat is de slimme’, dat werd zo gepusht. Ik was de student. Ik werkte best graag met mijn handen, maar werd nooit door m’n pa meegepakt naar de bouw of zo.

Maar toen die vacature bij de Hubo kwam, dacht ik meteen daar kan ik iets mee. Dan kan ik twee dingen combineren. Nu ja, ik had ook geen diploma, mocht de lat dus niet te hoog leggen. Ik denk dat Geert van Hooydonck, de baas van de Hubo, blij was met mijn sollicitatie: iemand die de rekken kon vullen, maar het ook kan uitleggen en met klanten in de winkel kan praten.
Ik ben meteen naar veel opleidingen gestuurd zoals elektriciteit en loodgieterij, om het inhoudelijke van de job te leren kennen. Dat vond ik geweldig, ik had er heel fijne collega’s ook. Ruud Viskens en Sven Scheynen, en natuurlijk de betreurde poepieboy Jos Tilburgs. Je werd er een betere verkoper door. Een en ander kwam me nog goed uit ook, want ik had een huis gekocht waar nog veel verbouwd moest worden. Ik kon er heel veel zelf doen. Kortom, ik was bezig met allemaal nieuwe dingen en leerde een hoop bij, dat was ik weet niet hoe plezant. Dat is kennis die je voor altijd meeneemt eigenlijk. Ik heb dat werk graag gedaan, maar na een paar jaar raakte ik er op uitgekeken. Ik leerde er niks meer bij, en was er stilletjes over aan het denken om iets anders te zoeken.
Nu, mijn baas had het ook wel gemerkt. Hij kon me geen perspectief bieden, was op dat moment nog niet echt bezig met de nieuwe Hubo in Brecht. Hij heeft me dus ontslagen en meteen uitbetaald, ik moest mij opzeg niet uitdoen. Heel chic was dat, hij had ook kunnen wachten tot ik zelf wegging. Eigenlijk heeft hij me toen de sjot gegeven die ik nodig had.
Een goeie baas hé. In het dankwoord in mijn doctoraat heb ik hem en zijn vrouw uitdrukkelijk bedankt om mij buiten te gooien en aan te moedigen terug te gaan studeren.
De klik gemaakt
DHM: Niet evident, want je bent ondertussen gehuwd, kocht een huis en jullie verwachten een kind… Klopt. In september ben ik ontslagen en in november is Aranka bevallen, van ons Liza. Dat was geen evidente boodschap toen. Ik heb heel veel steun gehad van mijn schoonvader, die was immers ook op latere leeftijd gaan studeren. Hij had zelfs nog met zijn dochter samen in de les gezeten. Ik keek naar avondopleidingen die ik zou kunnen doen, maar hij pushte me om voltijds te studeren, hij zou ons ondersteunen als dat nodig was. Ook mijn ouders hebben een duit in het zakje gedaan.
Ik koos voor Sociaal Economische Wetenschappen aan de UA, een heel nieuwe richting die nog niet bestond toen ik de eerste keer ging studeren. Dat was in 2012, de tijd dat ik politiek actief was. In sociologie zou ik daar het fijne van leren. Maar alleen sociologie was dan net iets te veel, in economie vond ik te veel boekhouden en marketing. De combinatie van de twee leek voor mij gemaakt.
DHM: Was dat ook zo?
Jawel, ondertussen had ik ook voldoende maturiteit om effectief naar de les te gaan en te studeren. Je zit er wel op de banken met mensen die tien jaar jonger zijn. Je hoeft anderzijds niet meer elke dag op café te zitten om een lief te vinden, dat scheelt wel. Want die had ik al! (lacht) Dan komt er een hoop tijd vrij om naar de les te gaan en te studeren. Nee, in die val ben ik niet meer getrapt.
Net zoals de KSJ was het studentenleven heel mooi. Eigenlijk vind ik het nog wel ferm op een bepaalde manier dat het heel vergankelijk is, zeker het studentenleven. Ik heb me destijds intens beziggehouden met de studentenvereniging, maar drie, vier jaar nadat je vertrokken bent kent niemand je nog. Dat dwingt je om dat los te laten.
DHM: Je brengt die studies tot een goed einde, van waar komt dan de mogelijkheid om te doctoreren?
Dat is een langer verhaal. Ik had nog altijd die buis van economie en wiskunde die ik in mijn kop meedroeg, ‘want ik ben daar niet goed in’. Het grootste buisvak in het eerste jaar Sociologie is net Statistiek.
Ook Aranka, die zelf sociologie heeft gedaan, had mij er voor gewaarschuwd. Ik begon dus met een gezonde schrik aan dat vak, ging sowieso altijd naar de les en hield het goed bij. Ik had al gemerkt dat ik goed kon studeren door studentencursussen te schrijven, gewoon omdat je het probeert uit te leggen aan iemand op een andere manier. Het maakt dat je ermee aan de slag gaat en je het zelf eerst moet begrijpen. Tijdens de periode van het examen voor Statistiek 1 was ik die cursus aan het schrijven, en ineens - dat is echt raar - maar daar klikte het.
Ik ben op een heel andere manier naar wiskunde, statistiek, formules en zo beginnen kijken. Ik kan me nog voor de geest halen dat ik achter mijn computer zat ineens alles snapte, ‘Oh, zo zit dat’. Nu nog probeer ik bij mijn studenten die klik te forceren, maar dat lukt niet zomaar. Voor mij bleken al die vakken ineens een pak gemakkelijker. Economie, wiskunde, statistiek waren zelfs mijn beste vakken!
Het jaar erop begon ik bijles in statistiek te geven, wat heel goed aansloeg bij medestudenten. Ze kenden ze mij omdat ik de studentencursus had geschreven en die vrijwillig beschikbaar stelde. Zonder dat ik er zelf achteraan was gegaan, kwamen er een paar vragen of ik hen bijles wilde geven. Het eerste jaar drie, het jaar erop waren dat er negen, uiteindelijk waren dat er dertig en die betaalden me. Dat maakte studeren voor mij financieel een stuk draaglijker.
Doctor Gert
DHM: Hoe kom je dan bij die doctoraatsgroep terecht?
In mijn masterjaar hadden wij nog een vak statistiek. Al in het eerste semester was ik aan het kijken naar doctoraatsvacatures. Bij die prof, Dimitri Mortelmans, was al voor januari een vacature voor een doctoraatsstudent. Maar ik was nog niet klaar met mijn studie. Ik ben toch gaan vragen of het nut had dat ik daar als masterstudent al op solliciteerde? Nee, eigenlijk niet zei hij, want dat budget moet al toegewezen zijn in januari. Twee weken later kwam hij zelf naar mij. ‘We vinden eigenlijk niemand’. Hij kende me vrij goed, ik zat altijd in de les, zat vooraan, stelde veel vragen. Zodoende heb ik erop gesolliciteerd en in november wist ik het al.
DHM: Waar was het doctoraatsonderzoek op gericht?
Dimitri Mortelmans deed vooral onderzoek op de financiële gevolgen van echtscheiding. Het was een groot project, daarom moest hij er iemand voor
aannemen. Het project ging aflopen, er moesten nog werkpakketten gedaan worden. Tijdens mijn eerste jaar doctoraat schreef ik een voorstel uit voor een beursproject bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek. Dat heb ik binnengehaald. Zo deed ik vijf jaar over mijn doctoraat in plaats van vier. Het eerste jaar op een ander project, vervolgens vier jaar op het eigen project, alles binnen dat thema ‘Financiële gevolgen van echtscheiding’.
Mijn persoonlijke insteek was dat ik daar een concept ‘anticipatie’ bij ingevoerd heb. Is er een verschil in economische gevolgen als je de echtscheiding ziet aankomen of niet - en dus eventueel al zaken geregeld had? Het onderzoek was vooral op vrouwen gericht, omdat die jammer genoeg nog altijd vaak de financiële slachtoffers zijn van echtscheidingen. Om een duidelijk beeld te krijgen over hoe erg dat is, moet je de vrouwen eruit filteren die al van tevoren maatregelen genomen hebben. Zijn de gevolgen anders? Komen ze er sneller overheen?
DHM: Hoe past de Italiaanse stad Firenze in je doctoraatswerk? Een van mijn papers werd ingestuurd naar een wetenschappelijk tijdschrift. Die moet daarvoor door een heel proces, een ‘peer review’. Zo kwam ik uit bij een artikel van een andere prof met dezelfde data over hetzelfde onderwerp. Ik las dat terwijl ik met Aranka in Firenze zat. Ik wist dat hij ook bezig was met financiële gevolgen van de echtscheiding, maar niet met anticipatie. Puur toeval dat we daar allebei aan werkten. Deze Daniele Vignoli werkte aan de Universiteit van Firenze. Je kan fondsen aanvragen voor een buitenlandse samenwerking. Dat moet je wel zelf regelen binnen die doctoraatsgroep. En uiteraard moet dit nog altijd kaderen in het project van mijn promotor. Want bij alle onderzoek dat ik deed en op al mijn papers komt zijn naam.
Nu staat de Universiteit van Firenze niet heel hoog aangeschreven en werd mijn aanvraag niet goedgekeurd. Maar via een Finse prof sociologie van de universiteit van Stockholm bood zich een andere kans aan. Die werkte samen met de ‘European University Institute’ een beetje buiten Firenze. Zo had ik ineens een universiteit die wel hoog aangeschreven staat, in samenwerking met een socioloog en een econoom. Wat voor mijn doctoraat Sociaal-Economische Wetenschappen perfect was….
Dus ja, eigenlijk is dat gewoon begonnen met in Firenze zitten, een mailtje lezen en denken, oké, dat zou wel plezant zijn om hier een halfjaar te kunnen komen werken.
Coronaperikelen
DHM: Wat dus ongetwijfeld zes productieve maar ook leuke maanden werden?
Ja, dat werd een heel leuke tijd. Firenze was altijd al mijn favoriete stad in Europa. Al tijdens mijn Romereis in het middelbaar was de avond die we er doorbrachten, de plezantste van heel de reis. Achteraf was ik er nog eens met verlof geweest, later ook met Aranka. Alleen maar goeie herinneringen. Het is de enige grote stad is die voor mij aanvoelt als een klein dorp. De stad is zo compact, elke straat komt uit op een kerk, op een museum, het barst van de cultuur in het oude stadsdeel. Ik voelde me daar direct thuis. Hoewel ik het niet zo moet hebben van steden, ben ik heel blij dat ik daar aan het werk geweest ben
Toch is dit wat in mineur geëindigd. Ik ging in september 2019 naar Firenze, in maart 2020 zou ik naar huis komen. Maar dat was zonder corona gerekend. Plots ging alles in lockdown. Alles dicht, ik zat daar gewoon op mijn appartementje. Dan kwam het bericht dat de luchthavens zouden sluiten, want in Italië was het sowieso heel erg. Een paar maten zouden mij komen ophalen en samen in de stad het laatste weekend doorbrengen. Maar ja, kunnen we dat nog wel doen? De cafés zijn toch dicht! We veranderden dus onze plannen en zouden naar Oostenrijk gaan. Tot bleek dat heel Europa in lockdown ging. Hals over kop nog een vliegtuigticket geboekt om naar huis te vliegen. Niet eens afscheid kunnen nemen van collega’s en vrienden.

En je kan het niet verzinnen: twee jaar later ga ik nog eens terug, ik zou er drie dagen blijven voor een uitgesteld afscheid. Na twee dagen komt een telefoontje: ‘Ons Liza heeft corona, dus wij moeten hier een week in quarantaine. Wat ga je doen als je aankomt? Je kunt hier mee in quarantaine komen zitten of je blijft nog een week langer in Firenze’. Ik zou dus een week langer blijven. Op het einde van die week: ‘Ja, onze Nelles heeft corona’, een week later ‘Elke en ik hebben alle twee corona’... In plaats van drie dagen heb ik er uiteindelijk drie weken gezeten. Toen wel goed afscheid kunnen nemen! (lacht)
DHM: En je doctoraatsscriptie, heb je die dat jaar verdedigd?
In 2021. Die openbare verdediging, dat moet maar dat is eigenlijk voor de film. Aan de UA is het zo dat als de jury je doctoraat goedkeurt, ze daarmee zegt dat je ze moet verdedigen. Dan weet je het eigenlijk al. Je zou echt heel veel moeite moeten doen op de verdediging om het naar de vaantjes te helpen.
DHM: Wat was de titel van je doctoraalscriptie?
“Is knowing half the battle? - Anticipating the consequences of relationship dissolution”. De cover moet je zelf ontwerpen. Bij mij is dat een foto van Parijs-Roubaix, van een coureur die op z’n muil lag in het bos van Wallers. Om het concept anticipatie uit te leggen, had ik Parijs-Roubaix als voorbeeld gepakt. De coureurs anticiperen op dé kasseistrook door zo te rijden alsof ze al op de kasseistrook zijn.
Al van in mijn studententijd ben ik sowieso zot van de koers. En vooral van Parijs-Roubaix, ik heb het bos van Wallers zelfs op een arm laten tatoeëren. Die microbe is er nog altijd. Er zijn zo’n paar dagen op een jaar die van tevoren op de kalender staan, zodat ze thuis ook weten dat ze mij op die dag niet lastig moeten vallen; de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, het WK. Ik kijk vooral graag koers op café. Met andere liefhebbers, liever dan in mijn zetel thuis. We hebben de Ronde van Vlaanderen in het Withofke gekeken. Die uitzending begint altijd al heel vroeg, en dan bakten we spek met eieren.

Expert in niets
DHM: Wat is je job nu? Officieel ben ik gastprofessor. En ik ben expert in niets. Ik heb wel een heel breed interesseveld. Het echtscheidingsonderzoek ben ik gaan doen niet omdat ik zo super geïnteresseerd was in echtscheidingen, maar omdat het beschikbaar was. Maar ik ben geen expert in echtscheidingsonderzoek. Statistiek was ik gewend en daar ben ik nu meer en meer in gespecialiseerd. Maar ik ben geen expert in statistiek. Ik ben niet iemand die zich volledig toelegt op de statistiek en alle snufjes gaat onderzoeken.
Je gebruikt statistiek in andere vakgebieden. Vooral nu in lesgeven, wat ik graag doe. Ook buiten de sociologie, zo geef ik het vak in de richting productontwikkeling. En ik geef kwantitatieve onderzoeksmethoden, eigenlijk gewoon wetenschappelijk onderzoek met cijfertjes. Maar, hé, die complexiteit, wat ik daarover wil zeggen, is dat het heel gemakkelijk is om met statistiek verkeerd te onderzoeken. Het is een boutade dat je met statistiek alles kan bewijzen. Dat is niet waar. Met statistiek kun je niks bewijzen. Er komen getallen uit en die moeten geïnterpreteerd en geanalyseerd worden. Daar zitten heel veel valkuilen in. Ik probeer om mijn studenten vooral duidelijk te maken wat die valkuilen zijn van statistiek.
Maar zoals gezegd, ben ik zelf geen expert in statistiek. Ik weet van alles iets en ik probeer vooral mensen te begeleiden om dingen beter te doen en breder te blijven kijken. Dat gaat me goed af omdat ik in zoveel verschillende werelden zit en zoveel verschillende interesses heb. Lesgeven is 20% van mijn werk, de andere 80% ben ik de data-manager, infrastructuur-manager van een groot onderzoekpanel TSS ‘Thede Social Stability StudyPanel’. Daarin komen de data van 6.000 mensen, volledig anoniem, over heel België die om de zes weken bevraagd worden. Die data moeten onderzoekers helpen, ik moet faciliteren dat zij de data aangeleverd krijgen op de juiste wijze, zodat ze in hun onderzoek bruikbaar zijn.

De liefde
DHM: Aranka heb je ontmoet tijdens je eerste periode aan de unief, vertelde je daarstraks.
Jawel, daarna een huis gekocht en verbouwd en twee kindjes op de wereld gezet - Liza in 2012 en Nelles in 2015. Allebei toen ik aan mijn tweede studieperiode bezig was.
DHM: Een standaard jong gezin, maar daar is dan nog iemand bijgekomen en dat is niet onopgemerkt gebleven. Je hebt het zelf in een verrassend bericht op Facebook uitgelegd, polyamorie? Ach, ik plak niet graag namen op die dingen, heb dat zelf nooit echt gedaan. Je hebt het nu over Elke. Zij is 9 jaar jonger. In mijn masterjaar doctoreerde Elke, ze was de assistente van professor Dimitri Mortelmans voor het vak statistiek. Daarna werden wij collega’s en deelden een bureau. Ik babbelde nogal veel over kermissen - waar het hart van vol is - en op een keer is ze mee naar Minderhout gekomen voor Castel kermis. Eigenlijk is dat verrassend ‘normaal’ gelopen. Wij waren daar met drie, je drinkt een pintje, wat dansen, beetje flirten, je wordt naast elkaar wakker en voor je het weet ben je 6 jaar samen. Zo loopt het nogal vaak, alleen is het bij ons nu met drie in plaats van twee.
Nu, het klopt wel dat de vonk tussen mij en Elke sneller is overgeslagen dan tussen Elke en Aranka, omdat wij elkaar al ettelijke jaren kenden. Maar daar was tevoren niets van een relatie of een affaire. Elke had al wel een relatie met een man en een vrouw op dat moment, maar los van mekaar. Een vriendin in Gent en een vriend in Antwerpen. Ze was al bijzonder. Voor haar was het idee dus niet zo heel nieuw.

DHM: En hoe reageerde Aranka daarop?
De eerste avond is dat gewoon plezant, je hebt iets met z’n drieën gedaan. De daaropvolgende dagen komen er zo wat meer gevoelens bij kijken. Op een bepaald moment heeft Aranka gevraagd of ik verliefd was op Elke. Op dat moment kan je kiezen om keihard nee te zeggen en te liegen. Ik heb besloten dat niet te doen en te zeggen ’ja, ik denk het eigenlijk wel’. Ook vanuit een overtuiging, ik had altijd tegen Aranka gezegd dat langdurige relaties nou eenmaal zo werken. Jij gaat ooit verliefd worden op iemand anders. Ik ga ooit verliefd worden op iemand anders. Dat is normaal. Maar wat doe je ermee? Verliefdheid kan je niet blokkeren.
Ze zeggen wel eens gedachten zijn als scheten, en als gedachten scheten zijn, dan zijn gevoelens vliegende diarree. Je kunt dat niet tegenhouden. Dus op dat moment heb ik de waarheid gezegd.
Daarna zijn we erover gaan praten: wat gaan we daar mee doen? Aranka vond Elke ook een leuke en een toffe, en dus wilden we wat vaker afspreken.
In de plooi
DHM: Je had niet de intentie bij Aranka weg te gaan, zoals dat wel vaak gebeurt?
Neen jong, zeker niet, nooit. Dat is nooit mij idee geweest. Het is organisch in de plooi gevallen, heel natuurlijk. En het blijft duren, al zes jaar vormen wij een gelukkig gezin.
DHM: En hoe pakten de kinderen dit op?
Ook met de kinderen is dat gemakkelijk gegaan. Onze Nelles was juist drie jaar, die heeft eigenlijk nooit iets anders geweten. Liza was vijf of zes, die herinnert zich daar nog wel een beetje van en begint er al wel eens over. Maar dat gaat niet ver. Ze is ooit thuisgekomen van de school en zei ‘mijn vriendinnen vinden het allemaal heel raar dat mijn tweede mama bij ons woont’. Een tweede mama hebben, is absoluut niet raar. Het enige rare eraan, was dat wij in hetzelfde huis wonen. Elke is een keer onze Nelles van de kleuterschool gaan halen. Hij was aan het wenen en ze zei, oei, wat is er? Hij vond het erg dat zijn vriendje Kasper alleen maar mama en papa heeft, die heeft geen Elke… Ja dat is toch zalig, hè? Dat die bengels er zo onbevangen naar kijken.
DHM: Hoe kijkt je omgeving ernaar?
We hebben er altijd heel normaal over gedaan. Ik weet dat een paar weken na Castelkermis een maat verjaarde en hij gaf een feestje in ‘t Fortuin, in de discotheek. Ze vroegen wie Elke was. ‘Dat is Elke, “onze” vriendin, dat is de vriendin van mij en Aranka, ons lief, van ons met twee.’ De dichtste vrienden hebben er wel wat vragen over gesteld. Ah, en hoe zit dat dan juist? Maar zonder er een oordeel over te vellen of zonder ons af te vallen. We hebben er nooit geheimzinnig over gedaan en ik denk dat dit helpt. En we wonen met drie constant samen.
Aranka en ik waren al dorpsfiguren. Elke is een heel sociale vrouw en dus ook snel geïntegreerd. Ze woont graag in Minderhout, is al na korte tijd beginnen tappen in het Withofke en is ondertussen voorzitter van een ouderraad in Minderhout. Het is dus niet dat wij drie rare mensen zijn die ergens in een bos wonen... Ik denk dat veel mensen zoiets hadden van, oei, dat is wel raar. Maar Gert en Aranka, dat zijn toch normale mensen, dus dan zal dit ook wel normaal worden, he?
Negatieve reacties hebben we nooit gehoord. Die zullen er misschien wel zijn, maar wij hebben er zelf nooit, nooit gekregen.
Minderhoutdorp
DHM: Iets anders, jij bent nogal begaan met het dorp Minderhout, niet? Altijd geweest. Al is dat vandaag vooral met de kermis. Ooit was het meer. Toen 800 jaar Hoogstraten gevierd werd, moest er in ieder dorp iets georganiseerd worden. Daarvoor zijn bij mij terechtgekomen en ik heb, uiteraard met de hulp van dorpsgenoten, een optreden georganiseerd in de kuip op het dorpsplein. Minderhoutenaren, dat zijn de papboeren, en daar wou ik wat mee doen. Met de verenigingen samengezeten en ik naar de Colruyt om sponsoring te vragen. We kregen een grote hoeveelheid rijstpap en zijn die gratis bij iedereen aan huis gaan uitdelen op de dag van het feest. Heel plezant. Daar zat dan nog een lotje bij, waarmee ze ‘s avonds een prijs konden winnen op het optreden. Daardoor kwam er ook heel veel volk naar toe. Zulke dingen deed ik graag.
DHM: Zoals nu voor de volksspelen met de kermis?
Ik ben altijd een trouwe deelnemer geweest, we houden graag kermis. Zo’n 10, 11 jaar geleden vertelde Addy, mijn aangetrouwde neef dat het kermiscomité volk zocht. Of ik erbij wilde komen? Toen was Sus Baard voorzitter. Ik heb ja gezegd. Toen Sus gestopt is, ben ik voorzitter geworden.
Vandaag is dat een geweldig succes. Het is zo groot geworden dat het nog maar net beheersbaar is. We zitten op de limiet met wat we aan kunnen: 600 man, dat is te veel om gedaan te krijgen. Dat komt natuurlijk omdat Minderhout een redelijk jonge bevolking heeft, veel jonge mensen door die nieuwe wijken die er gekomen zijn. De volksspelen zijn dan ook een beetje slachtoffer van hun eigen succes. Nu, we steken er veel moeite in om dat elk jaar wat vernieuwend te maken. Wij proberen elk jaar een minstens één nieuw spelletje erin te steken. Dikwijls zeg ik, nee, ik ga dat niet doen. Maar dan licht er weer een idee op en dan zijn we weer weg hé. De mensen vinden dat leuk dat er altijd nieuw spelletjes zijn. De organisatie stond er ook altijd al, een heel goeie organisatie. Het is alleen maar efficiënter geworden, denk ik. Daardoor kunnen we dat aan, het verloopt altijd redelijk vlekkeloos. En dat is gewoon heel plezant. Maar net daardoor is het moeilijker geworden om mensen te vinden om bij het kermiscomité te komen, omdat iedereen liever zelf mee doet.
Ik ben er blij mee, maar alleen meedoen, dat is een klein engagement. Het is belangrijk is om ook in de organisatie genoeg in roteren. Ik denk dat sommige kermiscomités dat misschien fout gedaan hebben, het te lang rekken. Wij gaan daar ook op moeten letten, dat er een nieuwe generatie aantreedt. Dus dat is iets om te bewaken.

Proper geknipt
DHM: Je maakt ook een podcast. Is dat inderdaad ontstaan bij Gert Rombouts, in de kappersstoel?
Ja, echt wel, het is niet dat we dat geromantiseerd hebben. Tijdens corona was ik zelf begonnen met podcast luisteren. Thuis zaten Aranka, Elke en ik dikwijls samen te kletsen, wat te filosoferen, gedachten uit te wisselen. Ik dacht toen, kunnen we dat niet even goed opnemen en zien of er een podcast van kan komen? Dus ik had wel materiaal gekocht, maar wat daaruit kwam voelde niet vlot aan. Het leek allemaal wat gekunsteld.
DHM: Is het dat niet te beperkt, zo met drieën zitten te praten?
Pas op, wij kunnen veel urenlang lullen over veel dingen! (lacht) Zo krijg je wel wat uren vol…
DHM: Ja, maar als je het lost, moet je het ook voor andere mensen interessant zijn. Is dat niet de bedoeling van een podcast?
Nee, ik vind dat niet. Mijn idee is, je moet het plezant vinden om te doen. Toen we aan de podcast ‘Proper geknipt’ begonnen, had ik nooit gedacht dat er meer dan 30 man naar ons zouden luisteren. Maar het is zo gemakkelijk geworden om publiek te bereiken, dat de kans is groter geworden dat je effectief een publiek vindt dat geïnteresseerd is. Wij maken deze podcast niet vanuit het idee van wat de mensen graag gaan horen. Wij brengen uit wat wij zelf graag doen en hopelijk vinden mensen dat goed. Als dat niet zo is en ze niet luisteren, is dat ook goed.
De idee om dat bij de Gert in de stoel te doen, kwam er heel spontaan. Ik was mijn haar aan het laten doen en zei al lachend, ‘dees zouden we moeten opnemen’. Dat hebben we gewoon eens geprobeerd. Gert kan als coiffeur mensen goed aan de praat houden en ik kan wat meepraten. Wij zijn complementair op dat vlak. Dat klikt én het werkt. Wij denken dus eigenlijk niet over wie ons publiek is, of wie we in functie daarvan zouden moeten uitnodigen.
DHM: Altijd met een haak naar Hoogstraten, zoals De Hoogstraatse Maand? Niet per se, we hadden ook al mensen van daarbuiten in de stoel. Misschien dat het vooral met dialect te maken heeft, of met het feit dat wij graag iets drinken terwijl we deze podcast maken, dan is het wat gemakkelijker voor iemand van hier. En ja, er zijn ook gewoon heel veel interessante mensen in Hoogstraten die je kunt interviewen. Het gaat volgens mij meer over hoe de gast vertelt dan over het verhaal dat hij te vertellen heeft. Ik denk dat er in ieders leven genoeg stof zit om anderhalf uur interessante podcast te maken. Een podcast is vertellen. Met iemand die interessante dingen meemaakte maar daar niet goed over kan vertellen, kun je geen podcast opnemen.
DHM: Was je verrast door het succes? Ja echt, wij hadden gedacht dat er twee man en een peerdekop zouden luisteren. Het nam niet alleen een hoge vlucht, we kwamen ineens zelfs vrij hoog in de statistieken. Maar dat heeft ook te maken met hoe die statistieken berekend worden, daar weet ik alles van! (lacht)
Spilzakken live
DHM: Hoe ben je op het idee gekomen voor een live-opname van Proper Geknipt?
Na ons eerste seizoen hebben we met ons drieën samengezeten. Maarten Leemans was er al snel bijgekomen, wat een zegen was voor de opnamekwaliteit. Toen kwam de idee van een live opname. We dachten aan het kleine en gezellige zaaltje Sint-Cecilia. Een gast die wat interessants te vertellen heeft. En wat publiek erbij, nonkels en tantes, want Cecilia zit met 70 man vol. Dan moesten wij elk 25 man aanspreken die een kaartje wilde kopen. Dat zouden we wel gedaan krijgen. En toen opperde kapper Gert ‘misschien moeten we de Spilzakken vragen’. Maarten en ik verklaarden hem voor zot….
Maar de Gert heeft het toch eens gevraagd en als bij wonder hebben die mannen ja gezegd. Even paniek natuurlijk, oh shit, dan moeten we het groter aanpakken. Zo zijn we uitgeweken naar de Cirque en die was heel snel uitverkocht. Want De Spilzakken, dat is groot! Jef Martens heeft in onze eerste podcast gezegd ‘De Spilzakken is hetgeen waar ik het minste moeite in heb gestoken en waar ik het meest over bevraagd word’. Ik heb zo’n beetje het gevoel dat het met de podcast bij mij hetzelfde is. Ik wil daar zo weinig mogelijk moeite in steken, we houden het plezant en je verdient er toch niks aan. Het is minder werk dan een interview uitschrijven (lacht hartelijk).

DHM: Wie doet die editing van die dingen?
We hebben geluk dat Maarten meedoet, omdat wij in vergelijking met andere podcasts veel professioneler materiaal hebben om op te nemen, verschillende kanalen en zo. Maarten zet dat allemaal samen op één spoor en ik knip minder interessante stukken eruit. We mikten in het begin op een uitzending van 1 uur 20 minuten, tegenwoordig halen we er alleen nog de dode momenten uit. 2 tot 2,5 uur is al geen aardigheid meer.
Op de live opname was het wel anders. Ik heb niet gemakkelijk zenuwen, maar toen wel. Jef Martens zei ‘dat de Gert niet in zijn normale doen was’. Dat klopte. Je hebt anderhalf uur en die moeten eigenlijk allemaal boeiend zijn. Drie kwartier praten, dan een pauzeke en weer drie kwartier en dat is het. Iets knippen omdat het niet boeiend is, ging niet. Dus je moest dat gesprek op gang houden en dat klonk soms wat geforceerd. Al werd het toch een goeie uitzending.
DHM: Een rijtje gasten in het verschiet voor het volgend seizoen?
Jawel, maar op dit moment ligt het een beetje stil. Even een pauzemoment, het was een heel druk jaar, mede door de live-opname en de politieke activiteiten van Maarten. Maar we maken zeker nog een derde seizoen.
Omarmen
DHM: Dan heb ik eigenlijk nog een onderwerp, je uitstap in de politiek. Ja, ik ben daar destijds niet echt vanuit de ene of andere overtuiging ingestapt. Ik werkte bij de Hubo en werd naar mijn goesting te weinig intellectueel uitgedaagd. Iemand van Sp.a Antwerpen belde of ik de lokale afdeling Hoogstraten nieuw leven wilde inblazen. Niet dat ik zo overtuigd links was, maar ik was wel een tijdje lid van Sp.a. Wij waren links omdat iedereen rondom ons wat alternatief en links was. Eerder hip gedachtegoed, niet doorgedreven ideologisch. Maar door dat telefoontje ben ik voorzitter van de Sp.a geworden in Hoogstraten, zelfs al was ik op dat moment oprecht aan het twijfelen om voor Bart De Wever te stemmen.
Ik was er graag mee bezig, ook na de oprichting van Anders, samen met Groen en Hoop. Het organiseren en het werk daarvoor, dat deed ik heel graag. Maar de politiek zelf was niks voor mij, al kwam ik er pas later achter waarom dat zo is. Ook hier is er een link met wielrennen: politiek is een teamsport, en ik heb het niet voor teamsporten.
Anders pakte de zaken aan met heel veel dossierkennis. Maar dat gebeurde vanuit de idee ‘the duty of the opposition is to oppose’. Dit is dus de rol die ze moeten vervullen als oppositie, ze moeten zich wel afzetten tegen veel dingen. Voor mij voelde dit aan als een negatieve manier van politiek bedrijven. Ik ging daar een tijdje gewillig in mee, maar echt politiek bedrijven is niks voor mij…
Weet je wat ik me uiteindelijk realiseerde? Dat alles niet gewoon complex is, maar echt enorm complex. De politiek biedt niet 1, 2, 3 een antwoord op de zoektocht en vragen van mensen. Mensen willen een simpel antwoord hebben en politici proberen dat aan te bieden. Maar de dingen zijn zo complex dat er geen eenvoudige antwoorden zijn. Ik heb de laatste jaren vooral geleerd om die complexiteit en onzekerheid te aanvaarden en zelfs te omarmen. Het is perfect oké om te twijfelen aan van alles en nog wat. Of dat nu gaat over je politieke overtuigingen, hoe een relatie eruit zou moeten zien of op welke kasseistrook je best kan aanvallen… (jaf)
DE WERELD VAN SJAH
