15 minute read

Enkele mooie etappes in het leven van Lies Van Aelst

Op krukken naar de Dinsdagclub

Lies ontvangt ons met een kruk aan de hand. Eerder deze week onderging ze een operatieve ingreep voor een nieuwe heup. Toch maakt ze graag tijd om met haar twinkelende ogen en veel plezier terug te kijken hoe het allemaal begonnen is in de bossen van de Hoge Rooy. Als een vuurtoren kan Lies haar licht werpen op enkele mooie etappes in haar leven. Van ‘haar’ platteland dat in beweging was, van de kleine adel die haar aanzien ziet afnemen tot de artistieke strapatsen van Vitalski. Haar man, dokter Dirk Robben, luistert aandachtig mee. Regelmatig onderbreekt hij Lies om wat te verduidelijken, om aan te vullen en koffie en koekjes aan te halen…

“Ik ben in Meerle op 3 juni 1958 geboren in een gezin als jongste van drie. Mijn oudste zus, Maria en mijn broer Gust gingen mij voor. Wij woonden en deelden toen de villa van de familie Jacques Voortman en later van de familie van den Boogaerde op de Hoge Rooy, nu Heerle of ‘Jal’ zoals ze hier zeggen. Vroeger, maar dan spreek ik over meer dan honderd jaar, behoorde het domein reeds toe aan de familie Voortman.

De familie van den Bogaerde woonde en werkte in Gent maar bracht de weekends en vakanties door op dit domein in Meerle. Mijn vader was boswachter en conciërge van het domein. Ook mijn grootvader, overgrootvader en broer vervulden die functie. Mijn familie is al van generatie op generatie in dienst van deze families. De familie Voortman en Jacquemyns deden ongeveer rond 1850 hun intrede in Meerle en omstreken. Het is ook van die tijd dat mijn voorvaderen en -moeders Van Aelst in dienst kwam, hetzij als dienstmeisje of boswachter, of als opzichter. Onze familie is sinds die tijd met hen vervlochten. Dat schept een band.”

Lies Van Aelst

Lies Van Aelst

Amerikaanse slee

“Ik herinner me ook nog goed de tijd dat Jacques Voortman op bezoek kwam. Wij noemden hen mijnheer Jacques en zijn vrouw madame Denise. Dat was een hele gebeurtenis. Hij kwam aan met een grote Amerikaanse slee, met Gaston aan het stuur. Hij had zelfs kindermeisjes bij, een benedenmeid, en een bovenmeid. Dan was er wel spanning te voelen bij ons thuis. Het huis werd in orde gemaakt, alle luiken werden geopend, hout bij de haard, alles was piekfijn in orde. Een nicht van mijn vader was kokkin, Jeanne De Bie. Zij was de moeder van Rosa Janssens, die kleuterleidster was in Minderhout.

Als mijnheer Jacques aankwam, stonden wij allemaal op een rijtje te wachten om een hand te geven. Ik herinner me nog dat hij mij op een ogenblik 20 frank gaf “en dat is voor de kleine”, zei hij. En met Kerstmis mochten we allemaal een pakje gaan halen bij hen. Jacques Voortman was schatrijk, mijn vader had grote bewondering voor hem. Hij was een man van zijn woord. Een echte heer. De familie Voortman kwam gewoonlijk tijdens de schoolvakanties naar hun domein. De tijden waren heel anders dan nu. Voor mijnheer Jacques stonden de pantoffeltjes klaar en werd ’s avonds het bed opengelegd en voorverwarmd. Zij hadden ook al een TV. Ik spreek nu over begin jaren zestig. Als zij er niet waren, mochten we de TV bij ons zetten. Zo ook met de telefoon. Alleen tijdens de schoolvakanties konden we dus geen TV kijken noch telefoneren.”

Nogal wat doden

“De dochter van mijnheer Jacques, Claudine, trouwde met Etienne van den Boogaerde. Dat zijn de ouders van Lionel, zijn broer en zijn vijf zussen. Lionel woont nog steeds in de villa. De familie van den Boogaerde kwam hier wel frequenter, vooral tijdens de schoolvakanties maar ook vele weekends brachten ze door in Meerle. We speelden als kinderen vaak met elkaar. Ik mocht ook regelmatig op de tweeling passen.

De familie van den Boogaerde had 7 kinderen. De oudste was Benoit. Dan had je Delphine, tegenwoordig de ‘mater familias’, zij woont in Lasne. Astrid was de volgende, zij trouwde later met Leopold Lippens, de vorig jaar overleden graaf en burgemeester van Knokke. Vervolgens Lucie, zij is even oud als

ik en woont nu op een grote ranch van 80 ha in Vermont, Noord-Amerika. Het buitenleven heeft er altijd in gezeten bij haar. Ik zei altijd “geef Lucie een paar botten en ze is gelukkig”. Dan volgde Chantal. Ook al was zij wat jonger dan ik, met haar had ik een echte klik, ook nu nog, noem ik het ‘een soulmate’. De tweeling Muriel en Lionel waren de jongsten.

Eerste communicante Lies met haar grootouders

Eerste communicante Lies met haar grootouders

Met Chantal heb ik zovele uren geschreven en getekend, verhaaltjes en boekjes gemaakt. Zij woont in de Pyreneeën in Frankrijk. Zij heeft een theater en ook een theatergezelschap. Enkele jaren geleden hebben we samen nog een verhaal geschreven voor een theaterproductie. Zo zat ze een keer vast met dat verhaal waarin nogal wat doden vielen. Ze belde toen voor wat inspiratie. Zo had ze iemand uit het raam laten vallen, maar bleek dat ze dat personage nog nodig had in haar stuk. Ik zei “dat lossen we wel op: de man is uit het raam gevallen, in de struiken terecht gekomen en hij komt terug op de scène in een gescheurd hemdsslip. Ik dacht ‘hemd, helemaal kapot gescheurd’ maar zij had alleen ‘slip’ verstaan. Toen ik later in Frankrijk naar dat stuk ging kijken kwam die persoon na het vallen op in zijn slip, zijn onderbroek. Dat was wel bijzonder grappig. Maar het bijzondere was toch dat ik toen mensen zag uitvoeren wat wij verzonnen hadden. Dat was nieuw voor mij, ook dat na afloop de acteurs vroegen of het een beetje goed was…”

De kloppers stonden aan de andere kant van de trek en jaagden het wild op. Van links naar rechts: Dirk Robben, broer Gust, onbekend, Astrid (met krulhaar), in de gracht: een nichtje, Lionel en Muriel.

De kloppers stonden aan de andere kant van de trek en jaagden het wild op. Van links naar rechts: Dirk Robben, broer Gust, onbekend, Astrid (met krulhaar), in de gracht: een nichtje, Lionel en Muriel.

Standenverschil

“Toen we klein waren was de sociale afstand vrij groot maar ondertussen is dat helemaal weg. De familie was Franstalig maar ik heb altijd Nederlands kunnen spreken met hen. Ik was de kleinste thuis en ik werd door de familie van den Bogaerde heel erg aangehaald. Ik speelde met hen, deed samen boodschappen, ging mee naar de Efteling en de Beekse Bergen. Ik mocht er altijd bij zijn. Enkel als men hoog bezoek kreeg of de familie ging theedrinken bij familie of kennissen, dan scheidden onze wegen. Daar was ik nooit bij. Wanneer de familie daar was, kwamen wij nooit aan de voorzijde van het huis. Wij vonden dat toen een vanzelfsprekendheid. Ik durf zelfs zeggen dat er toen in die tijd een bepaalde fierheid bestond als je voor zo’n mensen mocht zorgen. Als ik nu op vakantie ga bij hen in Frankrijk of Amerika is er van standenverschil niets meer te merken. Ik heb een heel goed contact met hen. Het is steeds een warm weerzien, ergens begrijpen we elkaar goed, doordat we dat stuk verleden delen.”

Familiesoep

“Elk jaar werden er jachten georganiseerd op het uitgestrekte domein. Dat was het hoogtepunt van het jaar. Mijn zus en ik reden dan met een kar om het wild op te halen. Dat had zo een vast stramien: ’s morgens kwamen de ‘kloppers’. Het bos werd vooraf verdeeld in verschillende stukken, ‘trekken’ noemen ze dat. Elk stuk in het bos had een naam. Mijn vader maakte plaatjes waar de jagers konden gaan staan en ’s morgens mochten de jagers een nummer trekken en gingen ze allemaal op hun nummer staan. De ‘kloppers’ stonden aan de andere kant van de trek en jaagden het wild op. Mijn vader floot dan op een fluit wanneer de jacht begon en wanneer het eindigde. Er werd altijd in de hoogte geschoten. Dat is één van de strikte regels waaraan jagers zich aan dienen te houden. Een fazant werd in de lucht geschoten en nooit aan de grond. Dat deed men gewoon niet.

Aan het huis werd al het wild klaar gelegd in rijtjes, in tableaus heet dat. We schreven met krijt op hoeveel hazen en fazanten er geschoten waren. In het Frans natuurlijk. Tegen de middag kwamen de ‘kloppers’ boterhammen eten met kaas of hesp. En de jagers kregen soep, een soort Gentse Waterzooi en de nodige borrels. Het recept van de soep was van Jeanne De Bie, we maken dat nog altijd, al noemen we het nu onze familiesoep.”

Bloedbad

“Na een korte pauze ging de jacht verder en in de late namiddag werd de jacht afgesloten en besproken. De houtsnippen die geschoten waren, werden aan een touw gehangen. Die bleven daar hangen tot de eerste rottingsverschijnselen optraden.

Dan waren ze rijp voor de pot. In de zomer werd de jacht op reeën geopend. Regelmatig werd er een bok geschoten. Al de jagers uit de buurt kwamen kijken. Mijn moeder stond dan klaar om dat beest schoon te maken. Chantal, Lucie en ik, wij speelden daar in de buurt en ik herinner me nog dat Chantal, druk spelend met ons, achteruitdeinsde en in het bad viel met bloed. Van een bloedbad gesproken!

Het bos, de weiden, de jacht, we beseften toen niet hoe bevoorrecht we waren om zo in de natuur te kunnen opgroeien. Op de school leerden we over het platteland en het stedelijk gebied. De leerkracht leerde dat zelfs de Kerkstraat in Meerle platteland was. “Hoe kan dat nu” dacht ik dan, “daar staat het ene huis naast het andere”. Het platteland was voor mij het bos en de weilanden. Nu nog weet ik waar elk plantje te vinden is op het domein, hoewel we daslook de naam gaven ‘bloemekes van Koxenakker’. We wisten waar het stond.”

Het ‘huis aan de Hoge Rooy', Lies woonde in het linkerdeel.

Het ‘huis aan de Hoge Rooy', Lies woonde in het linkerdeel.

De Bombardon

“Dirk heb ik leren kennen in ‘de Bombardon’ in Meerle. Het was een café met feestzaal. Daar werden toen geregeld fuiven gegeven. Dirk was op internaat op het Seminarie. Hij was de kamergenoot van John Vervoort. Samen met John bemande ik op zo’n fuif de kassa en de verkoop van consumptiebonnen. Door mijn werk aan de kassa van Unic in Hoogstraten had ik genoeg ervaring met geld, men betaalde nog met Belgische franken en Nederlandse guldens. Het wisselen daartussen was voor mij geen probleem. John werd na een uur vervangen door zijn vriend. “Aangenaam Dirk Robben,” klonk het, en van het één kwam het ander. Die fuif was in februari, in september begon Dirk zijn studies Geneeskunde in Leuven. Wij hebben drie jaar en zeven maanden verkering gehad.

In 1979 zijn we getrouwd en gingen we in Leuven wonen. Dirk was nog volop aan zijn studies bezig en ik ben aan het werk gegaan op het sociaal secretariaat van de Boerenbond. Na twee jaar beviel ik van ons eerste kind Johan. Bij zijn geboorte was Dirk aan zijn vierde jaar Geneeskunde bezig. Toen Johan drie jaar werd, zijn we terug naar Hoogstraten gekomen. Met nog een kleine tussenstop in Herentals. Dirk begon toen aan zijn stages in de ziekenhuizen van Geel, Herentals en Turnhout. In 1982 deed hij daar de eerste wacht op de spoedafdeling van het St. Jozefziekenhuis. Het was toen een echte zoektocht om je te gaan vestigen als arts. Er waren gewoon te veel dokters. Wat een verschil met nu!

Bijna hadden we een huis gekocht in Herenthout. Toch hebben we besloten om een praktijk te beginnen waar we zelf het liefst wilden wonen en dat was…in Hoogstraten. En dat was een heel goede beslissing. We woonden en werkten hier graag. Met spijt in ons hart waren we genoodzaakt te stoppen.”

Mannenbastion

“In Hoogstraten werd in 1985 Charlotte geboren - ondertussen hebben we overigens 4 kleinkinderen. Lucas, Annelore, Tuuli en Dexter. Niet alleen een drukke dokterspraktijk met de nodige beslommeringen, maar ook opgroeiende kinderen, leverden een overvolle agenda op. Vaak volgden er ook nog de nodige sociale verplichtingen. Ik was de eerste vrouwelijke voorzitter van het oudercomité van het Klein Seminarie, dat ooit een echt mannenbastion was. Ook zat ik in het oudercomité van de lagere school van het Spijker en was ik actief in het bestuur van Markant, een aantal jaar als voorzitter. Destijds heeft zoon Johan ook de eerste website ontworpen voor het Seminarie. Hij zit nu nog steeds in de ICT-wereld maar werkt voornamelijk rond cyber-security. Zijn vrouw Mieke Robijns, werkt bij Siemens als Product Development Manager. Charlotte werkt voor een toeleveringsbedrijf van Jansen Pharmaceutica en haar man, Jasper Druyts heeft een loodgietersbedrijf.

Toen de kinderen het huis uit waren ben ik terug gaan studeren. Op de IKO heb ik begin jaren 80 een opleiding keramiek gevolgd, daarna een aantal jaren geschilderd en sinds kort studeer ik aan de Open Universiteit het vak Psychologie. Wel wat zenuwachtig aan de start maar bij het eerste tentamen bleek ik toch 7/10 te hebben, dus dat viel reuze mee. Op dit ogenblik ben ik in de vrije ruimte van de opleiding met Moderne Kunst bezig. Wat me persoonlijk erg boeit.

Enkele jaren geleden heb ik voor Martinus Wolf zijn boek geredigeerd. Martinus is componist en pianist en geboren in Meerle, is de zoon van de koster Jaak Jansen. Hij werkte samen met diverse artiesten. Ik volgde in die tijd een cursus ‘schrijfvaardigheid’. Dat kwam me goed van pas. Want voor dat boek deed ik ook de layout, foto’s en zorgde ik dat het boek op de markt kwam. Nadien hebben we samen nog twee sprookjes geschreven, die ik mee illustreerde. En via Martinus ben ik in het artistieke wereldje terecht gekomen van Guido Belcanto maar vooral met Vitalski.”

“Vitalski vroeg mij of ik mee wilde doen aan een project dat afgelopen september ging starten. Dat is dan de ‘Dinsdagclub’ geworden. Dat loopt als een trein.”

De dinsdagclub

“Toen Guido Belcanto 65 werd heeft Vitalski (echte naam: Vital Baeken) een musical voor hem geschreven. Er waren 45 opvoeringen gepland en ik heb daar geregeld de merchandising gedaan. Na een tijd maak je deel uit van dat bonte gezelschap. Zo leer je ook al die artiesten kennen.

LIES ROBBENEILAND

Enkele jaren geleden deed Vitalski een show ‘de kleinste revue van Vlaanderen’. Dat heb ik voor hem in Hoogstraten georganiseerd in zaal Cecilia. Het is een erg ijverige kerel hoor, tijdens de lockdown heeft Vital een stuk of 20 boekjes geschreven. De meesten heb ik voor hem nagelezen en mee gecorrigeerd. Vital geeft zijn vrienden altijd een bijnaam. Die van mij is ‘Lies Robbeneiland’.

We begonnen in de Wolstraat, in de kelder van de Groene Waterman, een boekhandel, maar al snel bleek deze zaal veel te klein, in december zijn we verhuisd naar de Sint Pauwelsstraat. Daar was een oud herenhuis met een grote zaal. Ook dat zat keer op keer afgeladen vol. Mensen stonden buiten aan te schuiven. Alle tafels en stoelen werden weggesleept om meer ruimte te maken in de zaal.”

“Don Vitalski schminkt zich dan blauw, dat doe ik wel eens, en ook zijn haren worden door mij onder handen genomen.”

“Don Vitalski schminkt zich dan blauw, dat doe ik wel eens, en ook zijn haren worden door mij onder handen genomen.”

Revue

“Ondertussen zitten we nog wat groter, in de Ommeganckstraat. Don Vitalski schminkt zich dan blauw, dat doe ik wel eens, en ook zijn haren worden door mij onder handen genomen. Verder heb ik voor hem, op zijn vraag speciale fluffy beenwarmers gemaakt en de befaamde vest met slippen. De ‘Dinsdagclub’ is in feite een soort revue waar van alles kan gebeuren. Het is vooral een heel warme club. Vriendschap is daar geen loos woord. Een aantal artiesten komen er elke week, Jan de Smet van de Nieuwe Snaar, Axl Peleman, enkele gasten van Deus. Dans, ballet, muziek, burlesque stukken, komedie, dichters, het kan allemaal.

Maar het mooie van de ‘Dinsdagclub’ is toch dat er optredens zijn van echte rasartiesten afgewisseld met artiesten die aan het begin staan van hun carrière. Ook Dimitri Versmissen, zoon van Guido Belcanto, is geregeld daar. Laatst was er iemand die tegen hem zei: “Jouw stem lijkt erg op die van Guido Belcanto”, “dat kan kloppen” zei hij “want dat is mijn vader”. Al loopt hij daar niet mee te koop. Goeie zanger, overigens. Artiesten en publiek, het loopt er allemaal door elkaar. Op 7 april heeft Don Vitalski de Bourla afgehuurd, dat gaat al direct over 800 plaatsen, en in de zomer, op 21 juli verhuist het gebeuren naar het Rivierenhof.

Vital is echt een bezige bij, heeft een enorm ritme en drive. Hij schrijft boeken, toneelstukken, o.a. voor het Hofpoorttheater in Turnhout. Ook in Nederland is er een theatergezelschap waar hij jaarlijks een stuk voor schrijft. Ook zijn twee kinderen zijn enorm getalenteerd. Je ziet hen vaak meespelen in musicals als Red Star Line, 40-45, Daens enz...”

Lies houdt niet op en kan nog uren doorgaan. Er volgt nog een heel vat aan verhalen, foto’s en video’s over die sprankelende show die de ‘Dinsdagclub’ toch wel is en waar gans artistiek Antwerpen jaloers op is.

Het is dinsdag vandaag. En al staat Lies nog op krukken, deze avond wil ze er absoluut bij zijn. Geen ‘Dinsdagclub’ zonder haar. (pm)

DE WERELD VAN

LIES ROBBENEILAND

LIES ROBBENEILAND