4 minute read

65 jaar koninkrijksbanden

DE KONINKRIJKSBANDEN ALS GEOPOLITIEKE KEUS

Door Paul Comenencia, Staatsraad van het Koninkrijk

Advertisement

Reagerend op een uitnodiging van interim minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Raymond Knops aan de Caribische landen van het Koninkrijk om “in gezamenlijk overleg tot een nadere invulling te komen van de verantwoordelijkheden van de landen afzonderlijk en van het Koninkrijk als geheel” antwoordde premier Eugene Rhuggenaath in december dat het land Curaçao graag in gesprek gaat, maar dat als nieuwe staatkundige hervormingen het doel zijn van de evaluatie zijn regering belangrijkere prioriteiten heeft.

De reactie van de Curaçaose premier is een verstandige. Want veel belangrijker dan verder sleutelen aan het Statuut is werken aan betere benutting van het bestaande instrumentarium, vanuit het besef dat meer autonomie er op dit moment niet inzit en de mondiale realiteit het lidmaatschap van het Koninkrijk met aansluiting bij de Europese Unie juist tot een geopolitiek voordeel maakt.

Integreren Dat het succes van kleine landen sterk afhankelijk is van hun bereidheid te integreren en samen te werken met grotere verbanden is al jaren bekend. Soevereine, van niets of niemand afhankelijke staten - als die al ooit hebben bestaan - zijn er allang niet meer, constateerde de Raad van State van het Koninkrijk in 2003. De keus, schreef de Raad toen, is steeds vaker: meedoen aan een grensoverschrijdende rechtsorde en daarop (bescheiden) invloed uitoefenen of autonomie bewaken en (daardoor) steeds vaker overgeleverd zijn aan wat andere, meer invloedrijke staten eenzijdig of gezamenlijk beslissen. Ook wijlen Mito Croes schreef een paar jaar later, in zijn proefschrift ‘De herdefiniëring van het Koninkrijk’ dat het “in deze globaliserende wereld” niet meer in de eerste plaats gaat

Staatsraad van het Koninkrijk Paul Comenencia.

om “de volkenrechtelijke verhoudingen tussen individuele soevereine landen. Er zijn nieuwe actoren, die vaak meer economische en politieke invloed hebben op de politieke en maatschappelijke processen. Er is een grensoverschrijdend krachtenspel tussen machtsblokken, individuele landen, grote

transnationale ondernemingen, lobbygroepen, enz. die niet alleen het internationale panorama trachten te beïnvloeden, maar ook invloed willen hebben op besluitvorming door de constitutionele staatsorganen binnen het staatsverband.”

Zegeningen Hoe kleiner het land, met andere woorden, des te complexer de overlevings- en succeskansen. Owen Arthur, in 1998 premier van het sinds 1966 staatkundig onafhankelijke Barbados: “The capacity to assure good government to meet the needs of our people is slowly but surely spiralling out of reach of most individual Caribbean states. As small open societies, we need to have a vigorous, active presence in the fora of decision making across the global society. [But] few of us individually can afford it.” De Caribische landen doen er dus goed aan hun zegeningen te tellen, de koninkrijksrelaties en de aansluiting bij de Europese Unie te koesteren en deze de komende jaren veel intensiever te benutten, niet zo zeer vanwege - al dan niet toegankelijke - geldpotjes maar vooral vanwege het beschermende rechtsstatelijk kader waarbinnen de gewenste opbouw en ontwikkeling van de landen kan plaatsvinden. Uiteraard belet niets de eilanden zich toch af te scheiden van het Koninkrijk, als de bevolking daarvoor zou kiezen. Maar zo’n keus heeft voor de eilanden weinig zin als zij vervolgens toch het risico lopen verstrikt te raken in een web van andere - geopolitieke, particuliere of zelfs criminele - belangen.

Meer wegen Studenten dekolonisatieleer zal het interesseren dat de Verenigde Naties in 1960 al vaststelden dat staatkundige onafhankelijkheid niet de enige uitkomst van dekolonisatie hoeft te zijn. Er zijn meerdere internationaal aanvaarde wegen naar zelfredzaamheid. Om met Minister van Staat Jaime Saleh te spreken: “Het gaat in de praktijk niet zozeer om de formele constitutionele status van een land/eiland, maar veel meer om de vraag op welke wijze in de praktijk invulling wordt gegeven aan die status... Daar gaat het primair om.”

Geopolitiek slim denkende Caribische rijksdelen en een meer inclusief en strategisch denkend Nederland doen er, onder de omstandigheden, goed aan samen te concluderen dat onze gemeenschappelijke toekomst het best gediend is met een hecht koninkrijksverband, met wortels aan beide kanten van de oceaan. De stabiliteit en rechtszekerheid op de eilanden is ermee gediend, de bestuurlijke vrijheid wordt er niet minder door en waar verantwoordelijkheden gedeeld worden, zoals de buitenlandse betrekkingen en defensie, wordt ook de rekening

Op 15 december 1954 bekrachtigde koningin Juliana tijdens een plechtige ceremonie in de Ridderzaal het Statuut voor het Koninkrijk.

gedeeld, volgens een voor de Caribische belastingbetaler niet onvoordelige formule. En Nederland, op het wereldtoneel hoe dan ook een kleine speler, kan zich, mede door zijn aanwezigheid zowel in Europa als op het westelijk halfrond, blijven profileren als een geopolitiek relevante partner in de internationale verhoudingen.

Inhaalslag Een eerste vereiste is wel een inhaalslag aan Caribische kant, waar de Koninkrijksrelaties veel te lang verwaarloosd zijn. Men zal veel actiever dan tot nu toe constructief moeten meedoen en meedenken met het gebeuren op koninkrijks- en Europees niveau, en wel zodanig dat beleidsmakers in Den Haag, in hun afwegingen, steeds vanzelfsprekender ook de Caribische dimensie van de koninkrijksbelangen betrekken. Aan de andere kant mag van Den Haag worden verwacht dat het, als koninkrijksregering, die rol waarmaakt door, in de ware geest van het Koninkrijk, de Caribische rijksdelen de ruimte te gunnen effectief in te spelen op en mee te bewegen met ontwikkelingen waar het Koninkrijk bij betrokken is.

De verantwoordelijkheid voor het succes van het Koninkrijk ligt dus niet alleen bij de Caribische rijksdelen. Maar zolang Curaçao en de andere eilanden deel willen blijven uitmaken van het koninkrijksverband hebben zij wel het grootste belang bij het tegengaan van verdere verschraling van de koninkrijksbanden. Veel kansen daartoe zijn de afgelopen 65 jaar onbenut gelaten, maar er is gelukkig nog tijd.

Dit opiniestuk is afgeleid van een op 14 december jl. door de auteur op Curaçao gehouden lezing ter gelegenheid van 65 jaar Statuut voor het Koninkrijk.