11 minute read

INTERVIEW AD VISSER

Ad Visser

Een krasse knar voor altijd jong

Advertisement

Van het fenomeen Ad Visser verscheen onlangs een groot muziekwerk: Meedogenloos! Daarop brengt hij zelfgeschreven songs ten gehore, begeleid door zijn elektrische gitaar en het Metropole Orkest. Verder werd vanwege de 75ste verjaardag van deze multimedia-artiest de documentaire Being Ad Visser uitgezonden op tv. “Mensen die zeggen dat ik ben blijven hangen in de jaren zeventig zijn gewoon niet goed op de hoogte.”

Tekst Marc Schoorl Foto’s Maarten Albrecht

Being Ad Visser: en hoe ís het om Ad Visser te zijn? “Nou, ik heb 75 jaar ervaring inmiddels. Toch vind ik alleen het hier en nu interessant. Als je aan mij vraagt wat ik gister heb gedaan, dan moet ik al heel erg nadenken. En dan nog: wat kan mij dat schelen? Eén ding staat voorop: ik laat me nooit uit het veld slaan. Letterlijk nooit. Zo wilde ik als ex-scholier en vooral rockdichter een wereldreis gaan maken. Okay, vroegen mijn ouders, en wie gaat dat dan betalen? Nou, antwoordde ik, daar had ik jullie mooi voor uitgekozen. Niet dus, ha! Daarom ging ik bij een grammofoonplatenmaatschappij werken. En als ik dan alsnog terugkom van die reis met mijn nieuwe songs, antwoordde ik mijn ouders, dan ken ik die business meteen. Dat begrepen en waardeerden ze.”

Je bent muzikant, performer, presentator, dichter en tekstschrijver: een manusje-van-alles. “Ja, dat is ook zo. Maar het is jouw vaststelling, dus die kan je afvinken.” Hij grinnikt. We zitten met mooi voorjaarsweer op een terras in het Gooi en de ene na de andere bijzondere bolide rijdt langs. Een Lamborghini (‘niet met een zachte g, hoor’) >

“Mijn tekst was te controversieel. Ik zong zoiets als ‘Ik krijg een kick van een flesje prik’ en dan dachten ze dat ik verwees naar drogerende middelen”

wordt gevolgd door een Bugatti, daarna volgen er tot hilariteit van Ad Visser een paar trotse eigenaren in hun tweedehands legervoertuigen. En wat ook al veel te luidruchtige motoren. “Waaróm toch?” Hij lacht zich een kriek. “Het zijn net jongetjes van acht jaar: ze willen zich laten horen en gezien worden. Ik vind het allemaal best. Vermakelijk is het.” Zijn goedgezindheid is bekend. Net als zijn verschijning. Hij is een krasse knar die voor altijd jong blijft. Zo gaat hij er ook voor zitten. Open, zichtbaar nieuwsgierig naar wat hij vertellen mag. Want dat doet hij graag. Hij draagt het bijna onvermijdelijke leren jack met sjaal en op zijn neus staat de al even bekende Ray-Ban-bril. Ondanks zijn 75 jaar mag zijn haardos er nog steeds zijn, al menen sommigen zeker te weten dat hij een pruik draagt. Zijn schoenen zijn ook heel bijzonder, zwart met een wit bladmotief met rode veters.

Waar komt dat gevoel voor mode vandaan? “Mijn moeder maakte hoeden en schilderde en ontwierp van jongs af aan kleding voor mij als enig kind. Op school keken ze er vreemd van op en ik zelf ook. Ik moest soms zelfs de klassen langs om het anderen te showen. Iedereen lachte erom. Moeder zei: dit is mode in Parijs en met al die brave burgers hebben we niks te maken. Ze duwde me trouwens al op mijn derde tijdens een verkiezing van de leukste kleuter het podium op in een eigen variant op een Tiroler-pakje. Heel komisch. Zo leerde ik daarmee leven. Ik heb later wel een stijl naar eigen smaak ontwikkeld.”

Je bent dus geboren in artistieke kringen? “Ja. Mijn grootouders van moeders kant hadden elkaar ontmoet in de opera, die zongen daar. Ik woonde met mijn ouders in de Amsterdamse Van Eeghenlaan. Ik ben als het ware opgegroeid in het Vondelpark. Een heerlijke jeugd. Echt geweldig. Mijn ouders waren vrije geesten. Mijn vader zat in de graanhandel en was een scherp, logisch denker. Ik heb van beiden een softwarepakket in mijn hoofd gekregen.”

Je bent, maak ik op uit je teksten, erg geïnteresseerd in technologie. “Ja, dat zit ook in de familie. Mijn voorouders van vaderszijde ontwierpen scheepsmotoren. En ze waren daarin heel creatief. Ze maakten op zee na een storm van een stuk reling een motoronderdeel. Dat soort heroïsche daden. Heel inventief.”

Terug naar het nu... “Ik woon pas sinds kort in het Gooi. Samen met mijn vrouw ben ik Amsterdam ontvlucht. Die stad is volkomen overgenomen door de toeristen. Hier kom ik weer wonderlijke figuren tegen.” Hij wijst in de verte: “Daar ergens aan de overkant woont een man met een

zwembad in huis. Dat heeft hij leeggemaakt en er een galerie van gemaakt. Dan moet je het trapje af om de kunstwerken aan de zwembadwand te kunnen bewonderen. De springplank is gewoon gehandhaafd. Zoiets vind ik nou fantastisch!” Zijn energieke enthousiasme en onbevangenheid stralen van hem af. Oordelen doet hij bijna niet. “Waarom zou ik? Zo zit ik niet in elkaar. Of ik überhaupt wel eens woedend ben? Natuurlijk wel. De wereld heeft zijn makkes. Maar je moet dóór. Er is zoveel te doen.”

En dat is precies wat je doet: heel veel. “Natuurlijk. Zeker. Ik máák geen plannen, ik heb ideeën en selecteer die intuïtief. Als daaruit een plan ontstaat volbreng ik dat ook, ik voer het uit. Al in 1965 maakte ik, achttien jaar oud, met mijn poptrio Blurp opnamen in de studio voor de Avro-televisie. Ik dacht: nou gaat het gebeuren en ik had iedereen ervan op de hoogte gesteld. Maar nee. Mijn tekst was te controversieel. Ik zong zoiets als ‘Ik krijg een kick van een flesje prik’ en dan dachten ze dat ik verwees naar drogerende middelen. Zo ging dat toen.” Hij kan er nog om lachen. “Het was zeg maar een goeie oefening want zo ging het wel vaker. Enfin, later maakte ik het album Zing je moerstaal waarvoor ik Boudewijn de Groot en Gerrit Komrij uitnodigde. Weer een paar jaar later was ik druk met mijn multimediaproject inclusief sciencefictionroman Sobriëtas.” Met nog meer aanstekelijk plezier vertelt hij over zijn singer-songwritersproject De parade van de hemelse tragedie. “Een lied van maar liefst 1050 verzen met een tijdsduur van 8 uur, 39 minuten en 39 seconden. Maar het ging mij er helemaal niet om het langste gedicht van Nederland te maken. Bij het 1050ste vers was het gewoon af, klopte alles: klaar. Trouwens, als het de rest van mijn leven was doorgegaan, was het ook goed geweest.” De ‘marathon- >

“Ik ben niet iemand van het archief. Loslaten, daar doe ik aan. Je moet vooral niet tegen jezelf vechten”

muziekvideo’ werd voor het Groninger Museum aangekocht door directeur Andreas Blühm die sprak van een geestverruimende ervaring: Ad Visser is al cultureel erfgoed, maar nu ook met museale zegen. “Kortom, mensen die zeggen dat ik ben blijven hangen in de jaren zeventig, zijn gewoon niet goed op de hoogte.” Hij lacht erom. Verder zijn er bijvoorbeeld nog de Brainsessions, de Big Art Performances, de Kamasutra Experience, en noem maar op. 27 albums! “Alles is een onderdeel van alles. Zo zie ik dat. Maar ik ben niet iemand van het archief. Loslaten, daar doe ik aan. Je moet vooral niet tegen jezelf vechten. De chaostheorie laat zien dat alles tot een hogere orde kan leiden. Maar nee, noodzakelijk is dat niet. Ik hou van de vrije geest, van de openheid van mogelijkheden.” Zijn vrouw en kunstenares Melanie Visser, met wie hij al langer dan vijftig jaar samen is, slaat in de op 27 april jongsleden uitgezonden tv-documentaire Being Ad Visser de spijker op zijn kop als ze zegt dat dat ‘typisch Ad is: gewoon dóén’.

Toch sta je vooral bekend als Mr. Toppop, het legendarische tv-programma, waar je van 1970 tot 1985 presentator van was. Stoort je dat niet? “Welnee. Alles mag gezegd. Prima. Het was een vrolijk en geslaagd project en dat leidt ook weer tot iets. Ik leef niet voor de radio of tv. Maak dat je wegkomt! Mijn muziek en teksten staan centraal. Waar brengt mijn intuïtie mij: dáár gaat het om.” Hij denkt even na. “Ik sta heel erg in het nu. Daarom betekent mijn nieuwe project Meedogenloos! momenteel zoveel voor me. Meedogenloos! is het resultaat van zestig jaar experimenteren met nieuwe vormen. Intuïtie en logica vallen samen in dit project en dat bevalt me zeer. De biografische songs gaan over de iconen Casanova, Serge Gainsbourg en Salvador Dalí. Mijn ambitie was om hun software te kraken. Het is gemaakt met onder meer het Metropole Orkest.”

Trots? “Nee, trots wil ik het niet noemen, ik ben daar gewoon op uitgekomen op mijn

75ste. Dit tijdsgewricht was kennelijk geschikt. Geweldig is dat. En ik ga gewoon door. Wat ik wel nog kwijt wil is dat het hoog tijd wordt dat we onze eindigheid individueel kunnen bepalen. Ach, straks zullen de stijgende zorgkosten de samenleving daartoe wel nopen.” En met een brede glimlach voegt hij eraan toe: “Het leven is heel gevaarlijk. Je gaat eraan dood. Aan zijn teksten hoorde ik al in 2015 dat David Bowie zijn tijd erop zat. Ik heb hem eens opgebeld toen ik vlak na zijn eerste succes met Space Oddity niks meer van hem hoorde. Zomaar. Hoe zat dat? Dat wilde ik weten. We hadden daarna een tijdlang contact en kwamen bij elkaar over de vloer. Waarom niet? Alles heeft zijn tijd: daar geloof ik sterk in. Zelf heb ik nog ideeën genoeg. Projecten in statu nascendi. Dus daar ben ik mee bezig. Dwars trog alles hinne, zoals ze in Friesland zo mooi zeggen.”

En wat vind je eigenlijk van Nederland? “Ik hou van Nederland, ondanks dat het een parkeerterrein aan de Noordzee is geworden, met van die natuurgebieden ter grootte van een smartphone. Zoals ik ook van Europa hou. De cultuur en alles. Of ik van klassiek hou? Zeker. Als we naar Zuid-Frankrijk rijden, luisteren we graag naar Bach en Italiaanse barok. Mijn leven draait niet alleen om pop. Zeker niet. Dat is ook nooit zo geweest. Aan drank en drugs deed en doe ik niet. Hooguit een keer een Belgisch biertje, maar vaker nog Rivella, dat volgens mij gemaakt is van aardappelschillen. Of gewoon water. Ik lees wel heel veel. Dat deden we bij mijn ouders thuis al, ook tijdens het middageten. Laat ik het zo zeggen: in mijn hoofd heb ik geen chemische voorstelling nodig. Wat pop betreft vind ik de Belgische zanger Stromae op het moment een van de interessantste artiesten. Buitengewoon, zó eigen. Die performance ook. Bovendien werkt hij met beeld én geluid. Maar er is zoveel. En er zijn ook zoveel kanalen. Om nog een voorbeeld te geven: ik hou ook erg van de Nederlandse band Bløf. Om tig redenen. En ik heb enorme bewondering voor Dave Grohl met zijn band de Foo Fighters. Hoe zij zichzelf overeind weten te houden in het geweld van het verdiende succes. Bewonderenswaardig.”

Je bent een manusje-van-alles en doet ook alles zelf, zo lijkt het. “Ik heb me altijd verre gehouden van managers en platenmaatschappijen. Ze zeggen altijd dat iets niet kan. Dan ben ik liever mijn eigen manager en bepaal ik zelf wat kan. Ik heb me nooit van mijn eigen pad laten leiden. Ook niet na een succes. Zou jij nu niet...? vragen ze dan. Nee! Ik moet helemaal niks. Ik zie mijn werken niet als handel, maar ik wil de distributie wel in eigen hand houden. Evengoed ga ik samenwerking met anderen niet uit de weg. Zeker niet, dat zoek ik zelfs op. Want ook daar kunnen weer mooie dingen uit voortkomen.”

Mijn complimenten voor welluidende titels als ‘Superclean Dream Machine’ en ‘De tirade van de dolle hond’. “Voor mij zijn muziek én taal erg belangrijk. Vooral de combinatie ervan. Tekst en muziek vloeien samen. Dat is het mooie. Taal kan soms als baksteen zijn of grimmig asfalt. Mijn taal voor Meedogenloos! is als mergel. Zacht en te bewerken. Dat is het mooie eraan.” Hij betreurt de ontlezing. “Lezen vind ik geweldig. Maar ja: de achterkleinzoon niet. Dat is toch een gemis, jámmer is het. De taal stort in elkaar. Maar je kan ook zeggen: de taal is in ontwikkeling, haha.”

Ben je een geluksvogel? “Ik vind van wel. Neem al die software die ik van mijn ouders geërfd heb. Ik ben vlak na de Tweede Wereldoorlog geboren en heb alleen maar welvaart en voorspoed meegemaakt. En als iemand mij een paradijsvogel noemt, is mij dat ook best. Ik zie het leven als een pad. Zoals creativiteit een kanaal is. Je kan er zo inpluggen en vervolgens ben je zelf de eerste luisteraar of lezer. Je moet niet wachten op inspiratie maar meteen het creatieve proces in duiken. Lang leve de chaos! Want die beschouw ik als een serie mogelijkheden.”

Intuïtief en nieuwsgierig, dat zijn de kernwoorden. En alles wat je doet is voor jou ontspanning. “Je hebt me begrepen! Ik denk dat je daar wel eens gelijk in kan hebben, ja. Maar we moeten ook weer niet overdrijven. Ik vind heus niet alles altijd maar fan-tas-tisch. Nee, ik sta met twee voeten in de realiteit en die is zeker niet altijd fantastisch. Dat is irreëel. Al is er voor heel veel kwesties een oplossing. Verder is er ellende genoeg. Kijk maar naar waar de ouders van mijn personage Serge Gainsbourg vandaan komen, te weten de Oekraïne. En oorlog is een iets belangrijker issue dan: waar gaan we eten vanavond?” •

This article is from: