211 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 september 2006

Page 1

SIGI CELIS LECTOR XIOS HOGESCHOOL LIMBURG PROMOTOR PROJECT ‘VOLLEYBAL OP SCHOOL EN IN DE CLUB’

Volleybal op school HET KAN AL VANAF DE DERDE GRAAD LAGER ONDERWIJS DEEL 2

Volleybal 156

Dit lessenpakket is opgemaakt in het kader van een eindwerkproject van volgende studenten: 2004: Joyce Dreesen, Eva Ruttens, Ines Feytons en Roel Janssen 2006: Els Vanbaelen, Kim Jeurissen, Steven Bijloos en Hans Schouteden

LES 4: ACCENT = SLAGVAARDIGHEID

KERN – SPECIFIEK VOLLEYBALGERICHT: 1. Elke speler met een bal; 10 controletoetsen uitvoeren boven het hoofd; na elke controletoets 1 maal in handen klappen achter de rug. Bij uitvoering van de toets letten op: • Voorwaartse spreidstand met de voeten (links of rechts voor) • armen bijna gestrekt boven het hoofd • handen in komvorm, vingers open, duimen wijzen naar het voorhoofd • toetsen door een gecoördineerde strekking van het hele lichaam (armen en benen). Eventueel een dubbele controletoets voor de zwakkere leerlingen > eerst een lage controletoets, gevolgd door een hoge controletoets; tijdens de laatste controletoets voeren ze een extra opdracht uit. 2. 10 controletoetsen uitvoeren; na elke controletoets 1 maal in handen klappen achter de rug en 1 maal boven het hoofd 3. 10 controletoetsen uitvoeren; na elke controletoets de grond tikken met 2 handen en 1 maal in handen klappen boven het hoofd 4. A in buiklig op de grond; B doet een controletoets en toetst dan over het net, links of rechts van speler A; B volgt zelf de bal, doet 1 controletoets en toetst de bal terug over het net naar A die ondertussen is opgestaan en naar de andere zijde is gelopen.

A start nu de oefening, B ligt op zijn/haar buik 5. 3 spelers, 1 volleybal A: in buiklig op de grond met gezicht naar het net B: staat in spreidstand zijwaarts over A C: doet controletoets en toetst dan over het net links of rechts van A; B verplaatst naar de bal, doet 1 controletoets en toetst de bal terug over her net naar A die ondertussen is opgestaan en naar de andere zijde gelopen is. A start nu de oefening; B ligt op zijn/haar buik en C staat boven B.

6. Idem maar de opslaggever roept juist voor het overtoetsen de naam van 1 van beide spelers, deze moet dan de bal spelen; de andere speler moet overlopen. Het kan dus dat de speler die in buiklig ligt, de bal moet spelen.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2006

OPWARMING - BALVAARDIGHEID: 1. Elke speler heeft een bal. Bal in 2 handen op borsthoogte; bal laten vallen; 1 maal slaan op de bal; de bal vangen met 2 handen; afwisselend met rechter en linkerhand slaan. 2. Elke speler een bal Bal in 2 handen op borsthoogte: bal loslaten; 1 maal dribbelen met linkerhand; 1 maal slaan met rechterhand; bal laten botsen; 1 maal dribbelen; 1 maal slaan; enz… 3. Idem oef 2 > wie maakt de langste reeks? 4. Idem oef 2 maar nu slaan met de andere hand. 5. beurtelings slaan met rechter en linkerhand na dribbel met de niet-slaghand

1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
211 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 september 2006 by BVLO - Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - Issuu