Lager Onderwijs 123
Waarom SPORT en BEWEGING promoten in schoolcontext? STEFANIE VERSTRAETE DOCTOR IN DE LICHAMELIJKE OPVOEDING FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN VAKGROEP BEWEGINGS- EN SPORTWETENSCHAPPEN UNIVERSITEIT GENT
Het is ook aangetoond dat de activiteitsgraad daalt tijdens de kinderjaren en adolescentie, en kinderen die niet actief zijn, hebben een grotere kans om fysiek inactieve volwassenen te worden. De promotie van sport en beweging is bijgevolg al nodig op jonge leeftijd. De school is een ideale setting voor de promotie van sport en beweging gezien bijna alle jongeren bereikt kunnen worden. Via het schoolsysteem kunnen sport en beweging zowel op school (tijdens de les lichamelijke opvoeding, de middagpauze, speeltijden en naschools) als buiten school gepromoot worden (leerlingen aanleren hoe ze een actieve levensstijl kunnen ontwikkelen en behouden, promotie van sportparticipatie in lokale sportclubs). In het kader van het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid en met de steun van de Vlaamse Gemeenschap werd aan de Universiteit Gent, vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, een programma uitgewerkt ter promotie van sport en beweging in het basisonderwijs. Nadat het programma gedurende twee schooljaren in verschillende Vlaamse scholen werd uitgevoerd, werden de effecten van het bewegingsprogramma op de activiteitsgraad van de leerlingen nagegaan.
BESCHRIJVING VAN HET BEWEGINGSPROGRAMMA Zestien basisscholen werden willekeurig geselecteerd in Oost-Vlaanderen en gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. Deze scholen werden vervolgens willekeurig toegewezen aan de interventiegroep (= 8 scholen waar het programma werd uitgevoerd) en de controlegroep (= 8 scholen waar het programma niet werd uitgevoerd). De
interventiegroep nam twee schooljaren deel aan het bewegingsprogramma. Gedurende het eerste schooljaar werd er gewerkt met de leerlingen van het vierde en het vijfde leerjaar (810 leerlingen), tijdens het tweede interventiejaar met dezelfde leerlingen die intussen in het vijfde en zesde leerjaar zaten (764 leerlingen). Om de effecten van het programma na te gaan op de activiteitsgraad van de leerlingen, werden verschillende metingen uitgevoerd voor de aanvang van het programma en nadat het programma twee schooljaren had gelopen. Het bewegingsprogramma is gebaseerd op een bestaand Amerikaans programma. Aan de universiteit van San Diego, USA, werd een uitgebreid programma ontwikkeld voor gezondheidsgerelateerde lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs, SPARK genaamd (Sport, Spel en Actieve Recreatie voor Kinderen). Het hier beschreven programma is gebaseerd op SPARK maar werd aangepast aan ons onderwijssysteem en aan onze culturele achtergrond. Verder werden nog een aantal pijlers toegevoegd om sport en beweging op school en buiten school te promoten.
HET BEWEGINGSPROGRAMMA BESTAAT UIT 4 COMPONENTEN: 1) Promotie van sport en beweging tijdens de les lichamelijke opvoeding. In heel wat lessen LO in Vlaanderen wordt minder dan de helft van de lestijd bewogen. Gezondheidsgerelateerde lichamelijke opvoeding kan leiden tot meer beweging tijdens de les LO en promoot daarenboven ook een actieve levensstijl buiten de school. Basiskenmerken van gezondheidsgerelateerde lichamelijke opvoeding zijn: streven naar een hoge activiteitsgraad voor alle leerlingen tijdens de les LO, leerlingen zijn graag fysiek actief, leerlingen ontwikkelen een verscheidenheid van basisbewegingen en vaardigheden om succesbeleving en een goed gevoel te hebben bij huidige en toekomstige sport- en bewegingsactiviteiten en leerlingen kunnen omgaan met anderen in bewegingssituaties (bv. fair-play). De lessen worden
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 2/2006
Voldoende beweging is een belangrijke component voor een gezonde levensstijl bij kinderen en adolescenten. Hoewel veel jongeren meer bewegen dan volwassenen, toch blijkt een deel van de jongeren een lagere activiteitsgraad te hebben dan aanbevolen om gezondheidsvoordelen te ervaren. De internationale richtlijn stelt dat jongeren minstens 1 uur per dag moeten bewegen aan matige tot hoge intensiteit.
1