2 minute read

31 Naaien: algemeen

31

NAAIEN: ALGEMEEN

Advertisement

gemaakt worden door inkerving met een mes, of met behulp van een zaag (met een rechthoekig of driehoekig profiel) (ingezaagde naaigaten). °Naaisel en/of °bindingen kunnen in de inkeping (kerf of zaagsnede) verzonken liggen; het effect is een °gladde rug. Bij het °dwars doornaaien liggen de naaigaten dicht bij de °boekrug. ¶ naaigat D Heftloch [o] E sewing hole F trou [m] de couture • ingestoken naaigat D Stichloch [o], eingestochenes Heftloch E Pierced sewing hole F trou [m] de piquage • ingesneden naaigat F incision [v], entaille [v] horizontale • inkeping D Einkerbung [v] F entaille [v] en biseau E nicked sewinghole • kerf D Kerbe [v] E Nick F fente [v] • zaagsnede D Ansägung [v] E saw cut F grecque [v]

31.4 naaipositie [v -s] plaats waar een °naaigat (of een aantal dicht bijelkaar gelegen en bijelkaar horende naaigaten) is aangebracht.

Naaigaten in verschillende °katernen op gelijke afstand van de °kop liggen op dezelfde naaipositie. De naaigaten, die gebruikt worden bij het °naaien op eenzelfde °binding, liggen eveneens op eenzelfde naaipositie. De grens tussen een naaipositie met twee naaigaten, dienende voor een °halve slag over een (relatief brede) binding, en twee naaiposities, dienende voor een (relatief korte) °buitensteek, is niet scherp te trekken. ¶ D Heftstelle [v] E sewing station

36

STEKEN EN BINDINGEN 32

32.0 De loop van het garen kan bij het door de vouw naaien zeer ingewikkeld zijn. Toch laten al de mogelijke bewegingen van de naald, en de STEKEN die er het zichtbare resultaat van zijn, zich tot een beperkt aantal herleiden. Met de hier aangeboden termen zal men de meeste naaisels redelijk kunnen beschrijven.

Een element, dat voor het Westerse boek sinds de vroege Middeleeuwen karakteristiek is, is de BINDING. (Een naaibank dient om de bindingen tijdens het naaien strak te houden.) Oorspronkelijk dient de binding niet zozeer om de samenhang tussen de katernen te verbeteren, maar om de verbinding tussen boekblok en platten — eerder alleen met garen gemaakt — te versterken. Een LOZE BINDING heeft deze functie verloren. ¶ naaibank D Heftlade [v] E sewing frame F cousoir [m]

32.1 steek [m steken] het stuk ºgaren tussen de plaats (°naaipositie) waar het garen uit het °katern treedt en die waar het weer naar binnen treedt, dan wel tussen die waar het in en die waar het weer uittreedt.

In bepaalde gevallen wordt ook een specifieke configuratie van steken (een °naaiwijze) '-steek' genoemd: zie °cahiersteek, °registersteek, °rijgsteek, °zadelsteek, ºoverhandse steek. ¶ D (Heft)stich [m] E (sewing) stitch F point [m]

32.2 lange steek °steek waarbij uit- en intreden (resp. in- en uittreden) op verschillende °naaiposities plaatsvinden (in hetzelfde of in verschillende °katernen).

32.3 binnensteek

°lange steek die in het °katernhart ligt.

32.4

buitensteek

°lange steek die over de °katernrug loopt.

Indien uit- en intreden in verschillende °katernen plaatsvinden, is het een hellende buitensteek. ¶ buitensteek D Langstich [m] E long stitch • hellende buitensteek E diagonal changeover (long stitch)

37

This article is from: