4 minute read

laatste woord

Next Article
De lezenaar

De lezenaar

WAT WE ZELF DOEN, DOEN WE BETER ANDERS

Maarten Gerard Studiedienst ACV

In november kwam de Vlaamse Regering na veel heen-en-weer met het ontwerpdecreet voor de Vlaamse jobbonus. Ondanks alle eerdere kritieken blijft het concept zo goed als ongewijzigd, ten opzichte van het regeerakkoord. En jaarlijkse premie voor de laagste lonen tussen 1 700 en 2 500 euro: met een maximum van 600 euro, dus 50 euro per maand, en dan geleidelijk dalend voor de lonen daarboven.

Loon naar werken, zo verkoopt de Vlaams Regering de jobbonus. Een activeringsinstrument om mensen aan te zetten tot werk, een belastingverlaging voor wie werkt en een strijdmiddel tegen armoede. Kortom, vele doelstellingen en verhalen, die niet allemaal hout snijden.

Is het een activeringsinstrument? De idee van de jobbonus als activerend instrument steunt op de idee dat het verschil tussen werken en niet werken te beperkt is om mensen de overstap naar werk te laten maken. Hoe groter het verschil, hoe sterker mensen geprikkeld worden te werken. Daar duiken meteen al enkele pijnpunten op. De jobbonus vult namelijk de federale werkbonus aan, een netto-loonsverhoging voor lage lonen via de federale sociale bijdragen (sociale werkbonus) en de fiscaliteit (fiscale werkbonus). Het onderscheid tussen werk en niet-werk wordt dus wel groter, maar slechts in beperkte mate, wat de prikkel al verzwakt. De link met activering wordt nog verder verzwakt door de manier waarop de jobbonus werkt, namelijk een eenmalige uitkering berekend op de inkomsten van het vorige jaar. Kortom, de positieve prikkel komt ruim ná de beslissing om al dan niet te werken. Onderzoek toont aan dat inzet van zulke premies of belastingkredieten weinig effect hebben. Tot slot kiest de Vlaamse regering ook voor het woonplaatscriterium voor de toekenning van de bonus, daarmee net de Waalse en Brusselse werkzoekenden uitsluitend, terwijl ze die groep juist naar Vlaanderen wil halen. Samengevat, de prikkel te is te klein, komt te laat en vat onvoldoende het potentieel om er veel van te verwachten.

Is het dat een belastingverlaging? Ten dele wel, maar met een grote omweg. In plaats van rechtstreeks in te grijpen in de Vlaamse fiscaliteit en een onmiddellijke verlaging te betekenen, werkt het via een aparte premie. De Vlaamse Regering wil de premie alvast vrijstellen als inkomen bij het berekenen van andere premies zoals huurpremies of studietoelagen. Anders dreigt het een vestzak-broekzak operatie te worden.

De Vlaamse overheid heeft geen toegang tot de loongegevens en koppeling met individuele rekeningen, waardoor een aanzienlijk deel van de werknemers die in aanmerking komen, zelf een aanvraag zullen moeten doen. En laat nu net in de groep van de laagste inkomens de non-take up van dergelijke maatregelen het hoogste zijn.

Zal het de armoede helpen bestrijden? Daarvoor moeten we kijken naar de inkomensverdeling van de gezinnen. Hoewel de jobbonus focust op de laagste lonen, zijn de laagste lonen nog geen indicator voor de laagste inkomens. Een verdeling van de Vlaamse gezinnen toont dat de jobbonus uitgespreid zal worden over de huishoudens en relatief veel ‘hogere’ gezinsinkomens zal versterken, ten opzichte van de lage inkomens. De onderkant van de inkomensverdeling wordt amper versterkt omdat daar de gezinnen zitten die met een uitkering moeten rondkomen. Een pijnlijk element in het opzet van de jobbonus is de vaststelling dat de Vlaamse overheid eigenlijk niet over de juiste gegevens beschikt om de jobbonus automatisch toe te kennen. De Vlaamse overheid heeft geen toegang tot de loongegevens en koppeling met individuele rekeningen, waardoor een aanzienlijk deel van de werknemers die in aanmerking komen, zelf een aanvraag zullen moeten doen. En laat nu net in de groep van de laagste inkomens de non-take up van dergelijke maatregelen het hoogste zijn.

BETER 50 EURO IN DE HAND?

Op doelmatigheid scoort de jobbonus dus geen hoge punten. Maar moeten we gewoon niet blij zijn met een versterking van de inkomens voor de werknemers met de laagste lonen? Voor de werknemers met de allerlaagste inkomens is 50 euro per maand een aanzienlijk verschil. Dienstencheque- of doelgroepwerknemers in de sociale economie schurken vaak met hun loon tegen de minimumgrens aan. Zij zullen er met de jobbonus op korte termijn op vooruitgaan.

Door het aanvullen van de federale werkbonus met een jobbonus in ruwweg dezelfde loonschaal, wordt de marginale aanslagvoet op lage lonen nog maar eens verhoogd. Zo zal een werknemer met een brutoloon van 2000 euro van 100 euro opslag of anciënniteitsvergoeding nog maar 14 euro overhouden.

Het probleem zit dan ook in de middellange termijn voor álle werknemers in de lagelooncategorieën. En dat probleem heet de promotieval. Die is het gevolg van parafiscale of fiscale voordelen die worden toegekend binnen een beperkte loonspanne. Zodra het loon stijgt vervalt ook het voordeel, waardoor de loonstijging als het ware wordt tenietgedaan door het wegvallen van de parafiscale of fiscale ondersteuning, vaak verergerd doordat ook nog eens andere inkomensgebonden voordelen wegvallen. Door het aanvullen van de federale werkbonus met een jobbonus in ruwweg dezelfde loonschaal, wordt de marginale aanslagvoet op lage lonen nog maar eens verhoogd. Zo zal een werknemer met een brutoloon van 2 000 euro van 100 euro opslag of anciënniteitsvergoeding nog maar 14 euro overhouden. Als het gaat om een alleenstaande met kinderen daalt dat nog verder tot 9 euro. Daarmee worden de individuele loopbaankansen ondermijnd, net als de algemene arbeidsmarkt-mobiliteit en de loonvorming.

Betere Instrumenten Dan Een Jobbonus

De jobbonus is dus niet alleen onvolkomen als beleidsinstrument voor de zelf gezette doelstellingen, het vergroot nog eens andere problemen in de loonvorming van werknemers. Het valt toe te juichen dat de Vlaams regering wil investeren in werknemers met een laag inkomen, maar het is treurig dat ze niet verder raakt dan een nieuw instrument dat een slechte kopie is van het bestaande federale instrumentarium. In plaats van zich in de federale bevoegdheidssfeer te wringen, zou Vlaanderen de keuze kunnen maken haar eigen instrumentarium te versterken.

Het maatschappelijk relancecomité schreef in zijn rapport, genegeerd door de Vlaamse Regering:

• ‘Indien het doel is de werkende Vlaming te belonen, dan kunnen middelen gerichter ingezet voor prioritaire groepen die een significante extra waardering verdienen, bijvoorbeeld mensen in de zorg, dan wel ze vrij breed uit te smeren;

• Indien het doel is werkprikkels te verhogen, dan kunnen de middelen allicht efficiënter worden ingezet om andere dan financiële barrières naar werk te verminderen en werk te ondersteunen, bijvoorbeeld kinderopvang, sociale voordelen minder categoriaal maken;

• Indien het doel is werkende armoede te voorkomen, kanaliseer dan de middelen naar de sociale toeslagen in het Groeipakket; verhoog deze structureel en zorg voor zwakkere uitfasering om promotievallen te vermijden. Zorg voor meer betaalbare huisvesting, op korte termijn via huurpremies.’

Vlaanderen kan beter, maar dan moet het eerst bereid zijn om de dogma’s los te laten en het ook anders te doen.

This article is from: