14 minute read

BERGBEKLIMMEN TOUW OF GEEN TOUW

TOUW OF GEEN TOUW…. THAT ‘S THE QUESTION!

Dit artikel is gebaseerd op een artikel van Florian Hellberg in Berg und Steigen #116 en werd bewerkt en vertaald door Jonas Lohaus

Advertisement

Alpiene bergtochten gaan over gletsjers, sneeuw- en ijsflanken en over rotsterrein. Het is niet altijd gemakkelijk om de risico’s van elk soort terrein in te schatten en de gevolgen van een val te minimaliseren. Hier wordt besproken wat de verschillende zekeringsmethoden zijn in het alpiene terrrein, met hun voor- en nadelen.

We onderscheiden: - het vallen in gletsjerspleten - het vallen van de berg / rots - allen waarbij je meegesleurd kan worden (in het Duits: Mitreisunfälle)

De vraag naar de optimale zekeringstechnieken bij alpiene tochten is niet nieuw. Pit Schubert waarschuwde al in de jaren tachtig voor het risico om meegesleurd te worden als je samen aan een touw loopt. Heel wat artikelen in Berg und Steigen gaan over zekeringstechnieken in dit terrein. De factoren die moeten worden afgewogen bij de keuze voor de juiste zekeringstechniek in het alpiene terrein worden ook weergegeven in de ongevallenstatistieken van Deutsche Alpen Verein. De dodelijke ongevallen van DAV-leden in alpien terrein (gletsjer, sneeuw, ijs, rots tot niveau II en sneeuwgraten) kan je opsplitsen in verschillende categorien (het gaat om ongeveer 1000 slachtoffers in de laatste 20 jaar) - 28% zijn mensen die ongezekerd vallen. - 18% was ongezekerd, maar had mogelijk een hartfalen als oorzaak van de val. - 25% waren de zogenaamde

“meesleurongevallen” waarbij de persoon die valt, de rest van zijn touwgroep mee sleurt. Ook relevant, met 4% aandeel, zijn de mensen die onbeveiligd in een gletsjerspleet vielen (en stierven!). De vraag is: wat zou er gebeurd zijn als degenen die een “onbeveiligd”-ongeval hadden gehad waren ingebonden (tenminste zij die niet alleen onderweg waren)? Een provocerende veronderstelling: als je tegelijkertijd met meerdere personen in het touw had gelopen zonder echte veiligheid, dan zouden sommige van je touwpartners waarschijnlijk ook zijn gevallen, met meer doden tot gevolg! Maar: Met het gebruik van de juiste voorzorgsmaatregelen, hadden zowel een deel van de valpartijen zonder beveiliging, als een deel van de “meesleurongevallen” voorkomen kunnen worden. Hieronder worden daarom de verschillende mogelijkheden van zekeringstechnieken tijdens alpiene tochten besproken.

Zekeren op de gletsjer Op een besneeuwde, vlakke gletsjer is, vanwege het gevaar van vallen in spleten, ongeveer tien meter uit elkaar lopen de zekeringstechniek bij uitstek.

Hierover bestaat overeenstemming. Op hellingen waarbij het risico op een val bestaat, kan deze zekeringstechniek echter dodelijk zijn: vooral als de voorste persoon van de touwgroep valt, is het quasi onmogelijk voor de groep om de val te stoppen, vermits deze persoon die valt tot twintig meter kan glijden, voordat de anderen de val zouden kunnen houden. Het risico op letsels of zelfs overlijden door meegesleept te worden is groot. Als er een risico op vallen bestaat, dan zijn er daarom andere beveiligingstechnieken noodzakelijk. Maar wanneer is er kans op vallen? Dat hangt af van de terreinfactoren (steilheid, hellingvorm en helling), menselijke factoren (gewichtsverhouding, persoonlijke bekwaamheid, concentratie, uitrusting, etc.) en de omstandigheden ter plaatse (harde of zachte sneeuw, ijs, goed of slecht spoor). Hoe harder en steiler het oppervlak, hoe moeilijker het is om jezelf (of een touwpartner) te houden als je begint te schuiven.

• Een persoon die valt op een helling van meer dan 30 graden in harde sneeuw, valt bijna net zo snel als iemand in vrije val. • Bij blank ijs of hard gevroren sneeuw, ook op matig steil terrein, bestaat het risico dat je bij een val niet meer zelf kunt remmen. • Tijdens de beklimming is men beduidend minder “misstap-gevoelig” dan bij de afdaling. • Een goed spoor is een duidelijk voordeel voor je veiligheid. Het stappen gaat gemakkelijker, je valt niet zo snel en je hebt een betere houding om een val te houden. • Stapzekerheid, goede stijgijzertechniek, een aangepaste snelheid en een hoge mate van concentratie staan centraal. Goed passende bergschoenen, scherpe en goed passende stijgijzers en beenkleding zonder struikelgevaar zijn vereist.

Zekeren bij valgevaar Er zijn verschillende manieren om te zekeren in terrein waar het risico op een val bestaat. Hieronder sommen we een aantal technieken op. De optimale zekeringstechniek die moet worden nagestreefd, is “voldoende veilig” voor het terrein en de touwgroep en “tijdbesparend” in het gebruik - inclusief het veranderen van methode bij veranderend terrein.

1. Zekeren vanuit een vaste stand

Bij moeilijke passages in rots of ijs is het zinvol om van stand naar stand te klimmen. In een touwgroep van 2 of 3 personen klimt de voorklimmer, met tussenzekeringen, naar een volgend vast punt (vooraf reeds aanwezig of zelf te maken). Hier maakt hij stand en zekert hij de naklimmer(s). Er is dus steeds één klimmer en een persoon die zekert. Dit is de veiligste techniek, in welk terrein ook, maar hij is zeer tijdrovend. Vermits tijd ook een grote invloed heeft op veiligheid en je niet altijd een perfect geëquipeerde stand tegen komt/kan bouwen moet je (op voorhand!) goed overwegen of er passages zijn waar je deze techniek gaat gebruiken en hoelang dit gaat duren. Bij een touwgroep van 3 personen kunnen de twee naklimmers samen klimmen, met een tussenafstand van 5 meter (met een zgn “Seilweiche”)

Gestaffeltes Klettern

Het zogenaamde “Gestaffeltes Klettern” (zeer moeilijk te vertalen!) kan handig zijn op een eenvoudige tocht, waarbij er een technisch moeilijkere passage is. Het touw wordt ingekort tot 20 tot 30 meter. De eerste klimmer klimt voor, eventueel met tussenzekeringen, en zekert de naklimmer(s) op een geïmproviseerde stand. Geïmproviseerde standen kunnen vaste punten zijn waar een bandlus wordt rond gelegd of punten waarbij het lichaamsgewicht van de zekeraar mogelijk als tegengewicht dient. Zodra het moeilijke stuk achter de rug is wordt weer normaal ingebonden om de tocht verder te zetten. Als er meer dan drie personen zijn, dan kan de installatie van een vast touw een verstandig alternatief zijn voor dergelijk terrein. Hierbij klimt de eerste, meest ervaren klimmer tot aan een vast punt en fixeert het touw. De volgende klimmers zekeren zich met een prussikknoop of een stijgklem. Bij het afdalen is dan rapellen (“abseilen”) of laten zakken vanaf een vast punt de aangewezen techniek om moeilijk terrein te overwinnen. Zowel rapellen als laten zakken biedt een grote veiligheid, maar is tijdrovend - vooral als je er weinig ervaring mee hebt.

2. “Glijdend” touw met terugloopblokkering (ijs)

Het toepassingsgebied voor deze techniek zijn ijspassages tijdens de beklimming. De voorklimmer klimt omhoog (indien mogelijk over de gehele lengte van het touw), eventueel met tussenzekeringen, hangt een terugloopblokkering aan het touw en klimt verder. Als het touw ongeveer gestrekt is, klimt de tweede klimmer (en eventueel een derde klimmer) tegelijk met de voorste klimmer omhoog. De voorste klimmer blijft dus verder klimmen en plaatst regelmatig (ongeveer iedere 20m) een nieuwe terugloopblokkering. De terugloopblokkering houdt een val van de tweede klimmer tegen. Op deze manier wordt er veel sneller gevorderd dan als je alternerend klimt, van stand naar stand. Communicatie tussen de voorklimmer en de naklimmer is erg belangrijk (de naklimmer moet wachten terwijl de voorklimmer een nieuwe zekering aanbrengt en ook de voorklimmer moet wachten als de naklimmer de zekering later weer verwijderd) en de touwgroep moet het terrein goed beheersen. Omdat deze zekeringstechniek alleen een totale val kan voorkomen, zijn blessures - waarschijnlijk voor beide klimpartners - bij een val zo goed als onvermijdelijk.

3. Glijdend touw met tussenzekeringen (op rots, met ingekort touw) (in de HGB -cursus van BPA ook wel “corde tendu” genoemd)

Deze techniek is vooral geschikt voor eenvoudige rotsgraatbeklimmingen. De twee klimmers klimmen tegelijkertijd. Tussen de touwpart-

ners is er altijd minimaal één vast punt (beter: twee!) of wordt het touw rond een uitstekende rots gehangen als tussenzekering. Meestal is het zinvol om het (enkele) touw in te korten tot 20 tot 30 meter of om een “half touw” dubbel te gebruiken. Deze techniek is relatief snel, vooral wanneer beide leden van de touwgroep kunnen voorklimmen en dus - zodra de voorklimmer alle materiaal (bandlussen, setjes,…) heeft opgebruikt - de naklimmer voorklimmer kan worden. Beide klimmers moeten het terrein beheersen. Deze techniek voorkomt ook alleen een totale crash.

4. Springtouw

De springtouwtechniek is alleen mogelijk op een zuivere sneeuwgraat. In rotsachtig terrein is het risico op verwonding en touwbreuk te groot. Beide klimmers hebben vijf tot acht meter touw in hun hand en lopen tegelijk. Als een van hen van de graat valt, dan springt de andere naar de andere kant, waardoor het touwteam niet volledig naar één kant valt. De touwlussen in de hand geven de tweede klimmer even de tijd om te reageren. Vastberaden actie is een voorwaarde. Vooral wanneer een sneeuwluifel er voor zorgt dat je op een afstand van de rand van de graat moet blijven, dan moet je voor je leven sprinten om niet meegesleurd te worden. Op een andere manier zekeren is op dit terrein dikwijls niet mogelijk. klimpartners kan het beste worden ingekort tot enkele meters en over de schouder mee genomen.

5. Touwtransport

In veilig terrein kan je verder gaan met het zogenaamde touwtransport. Dit bespaart het tijdrovende in- en uitbinden op die stuken waar je het touw nodig hebt. Het touw tussen de Touwvrij gaan De eventuele keuze om geen touw te gebruiken is gebaseerd op een nuchtere risicobeoordeling: de omvang van de schade wordt verminderd als slechts één persoon uitglijdt. En: één persoon alleen heeft nog een kans om zijn val te stoppen (op een sneeuwhelling). Als daarentegen een ingebonden groep vaart heeft gemaakt, dan raken de leden verstrikt in het touw en trekken ze elkaar naar beneden. Daarnaast is er, als er maar één persoon valt, nog iemand die een noodoproep kan doen en/of eerste hulp kan verlenen. Als je er echter voor hebt gekozen om zonder touwen te lopen, dan vergroot dit wel de drempel om later in te binden en over te stappen naar de veiligheid met touw. Zo kom je zonder touw misschien in moeilijke klimpassages of op onvoorziene heikele plekken, zoals wanneer er een dun laagje verse sneeuw op blank ijs ligt. Alleen al het inbinden op deze plek kan gevaarlijk zijn omdat je onbeveiligd op deze plaats staat. Een ander aspect is dat groepen de neiging hebben om uit elkaar te gaan lopen als ze zonder touw gaan en dat de behoefte aan veiligheid

6. Lopen / zekeren aan een kort touw (gidstechniek)

Bij deze techniek lopen beide klimmers tegelijkertijd, verbonden door slechts een paar meter touw. (Deze techniek wordt in Frankrijk ook wel “corde tendu” genoemd). Als de persoon die wordt geleid struikelt, moet de gids snel voorkomen dat deze verder valt. In Duitsland en Oostenrijk wordt deze techniek enkel aangeleerd aan gecertificeerde berggidsen. In Zwitserland wordt het lopen aan kort touw ook aan mensen die zelfstandig tochten ondernemen aangeleerd. Over de voor- en nadelen wordt in de verschillende opleidingen gediscuteerd, maar over volgende punten bestaat er overeenstemming: • De eerste van het touw (zowel bij het stijgen en dalen steeds de bovenste) mag niet vallen! Tegen de tijd dat het touw strak komt te staan, heeft deze al zoveel snelheid gekregen dat hij onvermijdelijk de hele touwgroep meetrekt.

Bovendien moet hij het terrein zo goed beheersen dat hij een val steeds kan houden, zonder zelf in de problemen te komen. • Als de tweede persoon struikelt dan is het belangrijk dat de eerste onmiddellijk reageert. Als het tot een effectieve val komt, dan is het waarschijnlijk te laat en is de kans groot dat de hele touwgroep valt! • Dit betekent dat een niet gespannen touw of te lange touwafstanden fataal kunnen zijn. • Het risico op vallen wordt een stuk groter als de touwgroep uit meer dan twee personen bestaat. Uit deze punten concludeert men in Duitsland en Oostenrijk dat deze techniek alleen een optie is als er een duidelijk niveauverschil is in de touwgroep en de betere bereid is om het hogere risico voor zichzelf te accepteren. Er ontstaat een “leiderschapssituatie”. In Zwitserland wordt het kalmerende psychologische effect van het touw zwaarder mee genomen. Zij menen ook dat, als men deze techniek niet gebruikt, te lang gewacht gaat worden alvorens op moeilijkere passages gezekerd te klimmen.

van individuele groepsleden niet door iedereen wordt ervaren. Vooral sterkere leden kunnen dan voorop lopen - inclusief het touw in hun rugzak... Sterkere en meer ervaren klimmers moeten hierop attent zijn en eventueel het touw over hun schouder mee dragen, zodat ze, als de situatie zich voordoet, eenvoudig kunnen inbinden en iedereen zekeren. Het is niet eenvoudig om af te wegen wanneer touwvrij lopen toch voor iedereen in het team geschikt is. Het vereist een realistische zelfinschatting, empathie en een open, duidelijke communicatie - zoals elke beslissing over juiste zekeringsmethode in het algemeen!

Besluit In de praktijk bestaat de meest effectieve zekeringsmethode uit een flexibele combinatie van de verschillende methoden. Bij het werken met bijvoorbeeld een glijtouw met terugloopblokkeringen is het vaak zinvol om na de laatste touwlengte een veilige standplaats te bouwen waar iedereen kan bijkomen. De eisen die aan de competentie van een alpinist worden gesteld zijn hoog. Het terrein moet zowel op voorhand als tijdens de tocht permanent worden ingeschat en de gevolgen van een eventuele val moeten worden ingeschat. Dienovereenkomstig wordt een geschikte zekeringsmethode geselecteerd, gepland en het risico beoordeeld. Bij het overstappen op een andere zekeringstechniek moeten geschikte vaste punten worden geïnstalleerd en moeten de touwtechnische vaardigheden worden beheerst. Snelheid is ook een belangrijk element in de risicoanalyse. Als je veel tijd verliest met een bepaalde zekeringstechniek, bestaat de kans dat je moet omkeren voor je de top bereikt, of breng je de hele touwgroep in gevaar als terugkeren geen optie is.

Voor stageleiders en clubs die opleidingen organiseren, rijst de vraag welke beveiligingstechnieken geschikt zijn voor welk niveau van deelnemers. Enerzijds mogen nuttige technieken de deelnemers niet worden onthouden. Anderzijds bestaat het risico dat de deelnemers overdonderd worden door een te veel aan informatie. In de alpiene wereld is men wel meer de focus gaan leggen op deze zekeringstechnieken, gaande van touwvrij gaan t.e.m het gezekerd klimmen. Vooral het veilig overwinnen van passages in (steil) ijs worden meer en meer belangrijk, zeker nu dat de opwarming van de aarde er voor zorgt dat je ook op zogenaamd “gemakkelijke” alpine tochten korte maar delicate ijspassages kan tegen komen.

Overzicht Simultaan bewegen

Techniek Doel

Gletsjer touwgroep Val in een gletsjerspleet voorkomen

Kort touw Val van de tweede (en eventueel een derde) te houden

Glijtouw met tussentijdse zekeringen Totale crash van de touwgroep voorkomen

Glijtouw met teruglooprem Totale crash van de touwgroep voorkomen

Springtouw Totale crash van de touwgroep voorkomen Klassiek toepassingsgebied Vlakke, niet te steile met sneeuw bedekte gletsjer Overal waarbij in een groep een deelnemer zich onzeker of onervaren voelt (o.a kinderen) en een andere de ervaring en kunde heeft om de onervaren persoon op sleeptouw te nemen Geaccidenteerd rotsterrein dat voor de deelnemers eenvoudig genoeg is om vlot samen te klimmen Vooral geschikt voor stukken ijs tijdens de beklimming; Kan ook gebruikt worden in gemakkelijk rotsachtig of gecombineerd terrein Sneeuwgraat (niet te steil stijgend / dalend)

Touwvrij gaan Een mogelijke val tot één persoon te beperken Terrein dat alle groepsleden gemakkelijk beheersen en waarbij zij bereid zijn dit zonder touw te overwinnen

Touw transport Snelle manier om eenvoudig terrein tussen twee moeilijkere stukken te overwinnen Terrein waarbij je na een val ter plaatse blijft liggen Opmerkingen

Niet geschikt bij steiler terrein waar je kan vallen

Touweerste (altijd boven!) mag niet vallen; Alleen voor berggidsen en zeer ervaren alpinisten

Er kunnen tussenpunten gemaakt worden met bandlus en musketon, maar ook door het touw rond rotsblokken te leggen

Extra tussenzekeringen verminderen het risico voor de voorklimmer; De naklimmer moet zorgen dat het touw min of meer gestrekt blijft

Doortastende actie en volledige aandacht zijn vereist Geen beveiligingsfunctie; Open communicatie of iedereen zonder zekering op weg wil; Alert zijn, zodat tijdig ingebonden wordt bij veranderend terrein Overgang naar glijtouw met tussenzekeringen gaat vlot

Zekeren op vaste punten

Van vast punt naar vast punt klimmen

Val van zowel voorklimmer als naklimmer opvangen “Gestaffeltes” klimmen Val van zowel voorklimmer als naklimmer opvangen

Vast touw Val van meerdere nakimmers beveiligen

Rapellen / laten zakken Een val tijdens de afdaling uitsluiten Moeilijk te beklimmen terrein

Eenvoudiger terrein waarbij het toch belangrijk is om te zekeren Gemakkelijk terrein (kan zowel voor klimmen as afdalen gebruikt worden) moeilijk terrein in de afdaling Meest tijdrovend, maar zekeringsmethode met het laagste risico Ingekort touw; Ook geïmproviseerde relais zijn mogelijk

Vooral geschikt voor kortere back-up passages

Meest tijdrovende techniek om af te dalen, maar met een laag risico (bij correcte toepassing!)

Opmerkingen: Gemakkelijk en moeilijk is niet te beschouwen als een absolute categorie, maar hangt af van de vaardigheden van de touwgroep, de condities van de dag en de omstandigheden. De tabel gaat uit van de juiste toepassing van de technieken. Bij alle zekeringstechnieken met vaste punten is de kwaliteit van het vast punt primordiaal! 

This article is from: