Uitgespit: L’Etablissement Vincke-Dujardin Wat u (misschien) nog niet wist over Brugges beroemdste hofbouwer
Het verhaal van Gustave Vincke-Dujardin is alom bekend: we belichtten het in het boek ‘Groeten uit Kristus Koning’. In de meer dan 100 serres tussen ’t Stil Ende en het kanaal Brugge-Oostende kweekte hij eind 18e – begin 19e eeuw laurier voor een wereldwijde afzetmarkt. En hoe meer je in die geschiedenis graaft, hoe meer je erover te weten komt. Zoals: dat er een link bestaat tussen Gustave Vincke-Dujardin en de leeuwen van de Antwerpse Zoo.
‘Een laurier doet er ongeveer 60 jaar over om volwassen te worden: dat is een immens proces, en precies daarom was laurier zo duur in aankoop’, vertelt Vincent Vincke (76) uit Oostende. Hij is zelf tuinbouwer en verre afstammeling van de familie Vincke-Dujardin. Door zijn opzoekwerk en authentieke foto’s uit het familiearchief kunnen we de historiek van kwekerij en het belang ervan voor de wijk, nog meer uitspitten. ‘Sommige bomen die bij de kwekerijen van Vincke-Dujardin vertrokken na verkoop, waren meer dan een eeuw oud. Daar werd in die tijd met man en macht aan gewerkt, dat kostte een fortuin.’
Vijfduizend goudfrank Als we het boek De Brugse Hofbouw van Nestor Van Eygen erop naslaan, wordt duidelijk om welke prijzen het gaat: “Men bedenke daarbij dat deze reuzelaurieren (…) verkocht werden aan de prijs van vijfduizend goudfrank per paar.” Een simpele rekensom brengt ons bij 200.000 oude Belgische franken, of 5.000 euro: in de periode rond de eeuwwisseling is het een astronomisch bedrag dat alleen hoogwaardigheidsbekleders kunnen ophoesten. Het mag dus geen verrassing heten dat koning Leopold II klant is bij de kwekerijen en in Kristus Koning persoonlijk marchandise komt bestellen om hoven en feestelijkheden op te smukken. Het transport van de laurieren tot bij de (gefortuneerde) klanten heeft
ook heel wat voeten in de aarde. ‘Laurieren werden in speciale grote houten kuipen gekweekt’, licht Vincent toe. ‘Het gewicht van de kluit, die kuip én de boom was immens en er kwam volk aan te pas om dat te verplaatsen. Het gebeurde in de serres systematisch, wanneer de winter eraan kwam. Laurier is niet winterhard. De pronkstukken moesten ieder najaar stuk voor stuk naar de orangerieën gebracht, om ze te behoeden voor de vrieskou.’ Ook hier doen de cijfers ons vandaag nog duizelen: de kronen (=bladerdak) van sommige sierbomen hebben volgens de naslagwerken een doorsnede van 70 tot 150 centimeter en staan op een stam van twee tot zes meter. Als je bedenkt dat de kwekerij van Vincke-Dujardin in de hoogdagen maar liefst 116 serres telt, dan hoeft het