3 minute read

Achterblijvers

Bert Jansen

In mijn jeugd, in de vijftiger jaren vorige eeuw, emigreerden vrij veel ouders met kinderrijke gezinnen, onder wie enige Spooldenaren, naar een nieuwe wereld. Nederland zat na de oorlog in de opbouwfase. Wij waren arm, niet alles kon dus tegelijk worden hersteld en opgebouwd en banen lagen dan ook niet voor het opscheppen. Met het oog op de toekomst van hun kinderen, beproefden onze emigranten daarom vaak hun geluk in het buitenland, meestal in Canada, Brazilië, Australië of Nieuw-Zeeland. Uit mijn onmiddellijke omgeving (mijn ouderlijk huis stond aan de Nilantsweg) herinner ik mij in ieder geval één gezin, dat na een lange tijd van voorbereiding naar Australië vertrok. In eerste instantie liet het gezin twee bloedverwanten, een zuster en een broer, achter. Maar deze twee achterblijvers, beiden single, misten de andere kinderen, hun nichtjes en neefjes zó, dat ook zij na korte tijd scheep gingen.

Advertisement

Een paar jaar geleden schreef de filosofe Marli Huijer een boek met de titel Achterblijven. Naar haar mening werden die naoorlogse emigranten vaak de hemel in geprezen, omdat ze zo moedig, ondernemend en leergierig waren. En nog steeds verwerven zij dikwijls een heldenstatus. Achterblijvers daarentegen werden eerder getypeerd als laf en slap, immobiel en antiheld. En nog altijd spreken zij minder tot onze verbeelding. Maar, aldus Huijer, die migranten uit de jaren vijftig - en in principe is dat nog altijd zo - sloegen wel gaten in het sociale weefsel van families, dorpen en buurten. Zij weet waarover ze praat, ze is zelf een achterblijver, wier familie kort na de oorlog is geëmigreerd. Het vertrek van haar grootouders maakte haar vader en haarzelf tot achterblijvers.

Huijer legt nu in haar boek de nadruk op de positie van die achterblijvers, een positie die volgens haar vaak onderbelicht is gebleven. Zij zet de achterblijvers op een voetstuk. Niet alleen de vertrekkers, zo stelt zij, maar ook de achterblijvers geven blijk van een groot verantwoordelijkheidsgevoel. ‘Want achterblijvers hebben een conserverende functie, ze blijven zorgen voor het behoud van de omgeving en de gemeenschap.’ Bovendien hebben ze een opvangfunctie, ze staan open voor de nieuwkomers, die de lege plekken van de vertrekkers komen opvullen. Ze maken nieuwelingen wegwijs in de gemeenschap.

Huijer pakt het begrip achterblijver ruim op. Zij betrekt de vergelijking ook op de mobiliteit in ons eigen land. Veel Zwollenaren, onder wie Spooldenaren, zijn bij het ouder worden blijven wonen op de plek waar ze ter wereld kwamen. Bij de reünie van oudSpooldenaren, 12 jaar geleden, bleek dat twee derde van de deelnemers uit Spoolde of naaste omgeving kwam.

De streek, de omgeving is voor de achterblijvers tot een thuis geworden, een habitat, ze zijn geworteld in een streek met gelijke gewoonten en taal. Iedereen kent dan ook iedereen. Ben jij er één van Jansen, hoorde ik in mijn jeugd nogal eens. Op die achterblijvers rusten, aldus Huijer, een aantal belangrijke taken.

Achterblijvers voorzien volgens haar in stabiliteit, duurzaamheid en continuïteit. Het buurtschap Spoolde is in de loop der jaren ingrijpend veranderd. Een kanaal en een snelweg hebben Spoolde ontwricht. Maar dankzij de inzet van die achterblijvers is Spoolde niet van de kaart geveegd. Men blijft waakzaam als het gaat om structurele veranderingen, zo konden we ook lezen in de jubileum uitgave van de Papenacker vorig jaar. Bij het organiseren van de eerdergenoemde reünie voor oud-Spooldenaren werd ik getroffen door de geest van saamhorigheid die waait door het huidige Spoolde. Dat proef ik ook op de Nieuwjaarsrecepties. Eben Haëzer is voor de huidige Spooldenaren van een Buurtkerkje tot een Buurthuis geworden. Men is ook zuinig op het erfgoed. Met het Katerveerhuis en de Katerveersluizen beschikt Spoolde over enige Rijksmonumenten. En niet te vergeten met de Spoolderberg, waar eeuwenlang recht gesproken werd en met het Engelse Werk, sinds de 19e eeuw een geliefde wandelgebied. Achterblijvers proberen de cultuur te bewaren voor henzelf, maar ook voor degenen die vertrokken zijn, als voor hen die terugkeren. En dat gebeurt nogal eens. Als er niets ingrijpends verandert, spreekt Huijer van ontologische veiligheid. De overgeleverde gewoonten en gebruiken geven de bewoners een houvast en bieden zekerheid.

Tot de zorgen voor de achterblijvers behoort tenslotte ook vaak de zorg voor de ouders. Mijn Spoolder jeugdvrienden en ik, wij herkennen dat uit onze jeugd. Ik kom uit een gezin van vier kinderen. Als de kinderen uitvliegen, voelen ouders het gemis. De achterblijvers blijven de aanwezigheid van degenen die vertrokken zijn, voelen. Mijn broer, zus en ik vertrokken na ons huwelijk naar aan andere plaats, alleen mijn jongste zus bleef Spoolde trouw. Zij zorgde, als achterblijver, een lange tijd voor mijn ouders.

Bert Jansen, oud Spooldenaar, geb. Nilantsweg 77.

This article is from: