Vragen die de leerlingen na deze les kunnen beantwoorden, zijn:
1. Hoe bereid je je voor op een treinreis?
2. Hoe check je in en hoe stap je in?
3. Wat zijn de regels in de trein? Welke faciliteiten zijn er?
HANDLEIDING
LEERKRACHT
4. Hoe check je uit en hoe stap je uit?
Doel
Leerlingen weten dat ze zich moeten voorbereiden op een treinreis, hoe ze moeten inchecken en instappen, wat de regels en faciliteiten zijn in de trein en hoe ze kunnen uitstappen en uitchecken.
Voorbereiding: werkbladen uitprinten, arriva.nl/ovindeklas openen op het digibord, informatie opzoeken over stations in de buurt van school (werkblad 3, opdracht 1a), optioneel: quizvragen uitprinten, foto maken van de dienstregeling bij een station in de buurt
Duur
Ca. 1,5 uur arriva.nl/ovindeklas
Reizen met de trein, hoe werkt dat?
Beschrijving
1. Lesopening
Deze derde les van de reeks wordt geopend op het digibord met het filmpje #280 Dieren verhuizen met OV van Stuk TV om te laten zien hoe het werkt; reizen met de trein. In de rest van de les worden de onderdelen stap voor stap behandeld. Die onderdelen zijn: instappen, reizen en uitstappen. Het plannen van de route van deur tot deur wordt in les 4 behandeld.
Start met het eerste onderdeel: het instappen.
2. Uitleg
Een trein is geen taxi. Instappen doe je op het station. Stations kunnen er verschillend uitzien, en er kunnen verschillende treinen aankomen en vertrekken: stoptreinen en sneltreinen. Hoe weet je in welke trein je moet stappen? Introduceer de vertrekstaat en het perron.
Daarna gaan de leerlingen zelf aan de slag.
3. Uitwerking in groepjes
In kleine groepjes maken ze werkblad 3, opdracht 1a t/m c. Bespreek deze opdrachten klassikaal. Daarna maakt iedere leerling 1d t/m f. Stel klassikaal vragen: Hoe zit het met het station bij jóu in de buurt?
Tot slot maken ze met hun groepje opdracht 2. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Extra opdracht of lesmateriaal
Ga in groepjes met de leerlingen naar het dichtstbijzijnde station (lopend, met de bus of anders) of zoek een leuk filmpje op van dat station. Hoe ziet het eruit? Hoeveel perrons zijn er? En welke treinen vertrekken er? Bekijk ook de vertrekstaten en oefen met ‘lezen’.
4. Simulatie van de reis/droog oefenen
Vertel aan de hand van de foto’s bij opdracht 3 van het werkblad hoe reizen met de trein werkt.
Daarna wordt het instappen, reizen en uitstappen droog geoefend. Gebruik daarbij de papieren OVchipkaarten uit les 1. Laat de leerlingen de stoelen in een treinopstelling zetten en een station/perron creëren. Wijs passagiers aan: zij zitten in de trein en stappen uit. Wijs leerlingen aan die wachten op het perron. Kies een conducteur en kies een of meerdere leerlingen die op reis gaan. Lukt het ze?
Wat in elk geval aan de orde moet komen:
• inchecken
- bij poortjes: pas nodig om op (en van) het station te komen
- bij paaltjes: let op in- en uitchecken (niet vergeten)!
• juiste perron zoeken
• wachten achter de stippellijn / geblokte lijn
• checken of het de goede trein is
• deuren openen
• coupé en plek zoeken
• op het scherm kijken/luisteren
• laatste check: je tas inpakken en je afval oprapen
• naar de uitgang lopen
• op de knop ‘deuren openen’ drukken
• uitstappen
• uitchecken
Reizen met de trein, hoe werkt dat?
5. Quiz
Wat weten de leerlingen over reizen met de trein? Toets het met stellingen: waar of niet waar? Laat alle leerlingen staan en begin met stelling 1. Wie denkt de bewering waar is, steekt zijn hand op. Wie denkt dat het antwoord ‘niet waar’ is, steekt geen hand op. Geef het juiste antwoord. Wie het goed had, blijft staan. De anderen gaan zitten. Hoeveel blijven er over na alle stellingen? Print de vragen zo nodig uit. De antwoorden staan erachter.
1. Als er geen trein aankomt, mag je over het spoor lopen. [niet waar]
2. Op stickers in de trein zie je of je wel of niet in de trein mag eten. [waar]
3. Een hogesnelheidstrein stopt op elk station dat de trein passeert. [niet waar]
4. In de trein is bijna altijd een toilet. [waar]
5. Iemand die controleert of je een geldig vervoerbewijs hebt, heet machinist. [niet waar]
6. Op het perron wacht je achter de witte streep. [waar]
7. In de trein zitten rode stopknoppen. [niet waar]
8. Op de schermen in de trein kun je zien waar de trein naartoe gaat. [waar]
9. Als je incheckt wordt de kaartlezer rood. [niet waar]
10. In de stiltecoupé mag je wel opnemen als je wordt gebeld. [niet waar]
Extra opdracht of lesmateriaal
6. Evaluatie
De les wordt afgesloten met een korte samenvatting van 1 t/m 5. Zijn er nog vragen? Lijkt het ze moeilijk of makkelijk, reizen met de trein?
De volgende les gaat over het plannen van de reis.
Achtergrondinformatie
Een trein is geen taxi
Een trein is anders dan een taxi. De trein haalt de leerling niet thuis op en zet hem niet precies voor de deur af.
Een trein rijdt op vaste tijden een vast traject (verbinding tussen twee plaatsen), met een vast begin- en eindpunt. En met vaste stops langs de route: de stations. Op die stations kun je in- en uitstappen. Ook anderen stappen daar in of uit. Iedereen maakt zijn eigen reis!
Op het station
Een station is een plek waar treinen aankomen en vertrekken. Daar kunnen mensen in- en uitstappen. Er zijn grote stations, waar veel treinen langsrijden, en kleine stations, die soms maar op één traject liggen en waar maar een paar keer per dag een trein stopt.
Natuurlijk kunnen er veel meer en moeilijkere vragen worden bedacht, en niet alleen over wat mag en niet mag (regels in de bus). Ideeën voor vragen vind je op arriva.nl/consumenten/service-contact/ik-heb-een-vraag
Op de grote stations heb je veel meer voorzieningen, zoals winkels, kiosken met eten en drinken, en toiletten.
Er rijden verschillende soorten treinen: stoptreinen en sneltreinen. Een stoptrein (of: sprinter) stopt op (bijna) elk station waar de trein langskomt, een sneltrein (intercity) stopt niet op elk tussenstation. Er zijn ook hogesnelheidstreinen, die rijden op speciale hogesnelheidslijnen tussen grote steden en verschillende landen.
Wist je dat …
• ‘stoptrein’ en ‘sneltrein’ de algemene termen uit de vroegere jaren van het spoor zijn? Dat was vóórdat iedereen z’n eigen namen bedacht. In NS-jargon zijn het bijvoorbeeld ‘sprinters’ en ‘intercities’. Alle andere vervoerders (inclusief Arriva) noemen het RS (regionale stoptrein) en RE (regionale express).
Het perron
Hoe weet je nu welke trein waarnaartoe rijdt? Dus in welke trein je moet instappen? Daarvoor hangen er (gele) vertrekstaten op het station. Dat zijn schema’s waarin is aangegeven waar de treinen vanaf dat station naartoe rijden, hoe laat ze vertrekken, wat hun eindbestemming is en bij welke stations ze onderweg stoppen. Er staat ook bij vanaf welk perron de treinen vertrekken. Een perron is een soort stoep langs de spoorbaan die het makkelijk maakt om in te stappen, ook met rolstoelen en fietsen. De perrons zijn genummerd. Vertrekt je trein vanaf spoor 1, dan volg je de borden ‘1’.
Reizen met de trein, hoe werkt dat?
Bij elk perron hangen er digitale displays. Daarop kun je precies zien welke trein vanaf dat perron vertrekt, en hoe laat. Onderaan staat ook wat de eerstvolgende trein is. Op de trein zelf staat altijd de richting; de eindbestemming van de trein. Belangrijke informatie wordt ook omgeroepen
Inchecken
Om met de trein te reizen, is een vervoerbewijs nodig. Dat is een pasje of een kaartje waaraan de conducteur van de trein kan zien dat je betaald hebt. Voor deze lessen is dat de OV-chipkaart (maar er zijn ook andere vervoerbewijzen, zie les 1). Daarmee check je in: je houdt je OV-chipkaart vlak voor de kaartlezer tot je *bliep* hoort. Op de kaartlezer is te zien of het inchecken gelukt is.
Bij kleinere stations check je in bij de kaartlezer vóór of op het perron, voordat je instapt. Bij de grotere stations moet de reiziger door een toegangspoortje. Er zijn verschillende check-in paaltjes. Let dus goed op dat je bij de juiste vervoerder in- en uitcheckt. (dus: reis je bij Arriva, check dan in en uit bij een Arriva paaltje / poortje. Reis je met de NS? check dan in en uit bij een NS paaltje / poortje). Als de OV-chipkaart voor het scherm van het poortje wordt gehouden, gaat het open en kun je het station betreden. Handig, want zo vergeet je nooit in- of uit te checken!
Op het perron kan worden gewacht tot de trein aankomt. Vaak staan er bankjes. Er moet wel goed afstand worden gehouden van het spoor, want er kunnen treinen (hard) langsrijden. Je hoeft de machinist niet te laten weten dat je wilt uitstappen: de trein stopt altijd op de aangegeven stations.
De deuren van de trein gaan pas open als de trein volledig tot stilstand is gekomen. Daarvoor moet op de knop ‘deuren openen’ worden gedrukt. Die knop zit aan de binnenkant en aan de buitenkant van de trein. Eerst wordt er uitgestapt, dan pas ingestapt.
In de trein
In de trein moet snel een plaatsje worden gezocht, want de trein vertrekt precies op tijd, of je zit of niet. En staan of lopen in een rijdende trein is best moeilijk. Wie geen plek heeft om te zitten, moet ervoor zorgen dat hij zich ergens aan vast kan houden.
Je moet wel opletten dat je in de juiste coupé zit. (Dat is een soort afdeling van een treinstel.) Je kunt in de trein namelijk eerste klasse en tweede klasse reizen. De eerste klasse is luxer, maar wel duurder. Met je anonieme OVchipkaart mag je alleen tweede klasse zitten.
Wie van rust houdt, kan op zoek gaan naar de stiltecoupé. Sssst!
Wist je dat …
• er in de trein gratis wifi is?
• er in de trein speciale plekken zijn voor fietsen?
• er in de trein rekken zijn voor je bagage?
• er in de trein afvalemmers zijn?
• er in de trein vaak een toilet is? Als dat zo is, zie je dat vanzelf op de plaatjes in de trein.
• Arriva treinen heeft rijden in Friesland, Groningen, Limburg en de Achterhoek?
De machinist en conducteur
De bus wordt bestuurd door een machinist. Je ziet hem of haar eigenlijk niet. Wél kun je de conducteur zien. De conducteur controleert de vervoerbewijzen (heeft iedereen ingecheckt?) en zorgt voor de veiligheid van de passagiers. De conducteur kan een man of een vrouw zijn, jong zijn of oud. Als hij/zij vraagt om je vervoerbewijs, geef je je OV-chipkaart.
Reizen met de trein, hoe werkt dat?
Regels
In de trein gelden bijna dezelfde regels als in de bus:
• Als je geen geldig vervoerbewijs hebt, kun je niet meereizen. Als er in de trein wordt gecontroleerd, moet je die kunnen laten zien. Kun je dat niet, dan krijg je een boete!
• Houd je tas op schoot of zet die onder je stoel. Of zet je spullen in de daarvoor bestemde rekken.
• Zet je voeten niet op de stoelen!
• Veroorzaak geen geluidsoverlast. Zet dus geen harde muziek op, voer geen luide telefoongesprekken en gil niet naar je schoolgenoten.
• Op stickers in de trein zie je of je wel of niet in de trein mag eten en drinken.
• Je ruimt gewoon je eigen rommel op. Er is een afvalbak.
• Volg altijd de aanwijzingen op van het treinpersoneel.
• Fotografeer geen andere mensen in de trein zonder toestemming te vragen.
• Gebruik de noodknop en/of noodhamer alleen in onveilige, levensbedreigende situaties. Misbruik is strafbaar.
• Zijn er geen zitplaatsen meer over en stappen er ouderen, invaliden en/of zwangere vrouwen in?
Sta jouw plek dan af.
En natuurlijk is roken verboden!
Uitstappen
In de trein hangen schermen waarop je kunt zien waar je bent, waar de trein naartoe rijdt en hoe laat je daar aankomt. Dat scherm moet je dus goed in de gaten houden. Bij hoeveel stations stopt de trein voordat je uit moet stappen? Je kunt ook hóren waar je bent, want de namen van de stations worden omgeroepen. Maak je klaar om uit te stappen: controleer of je al je spullen hebt en ruim eventueel afval op.
Als de trein tot stilstand is gekomen kun je naar een van de deuren lopen. Meestal worden die al geopend door medereizigers. Zo niet, dan kun je zelf drukken op de knop ‘deuren openen’. Uitstappen gaat voor instappen.
Zit je reis erop, dan check je uit: je legt je OV-chipkaart weer tegen het scanapparaat tot je *bliep* hoort. Het scanapparaat is een kaartlezer op of bij het perron of een poortje bij de uitgang van het station.