
17 minute read
IN GESPREK MET DAPHNE SIES
OP ZATERDAG 18 FEBRUARI 2012, CARNAVALSZATERDAG, WORDT DAPHNE SIES NEERGESTOKEN DOOR HAAR EX IN HAAR EIGEN WONING, KORT NADAT ZIJ DE RELATIE MET HEM HEEFT BEËINDIGD. ALS SLACHTOFFER VAN DIT GEWELDSMISDRIJF
WORDT ZE IN DE MAANDEN DAAROPVOLGEND BETROKKEN BIJ HET STRAFPROCES TEGEN HAAR EX. HET STRAFPROCES IS HET BEGIN VAN HAAR WEG NAAR HERSTEL. ZO GAAT ZE BIJVOORBEELD MET HAAR EX IN GESPREK - DIT GEBEURT VOOR
Advertisement
DE EERSTE KEER TIJDENS EEN BEMIDDELINGSGESPREK GEORGANISEERD DOOR STICHTING PERSPECTIEF HERSTELBEMIDDELING. INMIDDELS DEELT DAPHNE HAAR VERHAAL EN GEEFT ZE TRAININGEN AAN LEDEN VAN HET OPENBAAR MINISTERIE OVER ‘DEBEJEGENINGVANHETSLACHTOFFER’. VANWEGE HAAR ERVARING KAN DAPHNE NAMELIJK EEN ANDER - EN ZEER WAARDEVOL - PERSPECTIEF BIEDEN OP DE STRAFRECHTSPRAKTIJK: DIE VAN HET SLACHTOFFER. OP DINSDAG 4 APRIL JL.
GINGEN WIJ VOOR ALIBI IN GESPREK MET DAPHNE OVER HAAR ERVARING EN DE BIJZONDERE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER IN HET STRAFPROCES.
DOOR JENS VREUGDENHIL EN DESTINY EBINUM
De opvatting van Daphne over de huidige omgang met slachtoffers wordt al in de eerste minuten van het gesprek duidelijk: wij worden er door Daphne op gewezen dat de terminologie ‘bejegening van het slachtoffer’ niet helemaal passend is. ‘‘Bejegening is eigenlijk gewoon een duur woord voor omgaan met’’, aldus Daphne. Het is duidelijk: we moeten het juridisch jargon laten varen. Ze heeft eenzelfde boodschap voor de leden van het OM die ze traint; juridisch jargon vergroot de kloof tussen de strafrechtspraktijk en het slachtoffer. We beloven ons best te doen en parafraseren nog snel even onze vragen voor Daphne.
JE VERTELDE DAT JE NIET TIJDENS DE ZITTING VOOR DE EERSTE KEER GECONFRONTEERD WILDE WORDEN
MET JOUW EX, WILDE JE WEL ACTIEF BETROKKEN ZIJN BIJ DE STRAFZAAK?
‘’Dat zeker. Slachtofferhulp heeft me daar ook echt bij geholpen en ik heb tijdens de zitting ook gebruik kunnen maken van mijn spreekrecht. Je moet je alleen bedenken dat als je zoiets overkomt, dan leeft er een monster in je hoofd. Mijn ex was dat monster en ik wilde hem weer als mens zien, zodat ik makkelijker door kon met mijn leven. Dat kon niet gelijk, want in het begin sta je in overlevingsstand. We werden uit elkaar gehaald, hij werd meegenomen door de politie en ik door de ambulance. We hadden toen geen enkel contact meer. Ik dacht, als ik mijn zegje wil doen tijdens de zitting, dan wil ik niet geconfronteerd worden met dat monster. Dan zou ik blijven hangen in schrik of alleen maar huilen. Ik heb daarom de organisatie Perspectief Herstelbemiddeling ingeschakeld om een bemiddelingsgesprek voor ons te organiseren in de gevangenis waar mijn ex toen zat. Ik had van tevoren vragen voorbereid, maar die heb ik eigenlijk niet kunnen stellen. Het gesprek was een ontlading van verdriet, pijn en woede. Alles kwam eruit, ook vanuit zijn kant. Na dat gesprek kon ik hem weer zien als mens die dit eigenlijk óók was overkomen. Ik keur niet goed wat hij heeft gedaan, maar iemand als mens zien maakt dat de horror je niet blijft achtervolgen. Dat heeft mij ook geholpen tijdens de zitting.’’
JOUW EX HEEFT ZICH UITEINDELIJK VOOR DE RECHTER MOETEN VERANTWOORDEN, HOE HEB JIJ HET STRAFPROCES TEGEN JOUW EX ERVAREN?
‘’Er kwam al heel snel een zitting. Al binnen drie maanden na het incident, wat voor de strafrechtspraktijk heel vlot is. Achteraf had het misschien beter langer kunnen duren voordat de zaak op zitting kwam, want ik zat eigenlijk nog in een soort schok- of overlevingsstand. Alles ging langs me heen. Ik voelde zelf niet zoveel. Iedereen om mij heen was verdrietig en boos en ik kon dat eigenlijk nog helemaal niet zijn. Dat kwam bij mij pas veel later. Het proces zelf verliep oké. Ik heb vooraf veel gesprekken gehad met de officier van justitie en die was heel begripvol, dus het contact met haar verliep prettig. Ik wist daarnaast, omdat ik bij de reclassering heb gewerkt, hoe het in zijn werk ging bij de rechtbank. Dat maakte voor mij de drempels wat lager. Het enige waar ik me echter over verbaasde was de uitspraak. Niet de uitspraak an sich, maar de manier waarop ze de uitspraak doen. Dan moet je weer naar de rechtbank en dan kom je met heel veel mensen in de zittingszaal te zitten en dan leest de griffier in iedere zaak op wat de uitspraak was. Dat ging heel snel en dat was ook vrij onpersoonlijk, ik zat daar en dacht: ‘Oh, was dat mijn zaak, is het nou al gezegd?’ ‘Wat was nou precies de uitspraak?’ Dat had persoonlijker gemogen en dat vond ik jammer.’’
JE HEBT JOUW ROL IN HET STRAFPROCES ALS POSITIEF ERVAREN, MAAR DENK JE DAT HET OOK NEGA-
TIEVE KANTEN KAN HEBBEN OM ALS
SLACHTOFFER DEEL TE NEMEN AAN HET PROCES?
BIO
Jens Vreugdenhil:
Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam
‘’In mijn ogen niet. Het is een confrontatie en dat is super heftig, maar daarna kun je wel weer verder en kun je wat er gebeurd is gaan afsluiten. Ik denk daarom dat iedereen het eigenlijk wel nodig heeft, maar er zijn ook heel veel mensen die het uit de weg gaan. Alleen als je het uit de weg blijft gaan, dan houdt het feit of de dader de regie. Jij bent degene die verder moet en dan moet je de regie terugpakken, daar gaat het uiteindelijk om. Bij het strafproces aanwezig zijn helpt daarbij. Dat gezegd hebbende, ik ben van nature een persoon die de confrontatie aan wil gaan, maar dit is voor anderen soms lastiger.’’
ZIJN ER MANIEREN WAAROP DE DREMPELS VOOR SLACHTOFFERS OM MEE TE DOEN AAN HET STRAFPROCES KUNNEN WORDEN VERLAAGD?
‘’Tegenwoordig werken er mensen bij het OM die als tussenpersoon fungeren (slachtoffercoördinators, red.), zeker bij huiselijk geweld zaken en dat is heel fijn. Je hebt als slachtoffer iemand nodig die je de voors en tegens uitlegt en je kan uitleggen wat jouw positie is als slachtoffer en wat jouw rechten zijn. Anders heb je het idee dat je het allemaal zelf moet doen. Dat er nu dus tussenpersonen werken bij het OM kan de drempel voor slachtoffers verlagen. Ik denk daarnaast dat contact met lotgenoten belangrijk is; met mensen in gesprek gaan die hetzelfde of iets soortgelijks hebben meegemaakt. Als officier van justitie kan je tijdens een gesprek met een slachtoffer wel zeggen ‘ja, ik begrijp het’ of ‘ik snap het’, maar dat doe je niet echt. Je begrijpt het niet, want je hebt het niet meegemaakt.
Het is dus goed en meelevend bedoeld, maar dat soort woorden zijn juist heel lastig. Het werkt denk ik beter om iemand bij je te hebben die iets soortgelijks heeft meegemaakt. Het kan enorm drempelverlagend werken om iemand naast je te hebben die je écht begrijpt, maar dat moet je als slachtoffer wel willen.’’
WAT KUNNEN WE IN NEDERLAND
VERBETEREN TEN AANZIEN VAN DE OMGANG MET SLACHTOFFERS?
‘’Het Openbaar Ministerie moet eigenlijk gewoon toegankelijker worden. Hoe je dat doet is natuurlijk een moeilijke vraag, maar ik denk dat het al kan met een foldertje of met een filmpje. Daarnaast kan ook het contact vanuit het Openbaar Ministerie met het slachtoffer vaak beter. Een officier van justitie heeft tijdens de gesprekken met het slachtoffer een doel en dat is heel begrijpelijk. Zij hebben een datum voor een strafzaak en moeten het bewijs voor die datum rond krijgen als ze een veroordeling willen, maar als je daar te veel mee bezig bent dan raak je slachtoffers kwijt. Als slachtoffer heb je meer tijd en begrip nodig en je bent tijdens die gesprekken vaak met hele andere dingen bezig. Zo’n gesprek kan dan heel averechts werken. Als officier doe je er goed aan om aan te voelen waar het slachtoffer in zijn eigen proces zit en waar de behoefte ligt van het slachtoffer. Je kan dus niet altijd alles bespreken in één gesprek, maar moet dat in twee of drie gesprekken. Soms mogen dingen extra tijd kosten. Je krijgt namelijk ook te maken met mensen die problemen met de mentale gezondheid hebben, zoals PTSS. Het is belangrijk dat het Openbaar Ministerie hierover voldoende kennis in huis heeft en hiermee weet om te gaan. Een laatste punt is de taal, juristen spreken altijd in vakjargon, maar dat is een enorme drempel voor slachtoffers.’’
NAAST HET OPENBAAR MINISTERIE
KOMEN NATUURLIJK OOK ANDEREN IN CONTACT MET HET SLACHTOFFER, ZOALS DE RECHTER EN DE ADVOCAAT. WAAR MOETEN ZIJ OP LETTEN?
‘’Als rechter moet je niet zakelijk en star blijven. Natuurlijk begrijp ik dat je als rechter niet te veel mag weggeven, welke ideeën je hebt over de zaak enzovoort, maar een menselijke benadering kan altijd en dat werkt wel beter. Het is voor iedereen super spannend als je in een rechtszaak terechtkomt en al helemaal als je dat voor het eerst meemaakt. Als de rechter dan heel strak of star is, dan is dat niet prettig. Wat advocaten betreft vind ik het moeilijk om te zeggen wat ik van hen verwacht. Vaak worden er wel veel kleine details opgeworpen die moeten gelden als verzachtende omstandigheden. Dat is een beetje onnodig en je merkt dat anderen daar geïrriteerd door raken. Het is natuurlijk hun baan, maar soms is het onnodig.’’
UITEINDELIJK IS JOUW EX VEROORDEELD, KAN JE DAAR WAT MEER OVER VERTELLEN?
‘’Mijn ex is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. Er zijn mensen om mij heen geweest die het een belachelijk lage straf vonden, maar ik heb dat nooit zo gezien. Ik denk namelijk dat hij nog steeds niet klaar is met zijn straf. Hij is en blijft ook een mens. Ik probeer me in te beelden dat je zo’n feit gepleegd zou hebben, dan ben je toch ook heel lang bezig met daarbovenop komen? Dat is een nog grotere straf dan een paar jaar zitten, dat denk ik echt. Het lijkt mij heel zwaar om hem te zijn eigenlijk. Ik sluit mij aan bij wat Frans Douw (auteur van ‘’Het Zijn Mensen, het verhaal van een Gevangenisdirecteur”, red.) altijd zegt: Daders zijn ook mensen en die hebben ook het recht op nog een kans. Ik gun mijn ex nog steeds een heel mooi leven, maar alsjeblieft wel heel ver bij mij vandaan. Overigens vond ik natuurlijk wel dat er iets van een straf moest volgen op zijn daad.’’
‘’Wat er na de uitspraak gebeurt is overigens wel een punt van aandacht. Als slachtoffer krijg je dan geen informatie meer. Je wordt wel op de hoogte gesteld wanneer iemand bijvoorbeeld met verlof mag, maar dat is dan heel kort van tevoren en dat is natuurlijk heel spannend. Hetzelfde geldt voor de mededeling dat iemand vervroegd vrij komt. Daarbij krijg je geen begeleiding, je wordt enkel op de hoogte gesteld dat het zo is. Ik begrijp dat hij ook zijn privacy heeft, maar jij zit zelf ook in een proces om erbovenop te komen. Als je hem dan in de supermarkt tegenkomt, dan helpt dit niet.’’
WAAR HOOP JE OP VOOR DE TOEKOMST MET BETREKKING TOT DE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER?
‘’Ik hoop dat de drempel voor het slachtoffer om in gesprek te gaan met het OM lager blijft worden. Het moet natuurlijk geen leuk uitje worden om naar het OM toe te gaan, want het gaat om serieuze zaken. Maar ja, waar ligt de grens hè? Ik denk wel dat er nog heel veel valt te bereiken bij hoe de mensen binnen het OM de slachtoffers benaderen, of in ieder geval in hun gesprekken. Ze zijn nu bezig daarvoor te trainen, maar ik denk dat daar nog wel ruimte voor verbetering is.’’
DIT TIJDSCHRIFT IS NATUURLIJK VOOR (TOEKOMSTIGE) JURISTEN. WELKE LES/BOODSCHAP ZOU JE AAN HEN WILLEN MEEGEVEN?
‘’Probeer altijd jezelf te blijven en je te verwonderen. Ik probeer me altijd te verwonderen over hoe mensen in elkaar zitten en waar ze mee bezig zijn en probeer dat niet alvast voor ze in te vullen. Ik vraag ze juist ‘hoe zit dat dan bij jou?’
Probeer je dus op een open manier in de ander in te leven. Dan kan je echt naast iemand staan. Daarmee kom je denk ik het verst.’’
Destiny Ebinum:
Master Strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam


Iedere Nederlander kan zich de beelden van tentenkampen in Ter Apel herinneren. Vluchtelingen verkeerden in erbarmelijke omstandigheden en sliepen onder andere op stoelen in de buitenlucht zonder toegang tot medische zorg.1 Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat Artsen Zonder Grenzen voor het eerst in zijn vijftigjarige bestaan medische noodhulp verleende in Nederland. Dit terwijl de organisatie een focus heeft op medische noodhulp in conflictgebieden en tijdens natuurrampen. Nederland hoort hier in beginsel dus niet onder te vallen. Deze inhumane omstandigheden en extreem uit de hand gelopen problematiek omtrent het organiseren van passend onderdak leidde bij veel Nederlanders tot woede jegens de overheid. Veel burgers vroegen zich af waarom er geen leiding werd genomen door het Rijk om dit probleem aan te pakken.
De opvang van vluchtelingen in Nederland is slecht geregeld. Gemeenten willen niet meewerken aan huisvesting en vluchtelingen kunnen niet goed doorstromen waardoor de opvangcentra overvol raken. Dit leidt tot de vraag: Kan het Rijk op een efficiënte manier gemeenten dwingen om vluchtelingen op te nemen? In dit artikel zal eerst worden gekeken hoe de huidige situatie tot stand kwam waarna het wetsvoorstel, als mogelijke oplossing voor de vluchtelingencrisis, onder de loep wordt genomen.2
OPVANG DOOR GEMEENTEN
De afgelopen decennia is er een groot contrast ontstaan tussen gemeenten die wel of niet vluchtelingen opnemen. In een gedecentraliseerde eenheidsstaat zoals Nederland hebben gemeenten veel vrijheid wat betreft lokaal beleid. Omdat de wet geen verplichtingen stelt, kunnen gemeenten asielzoekers en statushouders weigeren of voorwaarden stellen aan opvangplekken. Gemeenten hebben de mogelijkheid om selectief te zijn in het opvangen van asielzoekers, bijvoorbeeld door te kiezen om Oekraïense vluchtelingen wel op te vangen, maar andere asielzoekers te weigeren. Daargelaten of dit beleid een discriminerend karakter heeft, leidt dit beleid op lokaal, nationaal en maatschappelijk niveau tot grote problemen. Op lokaal niveau ervaren bewoners overlast door de overbelaste opvang van vluchtelingen. Op nationaal niveau is er te weinig budget omdat er voorheen bezuinigd is en het maatschappelijk draagvlak afneemt wat leidt tot meer polarisatie in de samenleving.
Uit een enquête onder 144 gemeenten heeft 50% van de 82 gemeenten die opvang bieden aangegeven dat zij niet van plan zijn om de opvang voort te zetten, voor 42% is het onduidelijk en slechts 8% geeft aan door te gaan met het bieden van opvang.3 Sinds 2019 zijn gemeenten door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) en het Rijk gevraagd om extra opvangplaatsen beschikbaar te stellen.4 Desalniettemin hebben tientallen gemeenten nog nooit bijgedragen aan de opvang van asielzoekers, zowel in tijdelijke noodopvang als in de vorm van asielzoekerscentra.5 Nu het COA met de huidige prognose inschat dat er tegen het eind van 2023 een extra opvangcapaciteit van 33.153 plekken zal moeten worden gerealiseerd om de asielzoekers en statushouders adequaat te huisvesten, dreigt er een tekort aan opvangplekken te ontstaan.6
Juridisch kader: Internationale verdragen Het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951, bepaald dat vluchtelingen die hun land ontvluchten vanwege oorlog, geweld of vervolging, recht hebben op bescherming en asiel.7 Echter, het verdrag legt geen specifieke verplichting op aan staten om vluchtelingen op te nemen. Daarnaast stelt het EVRM algemene regels vast met betrekking tot mensenrechten en bescherming van alle mensen die zich binnen de unie bevinden, dus ook vluchtelingen.8

EU-WETGEVING
Dit is anders bij Europese wetgeving, waaruit een verplichting voor staten volgt om vluchtelingen op te nemen. Zo regelt het Dublin verdrag welke Staat de vluchteling dient op te nemen.9 Het verdrag bepaalt met het ‘eerste land van aankomst’- principe dat de lidstaat waar een vluchteling voor het eerst aankomt, verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag. Hiermee wordt voorkomen dat vluchtelingen meerdere asielaanvragen indienen en daarmee het systeem overbelasten.10
De Dublin-verordeningen bevatten criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielaanvraag. Deze criteria omvatten onder meer de aanwezigheid van familieleden of connecties in een bepaalde lidstaat, de reisroute die de vluchteling heeft genomen en de bescherming die beschikbaar is in de verschillende lidstaten.11
Als de verantwoordelijke lidstaat is bepaald, moet deze lidstaat de asielaanvraag behandelen en toegang
Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam bieden tot het asielproces.12 Dit kan betekenen dat de vluchteling wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, of dat de verantwoordelijke lidstaat de asielaanvraag beoordeelt terwijl de vluchteling zich in een andere lidstaat bevindt.
Vervolgens stelt de Opvangrichtlijn minimumnormen vast voor de opvang van asielzoekers in de EU-lidstaten, met als doel de opvang in de EU te harmoniseren en te verbeteren.13 Europese wetgeving heeft algemene voorwaarden gesteld omtrent de opvang van vluchtelingen, waar Nederland als lidstaat aan is gebonden. Echter, van wetgeving omtrent het verplicht opnemen van vluchtelingen door lidstaten is geen sprake.
Nationale wetgeving
De COA-wet regelt dat vluchtelingen worden opgevangen in opvangcentra. In artikel 2 en 3 wordt de bevoegdheid tot het opvangen van vluchtelingen door de COA en de Staatssecretaris geregeld.14 Daarbovenop verplicht artikel 1 Gemeentewet om de woonplaats van ingezetenen vast te stellen. Vluchtelingen zijn zodra zij statushouder worden ingezetene van de gemeente, die een algemene zorgplicht (artikel 3) heeft voor het welzijn van de eigen inwoners. Het merendeel van de vluchtelingen zijn echter geen statushouders en genieten deze hulp van de gemeente niet.
Conclusie juridisch Kader
Wat ontbreekt in het huidige systeem is een verplichting om asielzoekers op te nemen. Er wordt gewerkt met een systeem van vrijwillige bijdrage in de opvang door gemeenten die financieel gecompenseerd worden door het COA. Doordat er momenteel te weinig plekken vrijwillig worden aangeboden, te veel bezuinigd is op Asielbeleid en de toestroom van vluchtelingen alsmaar toeneemt, is Nederland niet in staat de vluchtelingen veilig en adequaat op te vangen. Dit leidt ertoe dat de gemeenten die wél vrijwillig vluchtelingen opnemen kampen met veiligheidsproblematiek, afnemend draagvlak en logistieke problemen.
“SPREIDINGSWET”:
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft geprobeerd deze problemen aan te pakken met het wetsvoorstel ‘Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen’ (de ‘spreidingswet)’. Deze wet creëert een juridische mogelijkheid voor de Minister om gemeenten te dwingen vluchtelingen op te nemen, met als doel om te voldoen aan de verplichtingen voor de Staat om vluchtelingen op een humanitaire en goede manier opvang te bieden. Met de wet beoogt de staatssecretaris een duurzame en flexibele opvang te realiseren.15 Dit wil hij primair doen door een zogenoemd verdeelbesluit in te voeren waarbij de Minister van justitie en veiligheid (hierna: de Minister) de zelfstandige bevoegdheid krijgt om gemeenten te dwingen een minimum aantal vluchtelingen op te nemen.16 Deze beslissing zou de Minister nemen op grond van een advies uit de provincies die de asielzoekers eerlijk moeten verdelen over het hele land.17 Deze verdeling zal worden vastgesteld via een algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op het inwoneraantal van elke gemeente.18 Dit proces zal twee jaar duren, waarbij regelmatig wordt geëvalueerd of er behoefte is aan extra opvangfaciliteiten.19 Het doel is om de opvangcapaciteit geleidelijk op te schalen, en zo te voorkomen dat er plotselinge noodopvanglocaties geopend moeten worden.20 De formule houdt rekening met zowel duurzame opvangfaciliteiten als reeds bestaande opvangcapaciteit die door gemeenten wordt geboden. Het is daarom niet noodzakelijk om elke 2 jaar nieuwe opvangplekken te creëren; het streven is om uiteindelijk voldoende capaciteit te hebben.21
Het Rijk stelt geen minimum aantal plekken per opvanglocatie om kleinschalige opvang in kleinere gemeenten ook mogelijk te maken.22 Ook is er ruimte gemaakt voor een positieve financiële prikkel. Gemeenten die meer dan 75% van het minimumaantal asielzoekers opvangen kunnen aanspraak maken op een uitkering.23 Ook de exploitatiesystematiek van de opvanglocaties zal veranderen. De Staatssecretaris stelt voor om in de wet vast te leggen dat het COA in beginsel de exploitant zal zijn van de opvanglocaties maar heeft wel een uitzondering voor het college van burgemeesters en wethouders gemaakt.24 Dit om gemeenten bestuurlijke ruimte te geven en kleinschalige opvang goed mogelijk te maken. Er is echter ook kritiek op het wetsvoorstel.
Kritiekpunten
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft zich negatief uitgelaten over twee componenten van het voorstel.25 Ten eerste is de wet te complex. Door de systematiek is er onvoldoende duidelijk welke gemeenten welke plekken dienen te realiseren, wat tot verwarring kan leiden over de te realiseren plekken.26 Ook schrijft de Afdeling dat er te veel onduidelijkheden zijn over de rol van het COA en de termijnen waarin gemeenten opvangplekken dienen te verwezenlijken. Tevens is de wet niet geschikt voor de urgentie van het probleem; gezien de wet op zijn vroegst in 2024 zal kunnen intreden biedt het nog geen soelaas voor het komende probleem.27 De Adviesraad Migratie bespreekt in haar rapport ook de argumenten van de Afdeling en gaat in op het financiële aspect van het voorstel.28 Hoewel de Adviesraad in algemene zin positief is over het wetsvoorstel, zijn er enkele kritiekpunten.29 Zo is volgens hen het bonussysteem om extra vluchtelingen op te nemen op twee punten ontoereikend. Ten eerste vragen zij zich af hoe wenselijk het is om gemeenten te belonen hun wettelijk gegeven taken op een juiste manier uit te voeren en bestaat er ruimte voor misbruik door meer mensen toe te laten dan mogelijk is voor een hogere beloning. Ten tweede stelt de Adviesraad dat een beloningsysteem gebaseerd op de gemaakte kosten beter zou zijn dan een systeem gebaseerd op aantal opgevangen. Omdat niet duidelijk is hoe de beloning zich verhoudt tot de reële kosten kan dit de bereidheid van gemeenten om mee te werken aantasten.30
Beschouwing
Na jaren van bezuinigen en crisis is er eindelijk een wetsvoorstel tot stand gekomen om veranderingen te brengen in een systeem dat onderbemand, overvol en onhoudbaar is geworden. `Het wetsvoorstel is een stap in de goede richting om de asielcrisis meer behapbaar te maken. Door het toekennen van een expliciete wettelijke verplichting aan gemeenten en het invoeren van een juridisch bindend instrumentarium, wordt de opvangdruk gelijker verdeeld. Dit wordt mogelijk doordat er een duurzame voorraad van opvangfaciliteiten wordt gecreëerd, waardoor gemeenten die normaliter te hulp schieten, dit niet langer hoeven te doen. Bovendien zal de overlast als gevolg van overbezetting afnemen, wat op zijn beurt kan leiden tot hernieuwd maatschappelijk draagvlak. Toch dreigen er problemen met de praktijk. Zo hebben gemeenten te kennen gegeven dat zij weinig voelen voor een financiële prikkel om meer gemeenten op te nemen.
De Staatssecretaris heeft een gecompliceerd systeem opgezet wat in theorie zou kunnen werken maar in de praktijk waarschijnlijk problemen zal opleveren. Het voorstel zal in de praktijk lastig uit te voeren zijn omdat er nog veel onduidelijk is over concrete bevoegdheden per instituut.
Verder zijn de cyclussen over het bestuur en overleg tussen het Rijk, Provincie en gemeenten onduidelijk. Gezien het opvangprobleem zo acuut en overweldigend is, zou er gewerkt moeten worden met een simpele korte termijn oplossing. Momenteel moet worden afgewacht hoe het parlement stemt over het voorstel. Zoals het er nu voor staat kan de wet pas in 2024 intreden en dat biedt geen soelaas voor de komende twee zomers waarin Nederland door de oorlog op ons continent en de wereldwijde geopolitieke spanningen waarschijnlijk een toevluchtsoord zal zijn voor vele vluchtelingen. Daarbij moet worden benoemd dat de BBB tijdens de provinciale staten verkiezingen de grootste was. Partijleider Caroline van der Plas heeft te kennen gegeven de wet niet te steunen.31 Gezien het aantal behaalde zetels door de Boer Burger Beweging, is akkoord van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer onwaarschijnlijk. Onderaan de streep oogt het wetsvoorstel praktisch gezien niet haalbaar, niet toereikend genoeg om het acute opvangprobleem van komende zomer op te lossen, en de inhumane omstandigheden van vorig jaar dit jaar te voorkomen.
1 Nederland heeft deze verplichtingen op grond van internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag van 1951 en Protocol van 1967 en Europese regelgeving zoals de opvangrichtlijn.
2 Wetsvoorstel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen, Kamerstukken II, 2021/22, 19637, nr. 2906.
3 https://eenvandaag.avrotros.nl/item/helft-vande-gemeenten-wil-opvang-asielzoekers-niet-verlengen-terwijl-nieuw-tekort-aan-plekken-dreigt/.
4 https://nos.nl/artikel/2408848-geen-migratiecrisis-maar-opvangcrisis-dwing-alle-gemeenten-asielzoekers-op-te-vangen.
5 https://nos.nl/artikel/2408848-geen-migratiecrisis-maar-opvangcrisis-dwing-alle-gemeenten-asielzoekers-op-te-vangen.
6 https://www.coa.nl/nl/lijst/capaciteit-en-bezetting (op het moment van schrijven.).
7 Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951, o.a. artikelen 1, 14, 17, 18.
8 Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Artikelen 1 tot 19.
9 De Dublinverordening III.
10 De zogenoemde “dublin-claim” die voortvloeit uit de criteria van hoofdstuk 3 van de Dublin verordening.
11 Dublinverordening III, Artikel 1 t/m 18, 34.
12 Artikel 3 Dublinverordening III.
13 Richtlijn 2013/33/EU.
14 Artikel 2 jo. Artikel 3 Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
15 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 3.
16 Artikel 5, Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 20.
17 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12 jo artikel 5 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.
18 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 11.
19 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.
20 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.
21 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.
22 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 16.
23 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 8.
24 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.
25 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.
26 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4 p. 2.
27 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4 p. 7.
28 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen
29 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen p. 7.
30 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen p. 8.
31 Boer Burger Beweging, https://wnl. tv/2023/03/02/bbb-steunt-spreidingswet-nietje-kunt-het-niet-als-dwangmiddel-inzetten/.