
11 minute read
Ringpark Utrecht: van droom naar daad
Regio van Ringparken advieskaart BRON IMOSS & VAN DE WITTE
Uitdagingen voor een landschappelijke stad in wording
Advertisement
De landschapsplanning in de randstad toont verfrissende ambities door een aanpak op regionale schaal. Die biedt kansen voor nieuwe natuur, recreatie en voedselproductie bij de stad, een gezond landschap en verstedelijking. Het zou vitalisering van de gemeenschappen in de regio kunnen opleveren. Maar dat alles vereist een brede, sociaal-ruimtelijke visie voor stad en land, die mens en natuur centraal stelt. Hans Dekker is landschapsarchitect. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel, uit enthousiasme voor het nieuwe elan in de regionale planontwikkeling.
Hans Dekker
De landschapsplanning in de randstad weerspiegelde heel lang de doelen van de ruimtelijke ordening. Het tegenhouden van ongebreidelde groei van de stad, afzwakken van de ongewenste tegenstelling tussen het ‘volle’ westen en de periferie van Nederland, voorkomen van congestie, en de angst voor de metropool waren de hoofdoverwegingen voor het nationale beleid. Spreidingsbeleid en bufferzones moesten ervoor zorgen dat de steden beperkt in omvang bleven en niet aan elkaar groeiden en dat het Groene Hart onaangetast bleef. Een actief inrichtingsbeleid nabij de grote steden moest ruimte bieden voor recreatievoorzieningen aan de stadsranden. De gebiedsinrichting in Spaarnwoude, Midden Delfland, Amstelland bij Amsterdam en ‘groene sterren’ als Hoge en Lage Bergse bos staan bij professionals en bewoners goed op het netvlies. Het Ringpark rond Utrecht en de groeikernen vormt samen met vergelijkbare grote plannen in Amsterdam (MRA) en Den Haag /Rotterdam (MRDH) het voorlopig laatste hoofdstuk van de landschapsplanning in de randstad.
Economische factor Het Utrechtse Ringpark is een uitvloeisel van de samenwerking tussen de provincie Utrecht en de Vereniging Deltametropool in het studieproject ‘landschap als vestigingsvoorwaarde’. In de studie Blind Spot wordt geconstateerd dat bij economische succesfactoren voor een regio de invloed van landschap en leefomgeving vaak ontbreekt. Blind Spot beargumenteert het belang hiervan voor het vasthouden en aantrekken van hoogopgeleide kenniswerkers. Die kiezen hun woonplaats op basis van onder andere
Regionale samenwerking: de metropoolregio’s
Het geloof in het belang van de regionale schaal lijkt groter dan ooit. Uit interviews die recent door Ruimte en Wonen zijn gehouden met de drie regiodirecteuren komt een overeenkomstig beeld naar voren. In alle drie de regio’s heerst het besef dat vraagstukken alleen goed kunnen worden aangepakt als regionaal wordt samengewerkt én dat opgaven in onderlinge samenhang moeten worden aangepakt. Het gevoel van urgentie wordt gevoed door een gedeeld inzicht in het belang van landschap en nieuwe, regionale kwesties als de klimaatopgave, energietransitie en ook integraal sociaaleconomisch denken op de regionale schaal: wonen, werken, mobiliteit en ruimte in onderlinge wisselwerking.
een attractief landschap. Kennisintensieve bedrijven stemmen hun vestigingskeuze af op dit voorkeursgedrag. Investeren in een hoogwaardig metropolitaan landschap in ons land (lees: randstad) is daarom cruciaal volgens Blind Spot. Een indicatie voor die noodzaak is dat Nederland in het aandeel internationale kenniswerkers flink lager scoort ten opzichte van andere Europese landen. Omdat de ‘financiële kaarten’ in de EU gelijk geschakeld zijn, is bijvoorbeeld met belastingvoordelen op dit punt volgens Blind Spot geen voordeel te behalen.
Ringpark Utrecht De handschoen wordt nu opgepakt door de provincies en de metropoolregio’s, waaronder Utrecht. De planvisie voor het Utrechtse Ringpark anticipeert op een groei naar 1
HANS DEKKER
Landschapsplanning in de metropoolregio’s
In de drie metropoolregio’s van de randstad wordt gelijktijdig gewerkt aan regionale planvorming. De stand van zaken van de landschapsplannen verschilt per regio. De metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) lijkt voorop te lopen. De vrij lange planhistorie van regionale landschapsplannen, met Midden Delfland als ijk- en vertrekpunt, lijkt hier zijn vruchten af te werpen. In de MRDH zijn al concrete kaartbeelden getekend. En er is een duidelijk beeld over het samenspel met bewoners en marktpartijen. De Amsterdamse regio (MRA) kampt met een ingewikkelder ruimtelijke context: veenweidegebieden, complex infrastructureel landschap (relatie met Schiphol), havengebied en een complex water annex ecologisch systeem (IJmeer/Markermeer). Mogelijk ingegeven door hobbels in de regionale samenwerking in het recente verleden (havengebied/Haarlemmerliede; Schiphol/Haarlemmermeer; dubbelstad Amsterdam-Almere) lijkt regiovorming in trager vaarwater te zitten. Samenwerking in de regio geschiedt hier op basis van vrijwilligheid. De planvorming verkeert in het stadium van verkenningen en landschapstafels. In de regio Utrecht lijkt de aandacht primair gericht op het verkrijgen van consensus over een gezamenlijke aanpak en opgaven. De regio zet in op een gemeenschappelijke visie en missie (gezond stedelijk leven) en probeert de strategische plannen op regioniveau met elkaar te stroomlijnen. Doel is om de regiopartners én de bevolking gelijktijdig mee te nemen en enthousiast te maken voor een gezamenlijke aanpak. De landschapsplanning is hiermee in lijn. miljoen inwoners in 2050, dat is bijna 40% meer dan de huidige prognoses. Daarnaast is voorzien in ruimte voor klimaat, biodiversiteit, regionale energieopwekking en -stedelijke- voedselnetwerken. Om ruimte te bieden aan dit omvangrijke programma zijn de contouren van het landschapspark veel ruimer gedefinieerd dan het voormalige stadsgewest. Naast Utrecht, Houten, Nieuwegein en Maarssen wordt een regionaal verband voorzien waarin Amersfoort en Hilversum aan de noordoostkant en Culemborg, Lopik, Wijk bij Duurstede en Woudenberg aan de zuidoostflank zijn opgenomen. In de Ringparkvisie wordt die ruime jas ook gelegitimeerd op basis van ‘schaalvoordelen en systeemsprongen’ die vanaf 500.000 inwoners in zicht komen. Een grote(re) stad-landregio biedt schaalvoordelen voor het organiseren van energie- en grondstofbesparing, vermindering van reistijden, verhoging van biodiversiteit, welzijn, zingeving en gezondheid.
Nieuw landschap Een kwaliteitsimpuls voor natuur en landschappelijke inrichting is in ons land extra urgent geworden met de stikstofcrisis en ook door de resultaten van recent ruimtelijk onderzoek. Het Planbureau voor de Leefomgeving signaleert dat de natuur, met name rond de steden, afneemt terwijl de bebouwing en andere vormen van verstedelijking sterk zijn toegenomen. Die aanspraak op de ruimte door stedelijke functies zal alleen maar toenemen. Dat signaal wordt concreet door de toename van grote anonieme bedrijfshallen rond de steden en langs de grote infrastructuur, de zichtlocaties. Het College van Rijksadviseurs luidt hierover in een recent advies de noodklok. Beide rijkscolleges vertrouwen sterk op sturing door de lokale overheden. In het licht van de lokale be
Kaart prognose bevolkingsontwikkeling BRON KINGA BACHEM, RINGPARK MAGAZINE OP BASIS VAN CBS PROGNOSE 2016-2040

stuurspraktijk komt dit nogal krachteloos over. In een pas bekend geworden rapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport uit 2018 komt naar voren dat nationale ruimtelijke belangen, in de zesjarige periode van het betreffende onderzoek, vaak ‘in de knel komen’ door de decentralisatie van de ruimtelijke ordening. De inspectie signaleert dat gemeenten te weinig oog blijken te hebben voor onder meer het behoud van erfgoed, het verrommelen van het landschap en natuurcompensatie bij grote infrastructurele projecten.
Omgevingswet biedt geen garanties Het Rijk lijkt vooralsnog niet van zins om de ruimtelijke regie naar zich toe te trekken. Integendeel zelfs. De omgevingswet geeft de lagere overheden veel (meer) ruimte om zelfstandig te opereren. Zij kunnen zich ook nog steeds verlaten op sectorale planning; zie bijvoorbeeld het Utrechtse energieplan verderop in dit artikel. De ingebouwde eis in de wet dat burgers via participatie actief worden betrokken bij visies en plannen is ook al geen garantie voor een evenwichtig natuur- en landschapsbeleid. Meer zeggenschap van burgers over hun omgeving en van gemeenten via normstelling, kan ook leiden tot meer conflicten over die omgeving. De spanning tussen meer zeggenschap, van burgers en gemeenten, en de noodzaak van regionale regie en sturing wordt steeds meer voelbaar. Misschien een open deur maar volgens mij kan niet vaak genoeg worden gewezen op de enorme kwaliteit van ons historische ontginningslandschap. Het vlakke, groene land is kwetsbaar voor fragmentatie en verlies aan beeldkwaliteit, zoals ook de adviescolleges aangeven. En de ruimte in ons kleine landje

raakt ook een keer op. Mogelijk biedt de lopende ontwerpprijsvraag aanknopingspunten voor een aanpak van de stadsrandproblematiek die resulteert in hogere kwaliteit. Landschappelijk raamwerk In de polders Rijnenburg en Reijerscop, in de oksel van de A12/ A4, heeft de gemeente Utrecht een besluit genomen voor een energielandschap. Het gaat om 8 windturbines en 230 ha zonnevelden. Een indicatie hiervan treffen we aan bij de her en der geplaatste windturbines langs de infrastructuur bijvoorbeeld de A12, A4 en N11. Wat het Utrechtse voorbeeld storend en in deze tijd eigenlijk niet meer verkoopbaar maakt, is het ontbreken van een ruimtelijk plankader. Het omvangrijke en diverse stedelijke programma voor de metropolitane stadsranden vraagt om een groot landschappelijk idee op regioniveau. En dat “De aanspraak op de ruimte door stedelijke functies zal alleen maar toenemen”
Midden Delfland
moet ook niet alleen bij een idee blijven. Het is hoog tijd dat we weer gaan investeren in het landschap. Ditmaal niet omdat we last hebben van struikrovers in het moeras of productiegrond nodig hebben maar omdat de uitdijende stad en de stedeling daarom vragen. Een planvisie en een bijbehorend investeringsprogramma sluit naadloos aan bij het belang dat de regio’s zien in het ‘landschap als vestigingsfactor’. Maar dat vraagt lef en leiderschap. Het zou mooi zijn als het rijk en de regionale besturen samen met grote investeerders en beleggers zoals verzekeringsmaatschappijen en de ABP’s in onze wereld een coalition of the willing zou aangaan die zich deze opgave zou toe-eigenen. Het gaat immers over een kwestie van nationaal belang; het zeker stellen van een toekomst met kwaliteit.
Naar een vitale samenleving De planvorming in de metropoolregio’s biedt ook grote kansen voor sociale en democratische vernieuwing. De transitie die gaande is in de samenleving vraagt om een andere manier van bejegening van de burgers. Wantrouwen en controle moeten plaats maken voor vertrouwen en vrijheid. Die beweging vindt al plaats in de bestuurlijke praktijk van de regio’s. In plaats van het leunen op vaak moeizaam lopende structuuroplossingen (WGR e.a.), gaan de metropoolregio’s alle drie uit van vertrouwen als cement voor regionale samenwerking. Het is een kwestie van common sense om die nieuwe bestuurscultuur ook zijn doorwerking te geven naar de relatie met de lokale gemeenschappen.
Waardenontwikkeling De crux voor een eigentijdse, democratischere relatie overheid-burger is het bezigen van eenzelfde en voor eenieder begrijpelijke taal. Die nieuwe taal gaat over meer dan economie of mobiliteit en de opgaven die voortvloeien uit de klimaatverandering en verminderde biodiversiteit. Bij bewoners spelen ook andere, sociale en culturele waarden, leefbaarheid en gezondheid, en zaken als zeggenschap over de eigen omgeving en kwesties rond de persoonlijke leefkwaliteit een rol. De verschuiving van (sociaal)economisch denken naar bredere waardenontwikkeling en waardengericht beleid is op nationaal niveau zichtbaar in bijvoorbeeld verkenningen van planbureaus. De beweging op nationaal niveau kan ook gestalte krijgen in de planning op regionaal en lokaal niveau.
Zo kan beleidsmatig samenhang zichtbaar worden gemaakt tussen de individuele
Snuffelfiets Zeist FOTO CIVITY

dorpskern, woonwijk, bedrijventerrein of een deel van het buitengebied en de regio. Dat geldt dus ook voor deelsystemen zoals regionale landschapsplannen.
Zelforganisatie De regionale landschapsplanning biedt ook een kans om vormen van zelforganisatie in de samenleving te bevorderen. De overheid moet daartoe ruimte en geld beschikbaar stellen voor plannen en projecten van bewoners en lokale partijen. Vergelijkbaar met gemeentelijke wijkbudgetten voor revitalisatie van woongebieden. Logische aanknopingspunten bieden initiatieven en activiteiten die al plaats vinden in de wijk, zoals stadslandbouw, moestuinen, biodiversiteit, buurtondernemingen en energiecorporaties. Veel zaken die mensen hierin aanspreken verwijzen naar, wat wel wordt genoemd, de vitale samenleving. Daarin staan waarden centraal als gezond en actief zijn, vrijheid en verantwoordelijkheid, verbinding (tussen mensen, natuur en landschap), natuurlijkheid, zelf lokaal voedsel produceren en bijdragen aan anderen.
De -regionale- planvorming en zelforganisatie gaan hand in hand als doelen en belangen van bewoners en andere betrokkenen van meet af aan in de planvorming worden meegenomen. Oplossingen zitten in het combineren van belangen. Hier wordt al op kleine schaal mee geëxperimenteerd. Zoals bijvoorbeeld de bouw van een (of meer) windmolens waar bewoners zelf de inkomsten of besparingen op hun energierekening krijgen.
Slimme, betrokken burgers Misschien wel de grootste opgave is om de stadsbewoners enthousiast te maken voor landschapsplannen als het Utrechtse Ringpark. De plannen moeten in het ‘hart en de hoofden’ van de mensen komen. Hoe moeilijk dat is illustreert de communicatie rond het regionale landschapspark in Frankfurt.;
Van 340.000 verspreide formulieren onder bewoners om ideeën op te halen voor het park kwamen er slechts 130 (!) ingevuld terug. Wel inspiratie, maar geen voorbeeld voor het Utrechtse Ringpark! De smart city biedt enorme mogelijkheden om de communicatie naar en de betrokkenheid van bewoners een extra impuls te geven. Sensoren, apps en gedeelde data (via open sources) van overheid en burgers bieden tools voor een vruchtbare samenwerking. De ontwikkeling van smart citizenship draagt ook bij aan democratische vernieuwing. In verschillende steden, zoals Amersfoort en Amsterdam, zijn bewoners actief met het opzetten van eigen metingen en databanken. Een voorbeeld met landschappelijke doorwerking van dataplanning met burgers in de Utrechtse regio is de snuffelfiets die is uitgerust met een sensor om luchtkwaliteit te meten. Interessant aan dit project is dat hierin wordt samengewerkt tussen verschillende actoren. Met voordelen voor alle betrokkenen: dichter meetnet (RIVM), meer bewust kiezen voor bepaalde tijden of routes (bewoners), marktontwikkeling (bedrijven) en onderbouwing van beleidsmaatregelen (gemeente). Slot In de drie metropoolregio’s tekent zich een nieuw elan af in de ruimtelijke planvorming. Dat signaal kan optimaal te gelde worden gemaakt als de regionale landschapsplanning gelijktijdig inzet op vernieuwing van de ruimtelijke inrichting en vernieuwing van de dialoog met de samenleving. Voor beide doelen is een aanpak gericht op vertrouwen, betrokkenheid en zeggenschap van bewoners onontbeerlijk. Regionale regie en lokale belangen vinden elkaar door ieders verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke kwaliteit te respecteren. Sleutels zijn het ontstijgen van de sectorale planning en met bewoners in gesprek gaan over de kwaliteit van de gehele leefomgeving en de leef kwaliteit. Opgave voor de governance is ook om buitengebied en stad op te vatten als samenhangende entiteiten. De overwegingen voor een gezond landschap, zoals gehanteerd in de Utrechtse regio, vormen een handig aanknopingspunt voor die wederkerige aanpak, top down en bottom up.
Maar het gaat om meer dan nut. Het is een goed ding als we ook de schoonheid, het genieten, en op adem komen in de natuur gaan omarmen als kernwaarden in onze omgeving. En dat zijn waarden die uitstijgen boven het alomtegenwoordige rationele denken in geld, functies en nut. Dat voelt eenieder van ons op zijn klompen aan. Een erkenning van die notie zou ook beleidsmatig moeten doorwerken naar ons landschap. “De omgevingswet geeft ruimte om zelfstandig te opereren” LEES MEER Lees dit artikel ook online